Samenstelling
Dupixent XGVS Aanvullende monitoring Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 2 ml, voorgevulde spuit 2 ml (= 300 mg)
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 175 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,14 ml, voorgevulde spuit 1,14 ml (= 200 mg)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kevzara XGVS Aanvullende monitoring Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen à 150 mg (1,14 ml), wegwerpspuit à 150 mg (1,14 ml)
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- pen à 200 mg (1,14 ml), wegwerpspuit à 200 mg (1,14 ml)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Dupilumab komt bij volwassen patiënten met ernstig constitutioneel eczeem in aanmerking bij onvoldoende effect van intensieve lokale therapie en na falen van ten minste één systemisch immunosuppressivum in adequate dosering. Bij kinderen ≥ 12 jaar met ernstig eczeem is dupilumab geïndiceerd bij onvoldoende effect van intensieve lokale therapie of indien afbouwen van dermatocorticosteroïden naar een veilig onderhoudsschema niet lukt.
Zie de NVKNO-richtlijn voor de behandeling van Chronische rinosinusitis (CRS) en neuspoliep op de richtlijnendatabase.nl.
Advies
Start een NSAID ter vermindering van pijn- en stijfheidsklachten en verwijs een patiënt met een vermoeden van reumatoïde artritis zo snel mogelijk naar de reumatoloog; snel starten met antirheumatica geeft veel gezondheidswinst en verbetert de prognose aanzienlijk. Behandel in de tweedelijnszorg direct volgens de ‘step-up’- of ‘step-down’-strategie, met methotrexaat in beide gevallen als basis. Intensieve monitoring is van belang zodat tijdige aanpassing van de strategie kan plaatsvinden. Voeg een conventionele DMARD (sulfasalazine, leflunomide) en evt. een glucocorticoïde toe of bouw deze middelen af. Schakel bij onvoldoende effect of intolerantie over op methotrexaat i.c.m. een biological DMARD (TNF-a-blokker, tocilizumab, abatacept, rituximab). Overweeg als laatste keus, bij refractaire reumatoïde artritis, methotrexaat i.c.m. een alternatieve conventionele DMARD, zoals ciclosporine, anakinra, azathioprine, cyclofosfamide of aurothiomalaat.
Voor dit middel is nog geen plaatsbepaling bekend bij de behandeling van reumatoïde artritis (geregistreerd eind september 2017).
Indicaties
- Matig-ernstig tot ernstig constitutioneel eczeem bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar die in aanmerking komen voor een systemische behandeling.
- Aanvullende onderhoudsbehandeling bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar met ernstig astma met type 2 ontsteking gekenmerkt door verhoogde bloed-eosinofielen en/of verhoogde FeNO die onvoldoende onder controle is ondanks hoog gedoseerde inhalatiecorticosteroïden en een ander geneesmiddel voor onderhoudsbehandeling.
- Aanvullende behandeling met intranasale corticosteroïden bij volwassenen met ernstige chronische rinosinusitis met neuspoliepen (CRSwNP) die onvoldoende onder controle is ondanks systemische corticosteroïden en/of chirurgie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen die onvoldoende reageren op, of intolerant zijn voor, één of meer DMARD's. Toepassen in combinatie met methotrexaat (MTX); eventueel als monotherapie bij intolerantie voor MTX of als MTX niet geschikt is.
Gerelateerde informatie
Dosering
Matig-ernstig tot ernstig constitutioneel eczeem:
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar met ≥ 60 kg lichaamsgewicht:
Begindosering s.c. 600 mg (twee injecties van 300 mg na elkaar en op verschillende injectieplaatsen), gevolgd door 300 mg 1×/2 weken. Overweeg de behandeling te staken indien na 16 weken geen respons is opgetreden. Bij een aanvankelijk gedeeltelijke respons kan bij doorbehandelen na 16 weken nog een verbetering optreden. Als een onderbreking van de behandeling met dupilumab noodzakelijk wordt, kunnen patiënten nog steeds met succes opnieuw behandeld worden. Tijdens de behandeling kan zonodig tevens een lokaal corticosteroïd worden gebruikt. Een lokaal calcineurine-remmer is ook mogelijk, maar deze alleen gebruiken bij probleemgebieden zoals het gezicht, de hals, intertrigineuze gebieden en de genitaliën.
Kinderen ≥ 12 jaar met < 60 kg lichaamsgewicht:
Begindosering s.c. 400 mg (twee injecties van 200 mg na elkaar en op verschillende injectieplaatsen), gevolgd door 200 mg 1×/2 weken. Overweeg de behandeling te staken indien na 16 weken geen respons is opgetreden. Bij een aanvankelijk gedeeltelijke respons kan bij doorbehandelen na weken nog een verbetering optreden. Als een onderbreking van de behandeling met dupilumab noodzakelijk wordt, kunnen patiënten nog steeds met succes opnieuw behandeld worden. Tijdens de behandeling kan zonodig tevens een lokaal corticosteroïd worden gebruikt. Een lokale calcineurine-remmer is ook mogelijk, maar deze alleen gebruiken bij probleemgebieden zoals het gezicht, de hals, intertrigineuze gebieden en de genitaliën.
Ernstig eosinofiel astma:
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:
Begindosering s.c. 400 mg (twee injecties van 200 mg) gevolgd door 200 mg 1×/ 2 weken. Bij gebruik van orale corticosteroïden of comorbide matig-ernstig tot ernstig constitutioneel eczeem of volwassenen met comorbide ernstige chronische rinosinusitis met neuspoliepen: begindosering s.c. 600 mg (twee injecties van 300 mg), gevolgd door 300 mg 1×/2 weken.
Chronische rinosinusitis met neuspoliepen:
Volwassenen:
Begindosering s.c. 300 mg, gevolgd door 300 mg 1×/2 weken. Overweeg de behandeling te staken indien na 24 weken geen respons is opgetreden. Bij een aanvankelijk gedeeltelijke respons kan bij doorbehandelen na 24 weken nog een verbetering optreden.
Ouderen: er is geen dosisaanpassing nodig.
Verminderde nierfunctie: bij licht tot matig gestoorde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig gestoorde nierfunctie kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Gemiste dosis: een vergeten dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen; hierna doorgaan met het normale tijdschema.
Toedieningsinformatie: de voorgevulde spuit niet schudden. Subcutaan toedienen in dij of buik, met uitzondering van 5 cm rond de navel. Bij dosis met twee injecties deze na elkaar toedienen. Wissel van injectieplaats bij iedere injectie. Indien iemand anders de injectie toedient, kan de bovenarm ook worden gebruikt. Niet injecteren in pijnlijke, beschadigde of gekneusde huid of in de buurt van littekenweefsel.
Dosering
Matige tot ernstige reumatoïde artritis:
Volwassenen incl. > 65 jaar
200 mg s.c., 1×/2 weken. Verlaag naar 150 mg 1×/2 weken om neutropenie, trombocytopenie en verhoogde ASAT/ALAT-waarden onder controle te houden. Bij ANC > 1 × 10 9/l dosering handhaven; bij ANC 0,5–1 onderbreken tot > 1, dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen naar 200 mg/2 weken; bij ANC < 0,5 de behandeling staken. Indien zich een ernstige infectie ontwikkelt de behandeling tijdelijk onderbreken tot de infectie onder controle is. Bij bloedplaatjes 50–100 × 10 9/l onderbreken tot > 100, de behandeling dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/2 weken; bij < 50 (herhaald vastgesteld) de behandeling staken. Bij een ALAT-waarde > 1–3× 'upper limit of normale range' (ULN): overweeg dosisaanpassing van eventueel gelijktijdig toegediende DMARD's; bij ALAT > 3–5× ULN de behandeling onderbreken tot < 3 × ULN, dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/2 weken; bij ALAT > 5× de ULN, de behandeling staken.
Nierfunctiestoornis: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig, de toepassing bij een ernstige nierfunctiestoornis is niet onderzocht.
Leverfunctiestoornis: toepassing bij een gestoorde leverfunctie wordt niet aanbevolen, omdat het effect op de kinetiek per dosering niet onderzocht is.
Een vergeten dosis alsnog toedienen als maximaal 3 dagen verstreken zijn sinds de vergeten dosis; de volgende dosis volgens het normale schema toedienen. Als 4 of meer dagen zijn verstreken, de volgende dosis volgens het normale schema toedienen.
Toedieningsinformatie: de volledige inhoud van de spuit/pen als subcutane injectie toedienen, hierbij de injectieplaats (buik, dij of bovenarm) bij iedere injectie afwisselen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): reactie op de injectieplaats zoals pijn, zwelling, jeuk en erytheem
Vaak (1-10%): (allergische) conjunctivitis, oculaire pruritus, blefaritis. Orale herpes. Hoofdpijn. Eosinofilie.
Zeer zelden (< 0,01%): serumziekte/serumziekte-achtige verschijnselen, anafylactische reactie.
Verder zijn gemeld: ernstige infecties, waaronder eczema herpeticum. Artralgie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): neutropenie.
Vaak (1-10%): infectie van de bovenste luchtwegen, nasofaryngitis, orale herpes, urineweginfectie. Trombocytopenie. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Verhoogde ASAT/ALAT-waarden. Erytheem of jeuk op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): pneumonie, cellulitis.
Verder gemeld zijn: opportunistische infecties zijn o.a. tuberculose, candidiasis en pneumocystose. Herpes zoster.
Interacties
Vanwege de kans op ernstige infecties tijdens de therapie géén levende vaccins toedienen. Geïnactiveerde of niet-levende vaccins kunnen wel worden toegediend; voor zover bekend wordt daarbij doorgaans een adequate immuunrespons bereikt.
Er zijn geen aanwijzingen dat interacties tussen dupilumab en diverse CYP-enzymen (CYP1A2, CYP3A4, CYP2C19, CYP2D6, en CYP2C9) waarschijnlijk zijn.
Interacties
CYP-enzymen: Verhoogde IL-6-waarden kunnen downregulatie van CYP-activiteit (specifiek van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP3A4) veroorzaken en daarmee de geneesmiddelconcentraties van middelen die substraat zijn voor deze enzymen, verhogen. Blokkering van IL-6-signalering door sarilumab kan de CYP-activiteit herstellen. Controleer het effect van CYP-substraten, met name bij middelen met een nauwe therapeutische breedte waarvan de dosis individueel aangepast is; voorbeelden zijn controle van de INR bij vitamine K-antagonisten en van de plasmaspiegel bij theofylline. Het effect van CYP3A4-substraten (bv. orale anticonceptiva of statinen) kan afnemen door sarilumab. De wisselwerking met substraten van andere CYP's (CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6) is onvoldoende onderzocht.
Vaccins: combinatie met levende en levende verzwakte vaccins vermijden omdat de veiligheid hiervan niet is vastgesteld; immuniseer daarom bij voorkeur voorafgaand aan de behandeling met sarilumab. Het interval tussen vaccinatie met een levend vaccin en het begin van de behandeling met sarilumab dient in lijn te zijn met de richtlijnen voor vaccinaties met betrekking tot immunosuppressiva.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: bij de mens onvoldoende gegevens, bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. IgG gaat over in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: onbekend. Humaan IgG1 wordt echter uitgescheiden in de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infectie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige overgevoeligheidsreacties (onmiddellijk of vertraagd) zijn gemeld, waaronder zeer zelden serumziekte/serumziekte-achtige symptomen. Laat de patiënt zich direct melden bij eerste symptomen van een overgevoeligheidsreactie; staak de toediening onmiddellijk bij een ernstige overgevoeligheidsreactie en stel een passende therapie in.
Niet gebruiken voor het behandelen van acute astmasymptomen, exacerbaties, bronchospasmen of status asthmaticus.
Bij intestinale worminfecties kan dupilumab een negatieve invloed hebben op de reactie van het immuunsysteem; daarom vóór aanvang van de behandeling bestaande intestinale worminfecties behandelen. Stop dupilumab als tijdens de behandeling een worminfectie optreedt die niet goed reageert op behandeling.
Bij het ontwikkelen van een onbehandelbare conjunctivitis tijdens de behandeling, een oogonderzoek laten uitvoeren.
Behandeling voor comorbide astma bij matig-ernstig tot ernstig constitutioneel eczeem of ernstige CRSwNP niet aanpassen of stopzetten zonder overleg. Na staken van dupilumab de patiënt met comorbide astma zorgvuldig volgen.
Type 2 ontstekingsbiomarkers kunnen worden onderdrukt door systemisch gebruik van corticosteroïden. Gebruik van corticosteroïden niet abrupt staken maar geleidelijk afbouwen. Systemische ontwenningssymptomen en/of aandoeningen kunnen zichtbaar worden.
Ernstige systemische eosinofilie kan optreden bij patiënten die behandeld worden voor astma, soms met eosinofiele pneumonie en vasculitis die overeenkomt met eosinofiele granulomatose met polyangiitis (EGPA). Gevallen van vasculitis met EGPA zijn ook gemeld bij volwassen patiënten met CRSwNP en comorbide astma. Het kan samenhangen met het verlagen van de behandeling met orale corticosteroïden. Let op vasculitische uitslag, verslechterende pulmonale symptomen, cardiale complicaties en/of neuropathie.
Vorming van neutraliserende antistoffen is gemeld. Het heeft in het algemeen geen invloed op blootstelling aan dupilumab, veiligheid en werkzaamheid.
Onderzoeksgegevens: er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 65 jaar en bij patiënten met een verminderde nierfunctie. Dupilumab is niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen met constitutioneel eczeem < 12 jaar, bij kinderen met ernstig astma < 12 jaar en bij kinderen < 18 jaar met CRSwNP zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
- Infecties: Niet toepassen bij een actieve infectie (waaronder ook lokale infecties). Wees voorzichtig bij patiënten met een vergroot risico voor infecties. Overweeg de baten en risico's van de behandeling alvorens deze te beginnen bij patiënten met een chronische of recidiverende infectie, HIV-infectie, voorgeschiedenis van ernstige of opportunistische infectie, andere onderliggende aandoeningen die vatbaarder maken voor infecties, die zijn blootgesteld aan tuberculose (onderzoek op latente infectie), leven in of reizen naar gebieden met endemische tuberculose of endemische mycose. Volg elke patiënt nauwkeurig op de ontwikkeling van klachten en symptomen van een infectie, vooral oudere patiënten. Onderbreek de behandeling tijdelijk als zich een ernstige of opportunistische infectie ontwikkelt.
- Neutrofielen: het absolute neutrofielen aantal (ANC) controleren voor aanvang van de behandeling; start niet bij een ANC < 2 × 109/l. Controleer het aantal neutrofielen ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; staak de behandeling bij een ANC < 0,5 × 109/l.
- Bloedplaatjes: controleer het aantal bloedplaatjes voor aanvang van de behandeling; start niet bij een aantal < 150 × 109/l. Controleer het aantal bloedplaatjes ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; staak de behandeling bij < 50 × 109/liter.
- Lever: controleer voorafgaand aan de behandeling de levertransaminasen; start niet bij een ALAT- of ASAT-waarde > 1,5× de 'upper limit of normal range' (ULN). Controleer 4–8 weken na start van de medicatie; bij een ALAT-waarde > 5× de ULN, de behandeling staken. Controleer daarna om de 3 maanden. Het effect van een leverfunctiestoornis op de kinetiek per dosering is niet onderzocht. Bij een gestoorde leverfunctie (o.a. bij patiënten met een positieve uitslag voor hepatitis B of C) niet toepassen.
- Lipiden: controleer 4–8 weken na start van de medicatie en daarna iedere 6 maanden.
- Gastro-intestinale perforatie is gemeld, met name als gevolg van complicaties van diverticulitis; wees voorzichtig bij patiënten met een voorgeschiedenis van intestinale ulcera of diverticulitis. De meeste gevallen zijn gemeld bij patiënten die gelijktijdig NSAID's, corticosteroïden of methotrexaat gebruikten.
- Maligniteiten zijn gemeld in klinisch onderzoek.
- Veiligheid vaccinaties: immuniseer voorafgaand aan de behandeling met sarilumab, omdat de veiligheid van gelijktijdig gebruik van sarilumab en levende of levende verzwakte vaccins niet is vastgesteld.
- De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met dupilumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem bij overdosering met sarilumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant humaan IgG4 monoklonaal antilichaam dat de signaaltransductie blokkeert via de type I-receptor (IL-4Rα/γc) voor IL-4 en via de type II-receptor (IL-4Rα/IL13Rα) voor zowel IL-4 als IL-13. IL-4 en IL-13 zijn type 2-cytokinen (inclusief Th2) die een belangrijke rol spelen bij ziekten met ontsteking type 2, zoals atopisch eczeem en astma.
Kinetische gegevens
F | s.c. ca. 64%. |
T max | 3–7 dagen. |
V d | 0,07 l/kg. |
Metabolisering | op dezelfde manier als endogeen immunoglobuline via intracellulair katabolisme tot kleine peptiden en aminozuren. |
Overig | de steady-state-concentratie wordt doorgaans bereikt in week 16. Na staken van de behandeling is de mediane tijd tot daling van de dupilumabconcentratie tot onder de laagst detecteerbare limiet, ca. 10 weken. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunosuppressivum, interleukineremmer. Humaan monoklonaal antilichaam (subtype IgG1), bindt aan en blokkeert de IL-6-receptor (IL-6Rα). Remt daardoor de IL-6-gemedieerde signalering, waarbij glycoproteïne 130 en STAT-3 betrokken zijn. IL-6 is een cytokine dat diverse cellulaire responsen stimuleert, zoals proliferatie, differentiatie, overleving en apoptose. Het kan hepatocyten activeren om acute-fase-eiwitten vrij te geven, waaronder C-reactieve proteïne (CRP) en serumamyloïd A. IL-6 speelt een rol bij migratie en activering van T-cellen, B-cellen, monocyten en osteoclasten, wat bij patiënten met reumatoïde artritis leidt tot bot-erosie, synoviale en systemische ontstekingen.
Kinetische gegevens
F | ca. 80%. |
T max | 2–4 dagen. |
V d | 0,12 l/kg. |
Metabolisering | Afbraak tot kleine peptiden en aminozuren, vergelijkbaar met endogeen IgG. |
Eliminatie | lineair en non-lineair. Niet via nier of lever. |
T 1/2el | 8–10 dagen (initieel), 21 dagen (effectief bij steady-state-concentratie). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
dupilumab hoort bij de groep interleukine antagonisten.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk
Groepsinformatie
sarilumab hoort bij de groep interleukine antagonisten.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk