Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

cemiplimab

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FF06

Sluiten

inotuzumab ozogamicine

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FB01

Sluiten

nivolumab

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FF01

Sluiten

daratumumab

monoklonale antilichamen bij maligniteiten L01FC01

Sluiten

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Libtayo XGVS Aanvullende monitoring Genzyme Europe bv

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
7 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Besponsa XGVS Pfizer bv

Toedieningsvorm
Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
1 mg
Verpakkingsvorm
flacon

Bevat na reconstitutie 0,25 mg/ml inotuzumab ozogamicine.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Opdivo XGVS Bristol-Myers Squibb

Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 4 ml, 10 ml, 12 ml, 24 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Darzalex XGVS Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
120 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 15 ml
Toedieningsvorm
Concentraat voor infusievloeistof
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml, 20 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Zie voor het advies over cemiplimab voor lokaal gevorderd of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van de huid (2022) de commissie BOM.

Voor de behandeling van plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.

  • ZIN-rapport 2021 cemiplimab Libtayo® eerstelijnsbehandeling van stadium IIIBC-IV niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen

Advies

Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie staat op hematologienederland.nl de geldende behandelrichtlijn (2024).

Advies

Zie voor de adviezen van de commissie BOM oncologische middelen op nvmo.org, onder nivolumab.

  • ZIN-rapport 2015 nivolumab Nivolumab BMS® plaveiselcel NSCLC
  • ZIN-rapport 2019 nivolumab Opdivo icm Yervoy® gevorderd niercelcarcinoom met intermediair ongunstig risicoprofiel
  • ZIN-rapport 2021 nivolumab Opdivo icm Yervoy® bij eerstelijnsbehandeling van inoperabel maligne pleuraal mesothelioom
  • ZIN-rapport 2021 nivolumab Opdivo icm Yervoy® gemetastaseerd nietkleincellig longcarcinoom bij volwassenen zonder sensibiliserende EGFRmutatie of ALK-translocatie
  • ZIN-rapport 2022 nivolumab Opdivo icm Cabometyx® bij eerstelijnsbehandeling van volwassen patienten met gevorderd niercelcarcinoom
  • ZIN-rapport 2022 nivolumab Opdivo® bij dMMR MSI solide tumoren na standaardbehandeling

Advies

Voor multipel myeloom staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn.

  • ZIN-rapport 2017 daratumumab Darzalex® in combinatie met bortezomib en dexamethason bij multipel myeloom
  • ZIN-rapport 2017 daratumumab Darzalex® in combinatie met lenalidomide en dexamethason bij multipel myeloom
  • ZIN-rapport 2025 daratumumab Darzalex® bij volwassen patiënten met nieuw gediagnosticeerde, systemische AL-amyloïdose

Indicaties

Cutaan plaveiselcelcarcinoom

  • Gemetastaseerd of lokaal gevorderd cutaan plaveiselcelcarcinoom (mCSCC of laCSCC), als monotherapie bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of curatieve radiotherapie.

Basaalcelcarcinoom

  • Lokaal gevorderd of gemetastaseerd basaalcelcarcinoom (laBCC of mBCC), als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie of intolerantie voor een hedghehog-signaalrouteremmer.

Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)

  • eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 50% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-aberraties, als monotherapie bij volwassenen met:
    • lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komen voor definitieve chemoradiotherapie óf;
    • gemetastaseerde ziekte.
  • eerstelijnsbehandeling van NSCLC met PD-L1-expressie (in ≥ 1% van de tumorcellen), zonder EGFR-, ALK- of ROS1-abberaties, in combinatie met platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen met:
    • lokaal gevorderde ziekte die niet in aanmerking komt voor definitieve chemoradiotherapie óf;
    • gemetastaseerde ziekte.

Cervixcarcinoom

  • Recidiverend of gemetastaseerd cervixcarcinoom, als monotherapie bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na platinabevattende chemotherapie.

Indicaties

  • Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie.
  • Philadelphiachromosoom-positieve (Ph+) gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie, indien ten minste één tyrosinekinaseremmer niet werkzaam is gebleken.

Indicaties

Melanoom

  • Gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie óf in combinatie met ipilimumab.
  • Adjuvante behandeling van stadium IIB- of IIC-melanoom of melanoom waar de lymfeklieren bij betrokken zijn, of bij gemetastaseerde ziekte na complete resectie, bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar als monotherapie.

Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)

  • Lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling met chemotherapie.
  • Gemetastaseerd NSCLC zónder sensibiliserende EGFR-mutatie of ALK-translocatie, bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab en platinumbevattende chemotherapie.
  • Reseceerbaar NSCLC met PD-L1-expressie ≥ 1% met een groot recidiefrisico, bij volwassenen als neoadjuvante behandeling in combinatie met platinumbevattende chemotherapie.
  • Reseceerbaar NSCLC met PDL1-expressie ≥ 1% met een groot recidiefrisico, bij volwassenen als neoadjuvante behandeling in combinatie met platinumbevattende chemotherapie, gevolgd door adjuvante behandeling als monotherapie.

Maligne pleuraal mesothelioom (MPM)

  • Inoperabel maligne pleuraal mesothelioom bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab.

Niercelcarcinoom (RCC)

  • Gevorderd RCC bij volwassenen na een eerdere behandeling, als monotherapie.
  • Gevorderd RCC met intermediair/ongunstig risicoprofiel bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab.
  • Gevorderd RCC bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met cabozantinib.

Klassiek Hodgkin-lymfoom (cHL)

  • Recidiverend of refractair cHL bij volwassenen als monotherapie ná autologe stamceltransplantatie (ASCT) en behandeling met brentuximab vedotin.

Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-/halsgebied (SCCHN)

  • Recidiverend of gemetastaseerd SCCHN bij volwassenen, als monotherapie na vertoonde ziekteprogressie tijdens of na behandeling met chemotherapie die platina bevat.

Urotheelcarcinoom

  • Eerstelijnsbehandeling van inoperabel of gemetastaseerd urotheelcarcinoom bij volwassenen, in combinatie met cisplatine en gemcitabine.
  • Lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd urotheelcarcinoom bij volwassenen, als monotherapie na falen van chemotherapie die platina bevat.
  • Adjuvante behandeling van spierinvasief urotheelcarcinoom (MIUC) met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1% en veel kans op terugkeer van de ziekte na radicale resectie van MIUC, als monotherapie.

Mismatch-repair-deficiënt (dMMR) of microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H) colorectaalcarcinoom (CRC)

  • dMMR of MSI-H CRC bij volwassenen, in combinatie met ipilimumab, als:
    • eerstelijnsbehandeling van inoperabel of gemetastaseerd CRC, óf
    • behandeling van gemetastaseerd CRC na eerdere behandeling met chemotherapie die fluoropyrimidine bevat.

Oesofageaal plaveiselcelcarcinoom (OSCC)

  • Inoperabel, gevorderd, recidiverend of gemetastaseerd OSCC met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1%, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab óf chemotherapie die fluoropyrimidine en platina bevat.
  • Inoperabel, gevorderd, recidiverend of gemetastaseerd OSCC bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling met chemotherapie die fluoropyrimidine en platina bevat.

Carcinoom van de oesofagus of gastro-oesofageale overgang (OC of GEJC)

  • Adjuvante behandeling van OC of GEJC bij volwassenen, nadat bij eerdere neoadjuvante behandeling met chemoradiotherapie nog pathologische restziekte is aangetoond, als monotherapie.

Adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang (GEJC) of oesofagus

  • Eerstelijnsbehandeling van HER2-negatief gevorderd of gemetastaseerd adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus bij volwassenen, bij wie de tumorgen PD-L1-expressie vertonen met een CPS (combined positive score) ≥ 5, in combinatie met fluoropyrimidine- en platinabevattende chemotherapie.

Hepatocellulair carcinoom (HC)

  • in combinatie met ipilimumab als eerstelijnsbehandeling van inoperabel of gevorderd HC, bij volwassenen.

Indicaties

Multipel myeloom

  • Nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor een autologe stamceltransplantatie:
    • in combinatie met lenalidomide en dexamethason (systemisch) (Rd-kuur) óf
    • in combinatie met bortezomib, melfalan en prednison (VMP-kuur).
  • Nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom bij volwassenen die wel in aanmerking komen voor een autologe stamceltransplantatie:
    • in combinatie met bortezomib, lenalidomide en dexamethason (systemisch) (VRd-kuur) óf
    • in combinatie met bortezomib, thalidomide en dexamethason (systemisch) (VTd-kuur).
  • Multipel myeloom bij volwassenen die minstens één eerdere behandeling hebben gehad:
    • in combinatie met lenalidomide en dexamethason (systemisch) (Rd-kuur) óf
    • in combinatie met bortezomib en dexamethason (systemisch) (Vd-kuur).
  • Gerecidiveerd en refractair multipel myeloom als monotherapie bij volwassenen, bij wie de voorgaande behandeling bestond uit een proteasoomremmer en een immunomodulerend middel en die bij de laatste behandeling ziekteprogressie hebben vertoond.
  • Gerecidiveerd en refractair multipel myeloom bij volwassenen die ofwel één eerdere behandellijn met een proteasoomremmer en lenalidomide hebben gehad en die refractair waren voor lenalidomide, ofwel die minstens twee eerdere behandellijnen hebben gehad, waaronder lenalidomide en een proteasoomremmer, en die bij de laatste behandeling ziekteprogressie hebben vertoond. Geef in combinatie met pomalidomide en dexamethason (systemisch) (Pd-kuur).

Lichte keten (AL)-amyloïdose

  • Nieuw gediagnosticeerde systemische AL-amyloïdose bij volwassenen:
    • in combinatie met bortezomib, cyclofosfamide en dexamethason (systemisch) (VCd-kuur).

Doseringen

Test bij niet-kleincellig longcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.

Klap alles open Klap alles dicht

Cutaan plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, cervixcarcinoom

Volwassenen (incl. ouderen ≥ 65 jaar)

350 mg elke 3 weken via i.v.-infusie gedurende 30 min. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.

Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).

Verminderde leverfunctie: bij een licht of matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine 1,0–3,0 × ULN en elke ASAT-waarde) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens.

Ernstige bijwerkingen: zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiereacties, pneumonitis, nefritis, hepatitis, colitis, hypofysitis, hypo- of hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, diabetes mellitus type I, infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, overige immuungerelateerde bijwerkingen) en voor de behandeling van deze bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1, en rubriek 4.4). Dosisverlaging van cemiplimab wordt niet aanbevolen.

Toediening: het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9 % of glucose-oplossing 5% tot een concentratie van 1 tot 20 mg/ml. Toedienen via i.v. infusie gedurende 30 min via een intraveneuze lijn met steriele, pyrogeenvrij, inline- of add-onfilter met geringe eiwitbinding (poriegrootte 0,2 tot 5 micron).

Doseringen

Vóór aanvang van de behandeling vaststellen dat de baseline CD22-positiviteit > 0% is met behulp van een gevalideerde en gevoelige test.

Premedicatie ter vermindering van infusiereacties voorafgaand aan de toediening wordt aanbevolen: een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.

Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.

Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.

Klap alles open Klap alles dicht

Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel ALL

Volwassenen (incl. ouderen)

Eerste cyclus: i.v.- infusie: 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²). De duur van cyclus 1 bedraagt 3 weken, maar kan worden verlengd tot 4 weken (dus met een behandelvrije week) bij het bereiken van een complete remissie (CR) of van een complete remissie met incompleet hematologisch herstel (CRi) en/of om tijd te geven voor herstel van een toxiciteit. Volgende cycli: 1,5 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,5 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien bij de vorige cyclus een CR/CRi bereikt is óf 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien géén CR/CRi bereikt is. De duur van de vervolgcyclus is 4 weken. Indien wordt overgegaan tot een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) is de aanbevolen behandelduur in totaal twee cycli; overweeg een derde cyclus indien géén CR óf CRi en minimale residuale ziekte-negativiteit bereikt is. Indien niet wordt overgegaan tot een HSCT kunnen max. 6 cycli worden toegediend; staak de behandeling indien binnen 3 cycli géén CR/CRi is bereikt.

Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min).

Leverfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine ≤ 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Inotuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde, tenzij het een gevolg is van hemolyse of van het syndroom van Gilbert; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.

(Ernstige bijwerkingen): zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, stijging leverenzymwaarde en bilirubine, VOD/SOS of andere ernstige levertoxiciteit, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten (CTCAE graad ≥ 2)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2, 3 en 4). Indien de dosis is verlaagd vanwege een toxiciteit, mag de dosis niet meer worden verhoogd.

Toediening: de verdunde oplossing als i.v.-infusie toedienen over een periode van 1 uur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.

Doseringen

Indien gespecificeerd voor de indicatie, voorafgaand aan de behandeling de PD-L1-expressie bevestigen of MSI-H/dMMR-tumorstatus beoordelen middels een gevalideerde test.

Klap alles open Klap alles dicht

Melanoom

Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar met lichaamsgewicht ≥ 50 kg

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt, voor de adjuvante behandeling max.12 maanden.

In combinatie met ipilimumab: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken. Combineer de eerste 4 doses met ipilimumab i.v. 3 mg/kg. Hierna als monotherapie vervolgen met nivolumab i.v. 240 mg elke 2 weken of 480 mg elke 4 weken. Start hiermee 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 240 mg elke 2 weken) óf 6 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 480 mg elke 4 weken). De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Kinderen ≥ 12 jaar met lichaamsgewicht < 50 kg

Monotherapie: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf 6 mg/kg elke 4 weken.

In combinatie met ipilimumab: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken. Combineer de eerste 4 doses met ipilimumab i.v. 3 mg/kg. Hierna als monotherapie vervolgen met nivolumab i.v. 3 mg/kg elke 2 weken óf 6 mg/kg elke 4 weken. Start hiermee 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 3 mg/kg elke 2 weken} óf 6 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 6 mg/kg elke 4 weken). De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.

In combinatie met ipilimumab en chemotherapie: i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken en chemotherapie elke 3 weken. Na afronden van 2 cycli chemotherapie de behandeling voortzetten met i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met 1 mg/kg ipilimumab elke 6 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

Neoadjuvante behandeling: i.v. 360 mg elke 3 weken in 3 cycli, in combinatie met chemotherapie.

Neoadjuvante en adjuvante behandeling: neoadjuvant i.v. 360 mg elke 3 weken in 4 cycli, in combinatie met chemotherapie. Gevolgd door adjuvante behandeling i.v. 480 mg elke 4 weken, als monotherapie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 13 cycli.

Maligne pleuraal mesothelioom (MPM)

Volwassenen

In combinatie met ipilimumab: i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

Niercelcarcinoom (RCC)

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

In combinatie met ipilimumab: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, dit voor de eerste 4 doses, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg elke 3 weken. Hierna vervolgen als monotherapie nivolumab: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. Geef de eerste dosis nivolumab 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie bij gebruik van 240 mg/2 weken óf 6 weken bij gebruik van 480 mg/4 weken. De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

In combinatie met cabozantinib: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg om de 4 weken. De combinatiebehandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, of voor nivolumab max. 24 maanden.

Klassiek Hodgkin-lymfoom (cHL)

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-/halsgebied (SCCHN)

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Urotheelcelcarcinoom

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Combinatietherapie: i.v. 360 mg elke 3 weken gedurende max. 6 cycli, gevolgd door nivolumab monotherapie i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken, in combinatie met cisplatine en gemcitabine. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

Spierinvasief urotheelcelcarcinoom (MIUC) (adjuvante behandeling)

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 12 maanden.

dMMR of MSI-H colorectaalcarcinoom

Volwassenen

Eerstelijnsbehandeling: i.v. 240 mg in combinatie met ipilimumab 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, gedurende max. 4 cycli, 3 weken na de laatste gift gevolgd door monotherapie met nivolumab: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

Behandeling na chemotherapie met fluoropyrimidine: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht, in combinatie met ipilimumab 1 mg/kg elke 3 weken, gedurende 4 cycli, 3 weken na de laatste gift gevolgd door monotherapie met nivolumab: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Oesofageaal plaveiselcelcarcinoom

Volwassenen

In combinatie met ipilimumab: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

In combinatie met chemotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf i.v. 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.

Carcinoom van de oesofagus of gastro-oesofageale overgang (OC of GEJC) (adjuvante behandeling)

Volwassenen

Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken gedurende 16 weken, gevolgd door 480 mg elke 4 weken óf direct starten met 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 12 maanden,

Adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus

Volwassenen

In combinatie met chemotherapie: i.v. 360 mg elke 3 weken óf i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

Hepatocellulair carcinoom (HC)

Volwassenen

In combinatie met ipilimumab: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht in combinatie met ipilimumab 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, max. 4 cycli. 3 weken na de laatste gift gevolgd door nivolumab monotherapie i.v. 240 mg elke 2 weken óf i.v. 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, max. 24 maanden.

Er zijn atypische responsen (bv. initiële transiënte toename in tumorgrootte of kleine, nieuwe laesies in de eerste paar maanden, gevolgd door krimp van de tumor) waargenomen; het wordt aanbevolen bij klinisch stabiele patiënten de behandeling voort te blijven zetten tot progressie van de ziekte daadwerkelijk is bevestigd.

Ouderen: een dosisaanpassing is in het algemeen niet nodig bij ouderen ≥ 65 jaar. Bij de indicaties SCCHN, adjuvant melanoom en eerstelijns-RCC in combinatie met cabozantinib zijn er onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar; bij de indicatie cHL bij ouderen ≥ 65 jaar.

Verminderde nierfunctie: bij lichte of matige nierfunctiestoornis (GFR ≥ 30 ml/min/1,73 m²) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis (GFR < 30 ml/min/1,73 m²).

Verminderde leverfunctie: bij lichte of matige leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (totaal bilirubine > 3 × ULN en aanwezigheid van ASAT); wees zeer voorzichtig.

Overzetten op ander toedieningsschema bij monotherapie: melanoom, niercelcarcinoom, OC, GEJC of MIUC (adjuvante behandeling): bij overzetten van 240 mg om de 2 weken naar 480 mg om de 4 weken, de eerste dosis van 480 mg geven 2 weken na de laatste 240 mg. Bij overzetten van 480 mg om de 4 weken naar 240 mg om de 2 weken, de eerste dosis van 240 mg geven 4 weken na de laatste 480 mg.

Dosisaanpassing of staken/onderbreken: dosisescalatie of - verhoging van nivolumab wordt niet aanbevolen bij mono- of combinatietherapie. Uitstel of staken van de behandeling kan nodig zijn afhankelijk van de individuele veiligheid en wat individueel verdraaglijk is. Zie voor gedetailleerde doseerrichtlijnen en aanwijzingen voor tijdelijk onderbreken of definitief staken bij immuungerelateerde bijwerkingen (en in combinatie met cabozantinib bij RCC ook leverenzymstijgingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 7 en rubriek 4.4). Staak nivolumab monotherapie of in combinatie met andere middelen definitief in geval van graad 4 of recidiverende graad 3 bijwerkingen, óf graad 2 of 3 bijwerkingen die aanhouden ondanks behandeling. Indien er in combinatie met ipilimumab aanleiding is één van beide middelen te onderbreken of te staken, ook het andere middel onderbreken of staken.

Toediening

  • Dien toe als i.v.-infusie gedurende 30 minuten bij een dosis van 240, 360 mg of 1-3 mg/kg lichaamsgewicht of 480 mg bij adjuvante behandeling van oesofaguscarcinoom of melanoom. Dien toe als i.v.-infusie gedurende 60 minuten bij een dosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht of van 480 mg voor de overige indicaties;
  • Bij het combineren met ipilimumab en/of chemotherapie, nivolumab als eerste toedienen, dan ipilimumab (indien van toepassing) en daarna eventueel chemotherapie op dezelfde dag;
  • Dien toe via een steriel niet-pyrogeen inline-filter met lage eiwitbinding (poriegrootte 0,2–1,2 microm);
  • Het totale volume van de infusie bij een lichaamsgewicht ≥ 40 kg is maximaal 160 ml; bij een lichaamsgewicht < 40 kg maximaal 4 ml/kg;
  • Niet als push- of bolusinjectie toedienen;
  • Gebruik aparte infuuszakken en filters voor iedere infusie.

Doseringen

Vanwege de kans op infusiegerelateerde bijwerkingen premedicatie geven. Geef ca. 1–3 uur vóór elke toediening: bij monotherapie: i.v. methylprednisolon 100 mg (of de equivalente dosis van een middellang- of langwerkend corticosteroïd) + oraal een antipyreticum (paracetamol 650–1000 mg) + oraal of i.v.-antihistaminicum. Na de tweede toediening kan de dosis van het i.v.-corticosteroïd eventueel worden verlaagd (oraal of i.v. methylprednisolon 60 mg of equivalent). Combinatietherapie: i.v. dexamethason 20 mg (of een equivalent) + oraal antipyreticum (paracetamol 650–1000 mg) + oraal of i.v.-antihistaminicum. Na de eerste toediening kan de dosis dexamethason eventueel ook oraal worden gegeven. Aanvullende corticosteroïden in het kader van een achtergrondbehandeling (bv. prednison) niet gebruiken op de dagen van de infusie met daratumumab als dexamethason als premedicatie is gegeven.

Geef ter preventie van uitgestelde infusiegerelateerde bijwerkingen bij monotherapie op elk van de 2 dagen ná elke toediening (te beginnen op de eerste dag na de toediening) een oraal corticosteroïd (bv. methylprednisolon 20 mg); bij combinatietherapie overwegen om op de dag na de toediening een lage dosis oraal methylprednisolon (≤ 20 mg) of een equivalent te geven. Dit is wellicht niet nodig als voor de achtergrondbehandeling al een corticosteroïd (bv. dexamethason of prednison) gegeven wordt.

Overweeg bij een voorgeschiedenis van COPD na de toediening het gebruik van kort- en langwerkende bronchodilatantia en inhalatiecorticosteroïden (dit geldt vooral na de eerste 4 toedieningen).

Overweeg tevens een antivirale profylaxe ter preventie van reactivatie van het Herpes zoster-virus.

Klap alles open Klap alles dicht

Nieuw gediagnosticeerd multipel myeloom

Volwassenen (incl. ouderen)

In combinatie met lenalidomide en dexamethason (Rd-kuur): 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie óf 1800 mg via s.c.-injectie. Week 1 t/m 8: deze dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 24: tweewekelijks toedienen (= 8 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen. Dexamethason toedienen in een dosis van 40 mg/week óf bij ouderen > 75 jaar in een verlaagde dosis van 20 mg/week. Zie voor de dosering van lenalidomide: lenalidomide#doseringen.

In combinatie met bortezomib, melfalan en prednison (VMP-kuur): 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie óf 1800 mg via s.c.-injectie. Week 1 t/m 6: deze dosis wekelijks toedienen (= 6 doses); week 7 t/m 54: driewekelijks toedienen (= 16 doses) en vanaf week 55 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen. Dosering prednison: volwassenen 60 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1, 2, 3 en 4 bij een cyclusduur van 6 weken. Zie voor overige doseringen de betreffende geneesmiddelteksten bortezomib#doseringen, melfalan#doseringen.

In combinatie met bortezomib, thalidomide en dexamethason (VTd-kuur): 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie óf 1800 mg via s.c.-injectie. Inductiefase: week 1 t/m 8 de dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 16 tweewekelijks toedienen (= 4 doses). Onderbreek de behandeling voor hoge dosis chemotherapie en autologe stamceltransplantatie. Consolidatiefase: week 1 t/m 8 de dosis tweewekelijks toedienen (= 4 doses). Dosering dexamethason 4-weekse cycli 1 en 2: 40 mg op dag 1, 2, 8, 9, 15, 16, 22 en 23; cycli 3 en 4: 40 mg op dag 1 en 2 en 20 mg op dag 8, 9, 15 en 16; cycli 5 en 6: 20 mg op dag 1, 2, 8, 9, 15, 16. Zie voor de overige doseringen de betreffende geneesmiddelteksten bortezomib#doseringen. thalidomide#doseringen.

In combinatie met bortezomib, lenalidomide en dexamethason (VRd-kuur): 1800 mg via s.c.-injectie. Inductiefase: week 1 t/m 8 de dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 16 tweewekelijks toedienen (= 4 doses). Onderbreek de behandeling voor hoge dosis chemotherapie en autologe stamceltransplantatie. Consolidatiefase: week 17 t/m 24 de dosis tweewekelijks toedienen (= 4 doses). Onderhoud: week 25 tot ziekteprogressie: De dosis vierwekelijks toedienen. Daratumumab kan worden gestopt bij een minimal residual disease (MRD-)negativiteit van 12 maanden bij een onderhoudsbehandelduur van ten minste 24 maanden. Dosering dexamethason 40 mg op dag 1-4 en 9-12 van 4-weekse cyclus tijdens inductie en consolidatie (cycli 1-6).

Multipel myeloom, waarvoor minstens 1 behandeling

Volwassenen (incl. ouderen)

In combinatie met lenalidomide en dexamethason (Rd-kuur): 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie óf 1800 mg via s.c.-injectie. Week 1 t/m 8: deze dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 24: tweewekelijks toedienen (= 8 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen. Dexamethason toedienen in een dosis van 40 mg/week óf bij ouderen > 75 jaar in een verlaagde dosis van 20 mg/week. Zie voor de dosering van lenalidomide: lenalidomide#doseringen.

In combinatie met pomalidomide en dexamethason (Pd-kuur): 1800 mg via s.c.-injectie. Week 1 t/m 8: deze dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 24: tweewekelijks toedienen (= 8 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen. Dexamethason toedienen in een dosis van 40 mg/week óf bij ouderen > 75 jaar in een verlaagde dosis van 20 mg/week. Zie voor de dosering van pomalidomide: pomalidomide#doseringen.

Gerecidiveerd en refractair multipel myeloom

Volwassenen (incl. ouderen)

Monotherapie: 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie óf 1800 mg via s.c.-injectie. Week 1 t/m 8: deze dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 24: tweewekelijks toedienen (= 8 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen. Zie voor de dosering van lenalidomide en dexamethason: lenalidomide#doseringen.

In combinatie met bortezomib en dexamethason (Vd-kuur): 16 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infusie óf 1800 mg via s.c.-injectie. Week 1 t/m 9: deze dosis wekelijks toedienen (= 9 doses); week 10 t/m 24: driewekelijks toedienen (= 5 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen. Dosering dexamethason: 20 mg toegediend op dag 1, 2, 4, 5, 8, 9, 11 en 12 van de eerste 8 behandelcycli van 3 weken met bortezomib óf 20 mg/week bij een leeftijd ≥ 75 jaar, een BMI < 18,5, bij diabetes mellitus die slecht onder controle is of eerdere intolerantie voor steroïden. Zie voor de dosering van bortezomib bortezomib#doseringen.

AL-amyloïdose

Volwassenen (incl. ouderen)

In combinatie met bortezomib, cyclofosfamide en dexamethason (VCd-kuur):1800 mg via s.c.-injectie. Week 1 t/m 8: deze dosis wekelijks toedienen (= 8 doses); week 9 t/m 24: tweewekelijks toedienen (= 8 doses) en vanaf week 25 tot aan ziekteprogressie: vierwekelijks toedienen. Zie voor de overige doseringen de betreffende geneesmiddelteksten bortezomib#doseringen. cyclofosfamide#doseringen.

Bij verminderde nierfunctie: de dosering hoeft niet te worden aangepast.

Bij verminderde leverfunctie: de dosering hoeft niet te worden aangepast.

Bij overslaan van een geplande dosis: deze dosis zo snel mogelijk inhalen en het behandelschema in overeenstemming daarmee aanpassen, met behoud van het behandelinterval.

Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) infusiegerelateerde bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.

Toediening: de injectievloeistof is alléén bestemd voor subcutane toediening. Het concentraat voor infusievloeistof is alléén bestemd voor i.v.-infusie; deze dient eerst te worden verdund met steriele fysiologische zoutoplossing (0,9 % NaCl). De s.c.-injectievloeistof in de buik toedienen in ca 3-5 min. Bij opeenvolgende injecties de toedieningsplaats afwisselen. Voor de i.v.-infusievloeistof zijn de infusiesnelheid en/of het verdunningsvolume verschillend voor de eerste, tweede en daaropvolgende infusies en verder afhankelijk van het wel of niet optreden van infusiegerelateerde reacties; zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).

Bijwerkingen

Een aantal bijwerkingen hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid, obstipatie, diarree, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Vermoeidheid (incl. asthenie). Verminderde eetlust. Hoest. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculeus, maculo-papuleus, bulleus; dermatitis, pemfigoïd, psoriasis). Skeletspierpijn. Anemie.

Vaak (1-10%): braken, stomatitis, colitis. Infusiegerelateerde reactie. Hypertensie. Urineweginfectie. Perifere neuropathie. Actinische keratose. Pneumonitis, dyspneu. Stomatitis. Hepatitis. Hoofdpijn, koorts, oedeem. Nefritis. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Stijging waarden in bloed van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase en creatinine.

Soms (0,1-1%): myocarditis, pericarditis. Immuungemedieerde gastritis. Sjögren-syndroom. Spierzwakte, polymyalgia rheumatica (PMR), myositis, artritis. Thyroïditis, hypofysitis, bijnierinsufficiëntie. Stijging waarden in bloed van TSH, bilirubine. (Immuungemedieerde) trombocytopenie.

Zelden (0,01-0,1%): Diabetes mellitus type I. Chronische inflammatoire demyeliniserende polyradiculoneuropathie, meningitis, encefalitis, Paraneoplastische encefalomyelitis, myasthenia gravis. Keratitis. Verlaagde bloedwaarde van TSH.

Verder zijn gemeld: afstoting van getransplanteerde organen. Niet-infectieuze cystitis. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Coeliakie. Pancreatische exocriene insufficiëntie.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bacteriëmie, sepsis. Luchtweginfecties. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen. Hoofdpijn. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Bloedneus. (Febriele) neutropenie (bij resp. ca. 26 en 49%), leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 51%), anemie. Stijging ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase en hyperbilirubinemie.

Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Bloeding in centraal zenuwstelsel. Maag-darmbloeding, abdominale distensie, ascites. Veno-occlusieve leverziekte of sinusoïdaal-obstructie syndroom (VOD/SOS). Tumorlysissyndroom, hyperurikemie. QT-verlenging. Pancytopenie. Stijging amylase, lipase.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Een aantal bijwerkingen bij nivolumab monotherapie en/of combinatietherapie met ipilimumab of cabozantinib hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.

Monotherapie

Zeer vaak (> 10%): diarree, misselijkheid, verminderde eetlust, obstipatie, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Dyspneu, hoesten. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculopapuleus, papulosquameus, vesiculeus, folliculair, pustuleus, gegeneraliseerd, dermatitis (ook acneïform, allergisch, psoriasiform, exfoliatief), geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd). Spierpijn, artralgie. Vermoeidheid, hoofdpijn, koorts. Hyperglykemie . Hyper- of hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypo- of hypercalciëmie. Anemie, leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie. Stijging van de spiegel van ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine.

Vaak (1-10%): hypertensie. Tachycardie, atriumfibrilleren. (Immuungerelateerde) pneumonitis of interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld), pleurale effusie. Stomatitis, droge mond, braken, colitis. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Droge ogen, wazig zien. Droge huid, erytheem, vitiligo, alopecia, urticaria. Duizeligheid, perifere neuropathie. Artritis. nierfalen (fatale afloop is gemeld). Pijn op de borst, oedeem. Gewichtsverlies. Hypo- of hyperthyroïdie, thyroïditis. Hypoglykemie. Dehydratie, hypermagnesiëmie, hypernatriëmie, stijging totaal bilirubine.

Soms (0,1-1%): myocarditis, aritmie, pericardiale aandoeningen (pericarditis, pericardiale effusie, cardiale tamponade, Dressler-syndroom). Pneumonie (fatale afloop is gemeld), bronchitis, longinfiltratie. Gastritis. Hepatitis (fatale afloop is gemeld). Pancreatitis. Aseptische meningitis. Tubulo-interstitiële nefritis Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (zoals parese van N. facialis en N. abducens). Uveïtis. Rosacea, psoriasis, erythema multiforme. Polymyalgia rheumatica. Bijnierinsufficiëntie, hypopituïtarisme, hypofysitis, diabetes mellitus. Metabole acidose.

Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Myocarditis. Vasculitis. Duodenumulcus, pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie. Cholestase. Guillain-Barrésyndroom, demyelinisatie, myastheen syndroom, encefalitis (fataal verloop is gemeld), optische neuritis. Myopathie, myositis, rabdomyolyse, syndroom van Sjögren. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom; fatale afloop is bij beide gemeld. Histiocytaire necrotiserende lymfadenitis (ziekte van Kikuchi). Diabetische ketoacidose, hypoparathyroïdie.

Verder zijn gemeld: tumorlysissyndroom. Myelitis (incl. myelitis transversa). Sarcoïdose, afstoting van transplantaat. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada (vooral bij patiënten van Aziatische afkomst; met de symptomen acute ernstige uveïtis, visusdaling, depigmentatie in en rondom de ogen en neurologische afwijkingen). Lichen sclerosus en andere lichen huidziekten.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Als monotherapie of combinatietherapie (i.v. of s.c.)

Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties (bij ca. 10-40% tijdens eerste infusie; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen). Pneumonie (vaker bij ouderen), bovensteluchtweginfectie (bij ca. 39%), Covid-19 (bij ca. 21%). bronchitis, dyspneu, hoesten. Hypertensie. Hoofdpijn, verminderde eetlust, slapeloosheid. Perifere sensorische neuropathie. Misselijkheid, braken, obstipatie, diarree. Vermoeidheid, koorts, perifeer oedeem, asthenie. Spierspasmen, rugpijn, artralgie. Neutropenie (bij ca. 44%; CTCAE-graad 3–4 ca. 39%), lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 31%; graad 3–4 ca. 19%), anemie, leukopenie.

Vaak (1-10%): atriumfibrilleren. Pancreatitis. Urineweginfectie. Paresthesie. Huiduitslag, jeuk. Bij de injectievloeistof: huidreacties of erytheem op de injectieplaats. Griep, koude rillingen, sepsis (vaker bij ouderen), cytomegalovirusinfectie, COVID-19. Longoedeem. Niet-cardiale pijn op de borst. Hyperglykemie, hypocalciëmie, dehydratie.

Soms (0,1-1%): reactivatie van een eerdere hepatitis B (HBV-)infectie, soms met fataal verloop.

Zelden (0,1-1%): anafylactische reactie.

Er is een theoretische kans op hemolyse, omdat CD38 ook voorkomt op het oppervlak van rode bloedcellen, zij het in geringere mate.

  • Informatie van Lareb over dit middel
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.

Vóór het starten van cemiplimab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva (uitgezonderd fysiologische doses systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent)) vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid. Ná het starten van cemiplimab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.

Interacties

Vaccinatie met levende virale vaccins wordt niet aanbevolen gedurende ten minste 2 weken vóór de start van de behandeling, tijdens de behandeling en tot het herstel van B-lymfocyten na de laatste behandelcyclus.

Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Bij combinatie het QT-interval nauwgezet controleren.

Er zijn van dit middel verder geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met inotuzumab ozogamicine. Inotuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.

Interacties

Vóór het starten van nivolumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek. Ná het starten van nivolumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.

Interacties

Van daratumumab zijn geen geneesmiddelinteracties bekend. Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.

Zwangerschap

Humaan IgG passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.

Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetus met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.

Zwangerschap

Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken vooral bij doses toxisch voor het moederdier.

Advies: Gebruik ontraden.

Vruchtbaarheid: Op basis van niet-klinische bevindingen wordt aangenomen dat inotuzumab ozogamicine de voortplantingsfunctie en vruchtbaarheid kan aantasten. Bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen: bij mannelijke dieren testiculaire degeneratie (in combinatie met hypospermie), atrofie van de prostaat en de zaadblaasjes; bij vrouwelijke dieren atrofie van de eierstokken, uterus, vagina en borstklieren. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.

Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 8 maanden en mannen tot 5 maanden na de therapie.

Zwangerschap

Humaan IgG4 passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (dosisafhankelijke stijging in foetusverlies en verhoogde neonatale mortaliteit). Bij PD-1 'knock out'-muizen zijn tevens immunologische stoornissen bij de nakomelingen geconstateerd.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.

Zwangerschap

Humaan IgG1 passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.

Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onbekend. Monoklonale antilichamen hebben een relatief lange eliminatiehalfwaardetijd en kunnen nog enkele maanden aanwezig zijn in het bloed van het kind. Nadelige effecten zijn niet uitgesloten.

Advies: Gebruik ontraden.

Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cemiplimab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 4 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 2 maanden na de therapie.

Lactatie

Overgang in moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.

Advies: Het gebruik of het geven van borstvoeding ontraden.

Contra-indicaties

  • (een geschiedenis van) bevestigde diagnose van ernstige of aanhoudende veno-occlusieve leverziekte/sinusoïdaal-obstructiesyndroom (VOD/SOS);
  • ernstig aanhoudende leverziekte zoals cirrose, nodulaire regeneratieve hyperplasie, actieve hepatitis.

Contra-indicaties

Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.

Waarschuwingen en voorzorgen

Controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van één of meer immuungerelateerde bijwerkingen (bv. pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), huiduitslag, Guillain-Barrésyndroom, myastheen syndroom, meningo-encefalitis) en andere immuungerelateerde bijwerkingen (zoals paraneoplastische encefalomyelitis, meningitis, myositis, niet-infectieuze cystitis, hemofagocytaire lymfohistiocytose). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de nierfunctie, leverfunctie (ALAT, ASAT, bilirubine) en de schildklierfunctie controleren. Afhankelijk van de ernst van immuungerelateerde bijwerkingen de behandeling onderbreken of definitief staken en een behandeling starten met corticosteroïden en/of ondersteunende zorg (incl. zonodig hormoonvervangende therapie). Cemiplimab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven (zie ook de rubriek Interacties).

Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.

Onderzoeksgegevens: er zijn te weinig gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.) om een doseeradvies te geven; er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) en een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De gegevens bij ouderen ≥ 75 jaar zijn beperkt. Patiënten met de volgende aandoeningen werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:

  • (een voorgeschiedenis van) auto-immuunziekte waarvoor systemische therapie met immunosuppressiva nodig is gedurende de afgelopen 5 jaar (2 jaar bij NSCLC);
  • actieve infectie, waaronder HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
  • een ECOG-score ≥ 2;
  • een voorgeschiedenis van solide-orgaantransplantatie (alléén bij CSCC en BC);
  • eerdere behandeling met een anti-PD-1/PD-L1 of met andere 'checkpoint'-remmers (alléén bij CSCC en BC).

Bij CSCC tevens: actieve hersenmetastasen, een voorgeschiedenis van pneumonitis gedurende de afgelopen 5 jaar, chronische lymfatische leukemie.

Bij NSCLC tevens: aberraties is EGFR, ALK of ROS1 van het tumorgenoom, een voorgeschiedenis van interstitiële longziekte, patiënten die nooit hebben gerookt.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hematologische toxiciteit: ernstige bloedbeeldafwijkingen met levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis inotuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedceltelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie tijdens de behandeling en na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen, te verlagen of de behandeling definitief te staken. Zonodig profylactisch middelen tegen infecties geven.

Hepatotoxiciteit: levensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Controleer bij alle patiënten vóór en na elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter levertesten uitvoeren en controleren op symptomen van leverziekte. Controleer bij alle patiënten tevens nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Risicofactoren voor het optreden van VOD/SOS zijn een leeftijd van ≥ 55 jaar, een voorgeschiedenis van leverziekte en/of hepatitis, een eerdere HSCT, een groter aantal behandelcycli, salvagebehandelingen opgestart in een later stadium. De kans op VOD/SOS is vooral significant groter indien ná inotuzumab ozogamicine een HSCT wordt uitgevoerd; VOD/SOS treedt bij ≥ 50% van de patiënten op indien sprake is van een leeftijd ≥ 65 jaar, een serumbilirubine ≥ ULN (voor aanvang van de HSCT) of een HSCT-conditioneringsschema met 2 alkylerende middelen. De behandeling definitief staken indien VOD/SOS optreedt.

Infusiereacties: klachten en verschijnselen die tijdens en na de toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie. Daarom de infusie toedienen onder nauwlettende klinische controle en het wordt aanbevolen vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt gedurende ten minste 1 uur na het einde van de infusie controleren op deze reacties. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.

Tumorlysissyndroom: bij hoge tumorlast kunnen ernstige complicaties optreden zoals acuut nierfalen. Daarom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.

Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitaal of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling elektrolyten controleren en ECG beoordelen.

Controleer regelmatig op verhogingen van amylase en lipase.

Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine > 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Het gebruik is niet onderzocht bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min). Zie ook de informatie onder Hepatotoxiciteit: in deze rubriek.

Waarschuwingen en voorzorgen

Bij de combinatie met ipilimumab zijn cardiopulmonale bijwerkingen (o.a. atriumfibrillatie, ventriculaire aritmie, longembolie) gezien. Controleer voortdurend nauwgezet op cardiale en pulmonale bijwerkingen. Controleer vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling op klinische tekenen, symptomen en laboratoriumafwijkingen die kunnen wijzen op verstoringen van de water- en elektrolytenbalans. Staak de combinatiebehandeling bij levensbedreigende of opnieuw optredende, ernstige cardiale en pulmonale bijwerkingen.

Controleer bij aanvang van en periodiek tijdens de behandeling de schildklierfunctie. Bij symptomatische hypothyroïdie de behandeling onderbreken en hormonale substitutietherapie starten. Bij symptomatische hyperthyroïdie het gebruik van nivolumab achterwege laten en indien nodig anti-thyroïde medicatie starten. Staak nivolumab of nivolumab plus ipilimumab definitief bij een levensbedreigend karakter van de schildklierstoornis (bv. thyrotoxische storm).

Controleer voortdurend tijdens én tot ten minste 5 maanden na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name pneumonitis, gastritis, duodenitis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hypopituïtarisme), spiertoxiciteit (myositis, myocarditis en rabdomyolyse), huiduitslag en verder pancreatitis, uveïtis (incl. syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada), demyelinisatie, neuropathie, Guillain-Barré-syndroom, myasthenia gravis, myastheen syndroom, aseptische meningitis, encefalitis, sarcoïdose en hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH)). Deze bijwerkingen komen voor bij zowel nivolumab monotherapie als in combinatie met ipilimumab, bij verschillende doseringen en bij de verschillende tumortypes. In klinisch onderzoek was echter definitief staken van de behandeling vaker nodig bij de combinatie met ipilimumab of cabozantinib dan bij monotherapie. Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking de behandeling staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Andere immunosuppressiva kunnen worden toegevoegd indien geen verbetering optreedt. Nivolumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken in geval van CTCAE-graad 2 of 3 bijwerkingen die aanhouden ondanks behandeling en in geval van graad 4 of opnieuw optredende graad 3 bijwerkingen. Gebruik bij een eerdere ernstige immuungerelateerde bijwerking van de huid door gebruik van immunostimulerende oncolytica moet worden afgewogen.

Afstoting van transplantaat is gemeld bij PD-1-remmers; weeg bij dergelijke patiënten zorgvuldig het voordeel van de therapie tegen het verwachte voordeel van de therapie.

Bij ernstige infusiereacties de behandeling staken; bij lichte of matige infusiereacties kan de toediening worden voortgezet onder nauwlettende controle.

Bij verschillende indicaties is in klinisch onderzoek een vertraagd effect gezien van nivolumab, vaak bij kenmerken voor een slechtere prognose en/of agressieve ziekte. Houd hier rekening mee. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.4.

Onderzoeksgegevens: wees zeer voorzichtig bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (totaal bilirubine > 1,5 × ULN en een verhoogde ASAT-waarde) vanwege onvoldoende gegevens; er zijn tevens onvoldoende gegevens bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld, behalve bij kinderen ≥ 12 jaar met melanoom. Bij de indicaties SCCHN, adjuvant melanoom en adjuvant OC of GEJC zijn er onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar, bij de indicatie cHL bij ouderen ≥ 65 jaar. Zie voor informatie over patiënten met specifieke kenmerken die uitgesloten werden van klinisch onderzoek per indicatie de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.4.

Waarschuwingen en voorzorgen

Hepatitis B-reactivatie is gemeld. Screen daarom iedere patiënt vóór het begin van de behandeling op HBsAg en HBcAg. Ook patiënten die al behandeld worden met daratumumab en van wie de HBV-serologie onbekend is, moeten worden getest. Bij positieve hepatitis B-serologie voorafgaande aan de behandeling zonodig een leverspecialist raadplegen. Bij een aangetoonde eerdere HBV-infectie nauwgezet monitoren tijdens de behandeling en gedurende ten minste 6 maanden na de laatste infusie met daratumumab. Bij patiënten die tijdens de behandeling virale hepatitis ontwikkelen, de behandeling onmiddellijk onderbreken en een leverspecialist raadplegen; in overleg kan op een later tijdstip eventueel de behandeling met daratumumab worden hervat.

Infusiegerelateerde reacties (IRR's): deze reacties komen bij de eerste infusie bij ca. 37% van de patiënten voor en bij de eerste injectie bij ca. 11%. Bij de volgende infusies kwamen IRR's bij 2–6% van de patiënten voor en bij volgende injecties bij < 1 %. Na onderbreken van de therapie (gedurende een mediaan van 3,75 maanden) vanwege allogene stamceltransplantatie, komen deze reacties na hervatten van de therapie bij 11% van de patiënten voor bij de eerste infusie na de stamceltransplantatie. De mediane tijd tot optreden na infusie is ca. 1,5 uur en na injectie ca 3,7 uur, maar ook uitgestelde reacties komen voor (tot 2 dagen na toediening). De meest voorkómende symptomen zijn misselijkheid, braken, koude rillingen, hoesten, keelirritatie en neusverstopping en minder vaak piepende ademhaling, koorts, jeuk, ongemak op de borst en hypotensie. Er hebben zich echter ook ernstige reacties voorgedaan zoals anafylactische reactie met symptomen als bronchospasme, dyspneu, hypoxie, hypertensie, larynxoedeem, longoedeem en bijwerkingen met betrekking tot het oog, zoals choroïdale vochtophoping, acute myopie en acuut gesloten-hoekglaucoom. Deze ernstige reacties kunnen levensbedreigend zijn en mogelijk fataal. Monitor de patiënt daarom tijdens de gehele toediening en in de periode na de toediening. Zie voor preventieve medicatie voor deze reacties de rubriek Dosering. Bij optreden van lichte tot matige reacties de infusie onderbreken en bij herstarten van de infusie de infusiesnelheid verlagen. Bij levensbedreigende infusiereacties de behandeling definitief staken.

Controleer tijdens de behandeling regelmatig het volledige bloedbeeld. Volg bij combinatietherapie hierbij de voorschriften van de betreffende fabrikant. Het wordt afgeraden de dosis van daratumumab te verlagen; overweeg een ondersteunende behandeling, bv. met bloedtransfusies of groeifactoren. Controleer bij neutropenie op tekenen van infectie; het kan nodig zijn de behandeling op te schorten tot herstel van het bloedbeeld.

Invloed op klinische testen: daratumumab is een humaan IgGκ-antilichaam en kan interfereren met de klinische monitoring van endogeen M-proteïne (middels serumproteïne-elektroforese (SPE) of immunofixatie (IFE)) en kan daardoor bij patiënten met IgGκ-myeloomproteïne invloed hebben op de bepaling van de complete respons en van de ziekteprogressie. Verder komt CD38 in geringe mate tot expressie op rode bloedcellen; daratumumab kan daardoor aanleiding geven tot fout-positieve serologische testen, zoals de indirecte Coombs-test, tot ca. 6 maanden na de laatste infusie. Typeer en screen patiënten voorafgaand aan de behandeling. Informeer het bloedtransfusiecentrum over deze interferentie met serologische testen als een bloedtransfusie is gepland.

Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij kinderen (< 18 j.) en relatief weinig gegevens bij een verminderde nier- en/of leverfunctie. In farmacokinetische analyse werd echter geen klinisch significant verschil gezien in de blootstelling aan daratumumab tussen patiënten met lever- of nierinsufficiëntie en een normale lever- of nierfunctie. De werkzaamheid van de subcutane injectie bij een lichaamsgewicht > 120 kg is niet vastgesteld.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met inotuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met nivolumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Neem voor informatie over een vergiftiging met daratumumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Eigenschappen

Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Cemiplimab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt cemiplimab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.

Kinetische gegevens

Metabolisering (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren.
T 1/2el ca. 20,3 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een recombinant gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD22 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine. Het CD22-antigeen is een transmembraan glycoproteïne dat specifiek op het oppervlak van B-cellen voorkomt. N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine is een cytotoxische stof. Na binding aan CD22 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD22-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazide intracellulair wordt afgegeven. Na activering induceert N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.

Kinetische gegevens

V d ca. 0,17 l/kg (inotuzumab ozogamicine).
Metabolisering IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent.
T 1/2el ca. 12 dagen (inotuzumab ozogamicine).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Nivolumab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt nivolumab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.

Kinetische gegevens

Metabolisering (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren.
T 1/2el ca. 27 dagen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Humaan immunoglobuline G1 (IgG1κ) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Daratumumab bindt zich aan het CD38-eiwit, dat in hoge mate tot expressie komt op het oppervlak van multipel myeloom-tumorcellen. Daarnaast komt het CD38-eiwit in variërende mate voor op het oppervlak van andere celtypen (bv. rode bloedcellen) en weefsels. In in vitro-studies met daratumumab is immunologisch gemedieerde tumorceldoding gezien, waarschijnlijk door complementafhankelijke cytotoxiciteit, antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit en antilichaamafhankelijke cellulaire fagocytose. In vivo liet het gebruik van daratumumab groeiremming zien van tumorcellen die CD38 tot expressie brengen.

Kinetische gegevens

F 69% na s.c.-toediening.
T max 70–72 uur na s.c.-toediening.
V d ca. 0,057 l/kg.
Metabolisering (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren.
Eliminatie de 'steady-state'-concentratie wordt na ca. 5 maanden bereikt.
T 1/2el ca. 9 dagen (begin van de behandeling); oplopend tot ca. 18 dagen (monotherapie) en 22–23 dagen (combinatietherapie) bij volledige verzadiging van de doelgemedieerde klaring bij herhaalde toediening.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

cemiplimab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • amivantamab (L01FX18) Vergelijk
  • atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotin (L01FX05) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • daratumumab (L01FC01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • enfortumab vedotin (L01FX13) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • nivolumab (L01FF01) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotin (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
  • tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
  • talquetamab (L01FX29) Vergelijk
  • teclistamab (L01FX24) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
  • zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk

Groepsinformatie

inotuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • amivantamab (L01FX18) Vergelijk
  • atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotin (L01FX05) Vergelijk
  • cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • daratumumab (L01FC01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • enfortumab vedotin (L01FX13) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • nivolumab (L01FF01) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotin (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
  • tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
  • talquetamab (L01FX29) Vergelijk
  • teclistamab (L01FX24) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
  • zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk

Groepsinformatie

nivolumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • amivantamab (L01FX18) Vergelijk
  • atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotin (L01FX05) Vergelijk
  • cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • daratumumab (L01FC01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • enfortumab vedotin (L01FX13) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotin (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
  • tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
  • talquetamab (L01FX29) Vergelijk
  • teclistamab (L01FX24) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
  • zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk

Groepsinformatie

daratumumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.

  • amivantamab (L01FX18) Vergelijk
  • atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
  • avelumab (L01FF04) Vergelijk
  • bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
  • blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
  • brentuximab vedotin (L01FX05) Vergelijk
  • cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
  • cetuximab (L01FE01) Vergelijk
  • dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
  • dostarlimab (L01FF07) Vergelijk
  • durvalumab (L01FF03) Vergelijk
  • elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
  • enfortumab vedotin (L01FX13) Vergelijk
  • gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
  • inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
  • ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
  • isatuximab (L01FC02) Vergelijk
  • mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
  • nivolumab (L01FF01) Vergelijk
  • obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
  • panitumumab (L01FE02) Vergelijk
  • pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
  • pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
  • polatuzumab vedotin (L01FX14) Vergelijk
  • ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
  • rituximab (L01FA01) Vergelijk
  • sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
  • tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
  • talquetamab (L01FX29) Vergelijk
  • teclistamab (L01FX24) Vergelijk
  • trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
  • trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
  • trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
  • zolbetuximab (L01FX31) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • monoklonale antilichamen bij maligniteiten

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Geneesmiddelinformatie voor patiënten
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
  • Toegankelijkheid
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".