Samenstelling
Imfinzi XGVS AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2,4 ml, 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Erbitux XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 20 ml, 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bavencio XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
MabThera XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Bevat tevens: per flacon 10 ml natrium 52,6 mg, per flacon 50 ml natrium 263 mg.
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof voor s.c.-gebruik
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 11,7 ml
Eén flacon bevat 1400 mg rituximab.
Rixathon XGVS Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Bevat tevens: natrium.
Ruxience XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Truxima XGVS Mundipharma Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Bevat tevens: natrium.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM op Oncologische middelen onder durvalumab op nvmo.org.
Voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom en kleincellig longcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Voor de behandeling van colorectaal carcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van hoofd-halstumoren staat op richtlijnendatabase.nl.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Voor de behandeling van Merkel-celcarcinoom bestaan lokale protocollen.
Zie voor de behandeling van niercelcarcinoom de geldende richtlijn op richtlijnendatabase.nl.
- ZIN-rapport 2020 avelumab Bavencio® icm Inlyta® eerstelijnsbehandeling van volwassen patiënten met gevorderd niercelcarcinoom
- ZIN-rapport 2021 avelumab Bavencio® eerstelijns onderhoudsbehandeling van volwassen patiënten met lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom die progressievrij zijn na platina-gebaseerde chemotherapie
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Rituximab komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
Indicaties
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- Lokaal gevorderd, niet operatief te verwijderen NSCLC bij volwassenen als monotherapie, indien de tumoren PD-L1 tot expressie brengen op ≥ 1% van de tumorcellen én indien de ziekte geen progressie heeft vertoond na platinumbevattende therapie met radiotherapie.
- gemetastaseerd NSCLC zonder sensibiliserende EGFR-mutaties of ALK-positieve mutaties bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met tremelimumab en platinumbevattende chemotherapie.
Kleincellig longcarcinoom in een gevorderd stadium (ES-SCLC)
- ES-SCLC bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling in combinatie met etoposide en carboplatine of cisplatine.
Cholangiocarcinoom
- Irresectabel of gemetastaseerd cholangiocarcinoom bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling in combinatie met gemcitabine en cisplatine.
Hepatocellulair carcinoom (HCC)
- gevorderd of irresectabel HCC bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling, als monotherapie of in combinatie met tremelimumab.
Endometriumcarcinoom
- Eerstelijnsbehandeling van primair gevorderd of recidiverend endometriumcarcinoom bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische therapie, in combinatie met paclitaxel en carboplatine. Gevolgd door onderhoudsbehandeling met:
- durvalumab monotherapie bij endometriumcarcinoom met een 'mismatch repair'-deficiëntie (dMMR) of;
- durvalumab in combinatie met olaparib bij endometriumcarcinoom dat 'mismatch repair'-proficiënt (pMMR) is.
Indicaties
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom met EGFR-expressie en het wild-type RAS-gen (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS):
- in combinatie met chemotherapie op basis van irinotecan;
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met FOLFOX (folinezuur (calciumzout, systemisch), 5-fluoro-uracil en oxaliplatine);
- als monotherapie na falen van oxaliplatine en irinotecan of bij niet-verdragen van irinotecan.
Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied:
- in combinatie met bestraling bij lokaal gevorderde ziekte;
- in combinatie met platinabevattende chemotherapie bij recidiverende en/of gemetastaseerde ziekte.
Indicaties
- Gemetastaseerd Merkelcel-carcinoom (MCC) als monotherapie bij volwassenen;
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom (UC) als monotherapie voor de eerstelijns-onderhoudsbehandeling van volwassenen die progressievrij zijn na chemotherapie die platina bevat;
- Gevorderd niercelcarcinoom (RCC) in combinatie met axitinib als eerstelijnsbehandeling bij volwassenen.
Indicaties
Infusievloeistof
Non-Hodgkinlymfoom (NHL)
- bij volwassenen met nog niet eerder behandeld stadium III–IV folliculair lymfoom, in combinatie met chemotherapie;
- bij volwassenen met folliculair lymfoom dat respons geeft op inductiechemotherapie, als onderhoudsbehandeling;
- bij volwassenen met stadium III–IV folliculair lymfoom dat chemotherapieresistent is of bij een tweede of volgend recidief na chemotherapie, als monotherapie;
- bij volwassenen met CD20-positief diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom, in combinatie met CHOP-chemotherapie (cyclofosfamide, doxorubicine, vincristine en prednison óf prednisolon (syst.));
- bij kinderen ≥ 6 maanden met niet eerder behandeld gevorderd CD20-positief diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL), Burkitt-lymfoom (BL)/Burkitt-leukemie (rijpe B-cel acute leukemie (BAL)) of Burkitt-achtig lymfoom (BLL), in combinatie met chemotherapie (Lymphome Malin B (LMB)) (Mabthera, Rixathon).
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
- bij volwassenen met onbehandelde en recidiverende/refractaire chronische lymfatische leukemie (CLL), in combinatie met chemotherapie.
Er zijn relatief weinig gegevens beschikbaar over de werkzaamheid en veiligheid bij patiënten die eerder zijn behandeld met monoklonale antilichamen, waaronder rituximab, of bij patiënten die refractair bleken voor eerdere behandeling met rituximab in combinatie met chemotherapie.
Reumatoïde artritis (RA)
- bij volwassenen met ernstige actieve reumatoïde artritis met een inadequate respons op, of intolerantie voor, behandeling met één of meer 'disease-modifying anti-rheumatic drugs' (DMARD's) waaronder één of meer TNF-blokkerende middelen, in combinatie met methotrexaat (bij inflammatoire aandoening).
Ernstige actieve granulomatose met polyangiitis (ziekte van Wegener, GPA) en microscopische polyangiitis (MPA)
- bij volwassenen in combinatie met glucocorticoïden;
- bij kinderen ≥ 2 jaar als inductietherapie, in combinatie met glucocorticoïden (Mabthera®, Rixathon®).
Pemphigus vulgaris (PV)
- Bij volwassenen met matig-ernstige tot ernstige ziekte.
Injectievloeistof (subcutaan)
Non-Hodgkinlymfoom
- Folliculair non-Hodgkinlymfoom:
- bij volwassenen met nog niet eerder behandeld stadium III–IV folliculair lymfoom, in combinatie met chemotherapie;
- bij volwassenen met folliculair lymfoom dat respons geeft op inductiechemotherapie, als onderhoudsbehandeling.
- Bij volwassenen met CD20-positief diffuus grootcellig B-cel non-Hodgkinlymfoom, in combinatie met CHOP-chemotherapie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij NSCLC vóór aanvang van de behandeling de tumorexpressie van PD-L1 bevestigen met een gevalideerde test.
Bij endometriumcarcinoom vóór aanvang van de behandeling de tumor-MMR-status bevestigen met een gevalideerde test.
Lokaal gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 10 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf 1500 mg elke 4 weken, als monotherapie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, met een maximale duur van 12 maanden.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: i.v. 10 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf 20 mg/kg elke 4 weken.
Gemetastaseerd NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 1500 mg elke 3 weken gedurende 4 cycli, al dan niet in combinatie met tremelimumab en platinumbevattende chemotherapie. Dien eerst tremelimumab toe, daarna durvalumab en als laatst de chemotherapie. Daarna i.v. 1500 mg als monotherapie elke 4 weken en op histologie gebaseerde onderhoudstherapie met pemetrexed elke 4 weken. In week 16 een vijfde dosis tremelimumab naast durvalumab geven. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering verlagen naar 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Gevorderd kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 1500 mg in combinatie met chemotherapie, elke 3 weken gedurende 4 cycli. Durvalumab voorafgaand aan chemotherapie op dezelfde dag toedienen. Daarna 1500 mg als monotherapie elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Cholangiocarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 36 kg: i.v. 1500 mg in combinatie met chemotherapie elke 3 weken gedurende 8 cycli. Durvalumab voorafgaand aan chemotherapie op dezelfde dag toedienen. Daarna i.v. 1500 mg als monotherapie elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 36 kg:de dosering verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Hepatocellulair carcinoom (HCC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: als monotherapie: i.v. 1500 mg elke 4 weken.
Als combinatietherapie: i.v. 1500 mg, in combinatie met een eenmalige dosis tremelimumab van 300 mg (of 4 mg/kg lichaamsgewicht bij lichaamsgewicht ≤ 40 kg) op dag 1 van cyclus 1. Durvalumab ná tremelimumab op dezelfde dag toedienen. Daarna i.v. 1500 mg als monotherapie elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Endometriumcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 1120 mg in combinatie met chemotherapie elke 3 weken gedurende minimaal 4-6 cycli. Gevolgd door durvalumab i.v. 1500 mg elke 4 weken als monotherapie bij dMMR óf in combinatie met olaparib 300 mg 2×/dag bij pMMR. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering tijdens de onderhoudsfase verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN of bilirubine > 1,0-1,5 × ULN en elke ASAT) of matig verminderde leverfunctie (bilirubine > 1,5-3,0 × ULN en elke ASAT) is geen dosisaanpassing nodig. Het effect van een ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) op de farmacokintiek van durvalumab is onbekend. Vanwege de geringe betrokkenheid van de lever bij de klaring van durvalumab, wordt geen effect verwacht.
(Ernstige) bijwerkingen: dosisescalatie of -vermindering van durvalumab wordt niet aanbevolen. Zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 2, zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening: voor toediening het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9% of glucose-oplossing 5% tot een eindconcentratie van 1–15 mg/ml. De oplossing voorzichtig omkeren, maar niet schudden. Toedienen via een i.v.-infuus met behulp van een steriel laag-eiwitbindend inlinefilter over een periode van 60 min. Bij graad 1 (of 2) infusiegerelateerde bijwerkingen over een langere periode toedienen. Dien geen andere geneesmiddelen toe over dezelfde infusielijn. Bij combinatietherapie in de eerste cyclus ca. 1 uur (maximaal 2 uur) tussen de verschillende infusies aanhouden. Als zich geen problemen voordoen kan in de volgende cycli durvalumab direct na tremelimumab worden toegediend, en kan chemotherapie 30 min na durvalumamb worden gestart.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom de wild-type RAS-status (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS) aantonen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.
Geef ten minste 1 uur vóór elke infusie, premedicatie bestaand uit een antihistaminicum en een corticosteroïd; observeer de patiënt tijdens en ten minste gedurende 1–2 uur na de infusie op infusiegerelateerde bijwerkingen (2 uur bij de eerste infusie en 1 uur bij vervolginfusies). Als profylaxe van huidreacties orale tetracyclinen (6-8 weken) en hydrocortisoncrème 1% met vochtinbrenger overwegen. Zie voor beide bijwerkingen ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom, plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied
Volwassenen
I.v.: oplaaddosis 400 mg/m² lichaamsoppervlak, na een week gevolgd door 250 mg/m² 1×/week.
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom (monotherapie of combinatietherapie) de behandeling voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen.
Bij lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab toedienen gelijktijdig met bestralingstherapie: de behandeling met cetuximab beginnen 1 week vóór de radiotherapie, de behandeling voortzetten tot het einde van de periode met radiotherapie. Bij recidiverende en/of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab in combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie toedienen, gevolgd door cetuximab als onderhoudstherapie. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen. De onderhoudstherapie voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt.
Ouderen (> 65 j):
Een dosisaanpassing is in principe niet nodig. De ervaring bij ouderen ≥ 75 jaar is echter beperkt. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/cardiovasculaire bijwerkingen.
Verminderde nierfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een serumcreatinine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij serumtransaminasen ≤ 5 × ULN en bilirubine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, oogaandoeningen) de officiële productinformatie van CGB/EMA (rubriek 4.4; link op deze bladzijde).
Toediening: cetuximab i.v. toedienen met een infuuspomp, druppelinfuus of injectiepomp. Vóór toediening met infusiepomp of druppelinfuus kan de cetuximab-oplossing verdund worden met een steriele NaCl-oplossing (0,9%). De initiële dosis langzaam toedienen met een infusiesnelheid van max. 5 mg/min; aanbevolen infusietijd is 120 min. De volgende wekelijkse doses toedienen met een infusiesnelheid van max. 10 mg/min; aanbevolen infusietijd is 60 min.
Doseringen
Voorafgaand aan de eerste 4 infusies premedicatie geven: een antihistaminicum en paracetamol. Daarna premedicatie geven indien nog noodzakelijk.
Gemetastaseerd Merkel-celcarcinoom, lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom en gevorderd niercelcarcinoom:
Volwassenen (incl. ouderen):
800 mg elke 2 weken, i.v. gedurende 60 min. Zie voor de dosering van (oraal) axitinib axitinib#doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. De behandeling kan ook voortgezet worden bij radiologisch aangetoonde ziekteprogressie die niet gepaard gaat met een significante klinische achteruitgang, zonder verandering in performance status gedurende meer dan twee weken en geen noodzaak van salvage-therapie.
Verminderde nierfunctie: bij lichte of matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij lichte leverfunctiestoornis (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN óf bilirubine 1–1½ × ULN) hoeft de dosering niet te worden aangepast; er zijn onvoldoende gegevens beschikbaar voor een eventuele dosisaanpassing bij een matig-ernstige of ernstige leverfunctiestoornis.
Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, colitis, hepatitis (bij monotherapie of in combinatie met axitinib), pancreatitis, myocarditis, nefritis en nierdisfunctie, endocrinopathieën, overige immuungerelateerde bijwerkingen, infusiegerelateerde bijwerkingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 1, en tevens rubriek 4.4). Dosisverlaging of -verhoging wordt ontraden. Zie voor eventuele noodzakelijke dosisaanpassingen (of onderbrekingen/staken) van axitinib#doseringen bij speciale patiëntgroepen, bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers of -inductoren en bij toxiciteit de geneesmiddeltekst.
Toediening: het concentraat volgens de instructies van de fabrikant verdunnen en via een intraveneuze lijn met een in-line- of 'add-on'-filter (0,2 microm met lage eiwitbinding) gedurende 60 min toedienen. Niet toedienen als een i.v.-push- of bolusinjectie.
Doseringen
Overweeg bij GPA, MPA of PV profylaxe voor Pneumocystis jiroveci-pneumonie (PCP) gedurende én na de behandeling met rituximab.
Non-Hodgkinlymfoom
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum met een antihistaminicum. Overweeg tevens een glucocorticosteroïd toe te voegen indien rituximab niet wordt gecombineerd met een chemotherapie die een glucocorticoïd bevat.
Niet-eerder behandeld folliculair lymfoom (FL), inductiebehandeling, combinatietherapie: i.v. 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie op dag 1 van iedere kuren gedurende max. 8 kuren. , ná evt. toediening van de glucocorticoïd. Of subcutaan (s.c.), alleen als vervolgkuur ter vervanging van de i.v.-toedieningsvorm: 1400 mg op dag 1 van elke kuur, na i.v. toediening van het eventuele corticosteroïd, gedurende max. 8 kuren.
Niet-eerder behandeld FL, onderhoudsbehandeling, combinatietherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie of 1400 mg via s.c. injectie iedere 2 maanden, te starten 2 maanden na de laatste dosis van de inductietherapie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of maximaal 2 jaar (12 infusies in totaal).
Recidiverend/refractair FL, onderhoudsbehandeling, combinatietherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie of 1400 mg via s.c. injectie iedere 3 maanden, te starten 3 maanden na de laatste dosis van de inductietherapie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of maximaal 2 jaar (8 infusies in totaal).
Recidiverend/refractair FL, inductiebehandeling, monotherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie 1×/week gedurende 4 weken.
Diffuus grootcellig B-cel non-Hogkinlymfoom, combinatietherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie op dag 1 van elke CHOP-chemotherapiekuur, na i.v.-infusie van de glucocorticoïd. Of s.c. alleen als vervolgkuur ter vervanging van de i.v.-toedieningsvorm: 1400 mg op dag 1 van elke kuur, na i.v. toediening van het eventuele corticosteroïd, gedurende max. 8 kuren.
Er worden géén dosisverlagingen van rituximab aanbevolen; dosisverlagingen van bijkomende chemotherapie kunnen wel worden doorgevoerd.
Kinderen ≥ 6 maanden
Mabthera en Rixathon: geef 30-60 minuten voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit paracetamol en een antihistaminicum. Geef tevens prednison, volgens het doseerschema in tabel 1 van de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Aanbevolen dosering in combinatie met chemotherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via i.v.-infusie. Zie voor doseerschema's tabel 1 en 2 van de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Er worden géén dosisverlagingen van rituximab aanbevolen, behalve die vanwege lichaamsoppervlak.
Chronische lymfatische leukemie
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum met een antihistaminicum. Overweeg tevens een glucocorticosteroïd toe te voegen indien rituximab niet wordt gecombineerd met een chemotherapie die een glucocorticoïd bevat.
Ter vermindering van de kans op het tumorlysissyndroom, 48 uur voorafgaand aan de behandeling met rituximab maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Ter vermindering van de kans op acute infusiereacties en/of het 'cytokine release syndrome' bij een lymocytenaantal > 25 × 10 9 kort voor de infusie met rituximab 100 mg i.v. predinso(lo)n toedienen.
Aanbevolen dosering in combinatie met chemotherapie: 375 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infusie op dag 0 van de eerste behandelkuur, gevolgd door 500 mg/m² via i.v.-infusie op dag 1 van elke volgende kuur gedurende 6 kuren. Geef de chemotherapie ná rituximab.
Reumatoïde artritis
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum, met antihistaminicum én i.v. 100 mg methylprednisolon; de toediening van methylprednisolon moet afgerond zijn 30 min vóór toediening van rituximab.
Aanbevolen dosering: 1000 mg i.v., na twee weken gevolgd door een tweede infusie van 1000 mg i.v.
Een klinisch respons wordt doorgaans binnen 16–24 weken bereikt. Een eventuele vervolgkuur geven na een behandelinterval van ten minste 24 weken – bij resterende ziekteactiviteit – of daarna, wanneer de ziekteactiviteit terugkeert. Het voortzetten van de behandeling zorgvuldig afwegen indien binnen deze tijdsperiode (24 weken) géén therapeutisch voordeel waar te nemen is. Naast de gewone infusiesnelheden (zie onderaan deze rubriek Dosering) is er bij de indicatie reumatoïde artritis ook nog een alternatief sneller infusieschema mogelijk. Zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2), zie de link onder 'Zie ook'.
Granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis
Volwassenen (incl. ouderen> 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum met een antihistaminicum. Voorafgaand aan de eerste infusie met rituximab, i.v.-methylprednisolon 1000 mg/dag toedienen gedurende 1–3 dagen (de laatste dosis methylprednisolon kan op dezelfde dag worden gegeven, als de eerste dosis rituximab), gevolgd door oraal prednison 1 mg/kg/dag (max. 80 mg/dag) tijdens én na de inductiebehandeling. Indien mogelijk op basis van klinische behoefte oraal prednison zo snel mogelijk afbouwen. Geef voorafgaand aan iedere infusie i.v. 100 mg methylprednisolon; de toediening van methylprednisolon moet afgerond zijn 30 min vóór toediening van rituximab.
Aanbevolen inductiedosering: 375 mg/m² lichaamsoppervlak, via een i.v.-infusie 1×/week gedurende 4 weken.
Aanbevolen onderhoudsdosering: 500 mg i.v., na twee weken gevolgd door een tweede infusie van 500 mg i.v. Daarna iedere 6 maanden herhalen. Start de onderhoudsbehandeling ten minste 16 weken na de laatste dosis rituximab in de inductiefase óf, bij inductiebehandeling met een andere immunosuppressieve behandeling, binnen 4 weken na het bereiken van remissie. De behandeling voortzetten tot ten minste 24 maanden na het bereiken van de remissie. Overweeg rituximab langer (max. 5 j.) voort te zetten bij een toegenomen kans op een recidief.
Kinderen ≥ 2 jaar
Mabthera en Rixathon: geef voorafgaand aan de eerste infusie met rituximab premedicatie met i.v.-methylprednisolon 30 mg/kg/dag (max. 1000 mg/dag) gedurende 3 dagen (max. 3 extra doseringen van 30 mg/kg/dag), ter behandeling van ernstige vasculitisverschijnselen. Gevolgd door oraal prednison 1 mg/kg/dag (max. 60 mg/dag); indien mogelijk op basis van klinisch behoefte prednison zo snel mogelijk afbouwen.
Aanbevolen inductiedosering:375 mg/m² lichaamsoppervlak, via een i.v.-infusie 1×/week gedurende 4 weken.
Pemphigus vulgaris
Volwassenen (incl. ouderen > 65 jaar)
Geef voorafgaand aan iedere infusie premedicatie, bestaande uit een combinatie van een analgeticum of antipyreticum, met antihistaminicum én i.v. 100 mg methylprednisolon; de toediening van methylprednisolon moet afgerond zijn 30 min vóór toediening van rituximab.
Aanbevolen dosering: 1000 mg via een i.v.-infusie, na twee weken gevolgd door een tweede i.v.-infusie van 1000 mg. Combineer rituximab met een glucocorticoïd en bouw deze geleidelijk af.
Onderhoudsdosering: 500 mg i.v. na 12 en 18 maanden én, indien nodig, iedere 6 maanden daarna.
Bij een recidief: 1000 mg i.v. eenmalig. Overweeg de glucocorticoÏd te hervatten of de dosis ervan te verhogen. Volgende infusies mogen niet eerder dan 16 weken na de vorige worden toegediend.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen, de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2 en 4.4).
Toediening
- De bereide oplossing voor infusie uitsluitend toedienen via i.v.-infusie.
- Infusiesnelheid volwassenen (alle indicaties) en kinderen (GPA, MPA):
- Bij de eerste infusie is de aanbevolen initiële infusiesnelheid 50 mg/uur; na de eerste 30 min iedere 30 min te verhogen met stappen van 50 mg/uur tot een maximum van 400 mg/uur;
- Bij volgende infusies bedraagt de initiële infusiesnelheid 100 mg/uur, te verhogen met stappen van 100 mg/uur met intervallen van 30 min tot maximaal 400 mg/uur;
- Als bij volwassenen met non-Hodgkinlymfoom of CLL tijdens cyclus 1 geen infusiegerelateerde bijwerkingen graad 3 of 4 optreden, kan de tweede infusie worden toegediend gedurende 90 minuten met een chemotherapiebehandeling met glucocorticoïden. Dien 20% van de totale dosis toe in de eerste 30 minuten en vervolg met de resterende 80% van de totale dosis in de volgende 60 minuten. Wordt een infusie van 90 minuten tijdens cyclus 2 verdragen, dan dezelfde snelheid aanhouden voor de rest van de behandeling (tot en met cyclus 6 of 8). De snellere infusie is uitgesloten voor patiënten met een significante cardiovasculaire aandoening of bij eerdere ernstige infusie reactie op een biologisch geneesmiddel;
- Bij de indicatie reumatoïde artritis is ook nog een alternatief sneller infusieschema mogelijk. Zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2), zie de link onder 'Zie ook'.
- Infusiesnelheid kinderen (non-Hodgkinlymfoom):
- Bij de eerste infusie is de aanbevolen initiële infusiesnelheid 0,5 mg/kg/uur (max. 50 mg/uur); indien geen sprake is van overgevoeligheid of infusiegerelateerde reacties kan de infusiesnelheid elke 30 min worden verhoogd met 0,5 mg/kg/uur tot een maximum van 400 mg/uur;
- Bij volgende infusies bedraagt de initiële infusiesnelheid 1 mg/kg/uur (max. 50 mg/uur); dit kan elke 30 min worden verhoogd met 1 mg/kg/uur tot een maximum van 400 mg/uur.
- Subcutane injectie:
- Subcutane injectie alleen als vervolgkuur toedienen, nadat al een volledige dosis van de i.v.-formulering via intraveneuze infusie is toegediend;
- Subcutane toediening alleen in de buikwand gedurende ca. 5 min;
- Gedurende behandeling met de subcutane formulering bij voorkeur andere geneesmiddelen voor subcutaan gebruik op andere plaatsen op het lichaam toedienen;
- Na subcutane toediening de patiënt minstens 15 min observeren, vanwege het eventueel optreden van bijwerkingen.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfecties. Hypothyroïdie. (Productieve) hoest. Buikpijn, diarree. Huiduitslag, jeuk. Artralgie. Koorts.
Vaak (1-10%): mondinfecties (zoals orale candidiase, gingivitis, periodontitis, pulpitis, tandabces), influenza, pneumonie (soms fataal). Hyperthyroïdie. Pneumonitis, dysfonie. Hepatitis (incl. acute, toxische en immuungemedieerde hepatitis). Stijging transaminasen. Nachtzweten. Myalgie. Stijging creatininespiegel in bloed, dysurie. Perifeer oedeem. Infusiegerelateerde reactie.
Soms (0,1-1%): thyroïditis, bijnierschorsinsufficiëntie. Interstitiële longziekte. Colitis (incl. enteritis en proctitis), pancreatitis. Dermatitis, psoriasis, pemfigoïd. Myositis. Nefritis.
Zelden (0,01-0,1%): diabetes mellitus type 1 (die zich eerst kan voordoen als diabetische ketoacidose die fataal kan zijn indien niet op tijd ontdekt). diabetes insipidus, hypofysitis/hypopituïtarisme. Myasthenia gravis, meningitis. Myocarditis. Polymyositis. Uveïtis. Niet-infectieuze cystitis. Coeliakie. Trombocytopenie.
Verder is gemeld: Niet-infectieuze encefalitis, Guillain-Barré-syndroom, myelitis transversa. Pancreatische exocriene insufficiëntie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (ernstige) infusiegerelateerde reacties (zoals koorts, rillingen, duizeligheid, dyspneu, bronchospasmen, urticaria, hypo- óf hypertensie, bewustzijnsverlies, shock), in sommige gevallen met dodelijke afloop. Huidreacties (80%, waarvan 15% ernstig; omvat acne-achtige huiduitslag, jeuk, droge huid, schilfering, hyperhidrose, nagelaandoening, huidnecrose); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Mucositis (kan leiden tot epistaxis). Hypomagnesiëmie, verhoogde ASAT, ALAT, AF.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Conjunctivitis. Diarree, misselijkheid, braken, dehydratie (vooral als gevolg van diarree of mucositis), anorexia (kan leiden tot gewichtsverlies). Vermoeidheid. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): blefaritis, keratitis. Diepveneuze trombose. Longembolie, interstitiële longziekte (vooral bij de Japanse bevolkingsgroep).
Zeer zelden (< 0,01%): Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: ernstige cardiovasculaire complicaties. Aseptische meningitis.
In combinatie met radiotherapie kunnen bekende bijwerkingen van bestraling (mucositis, stralingsdermatitis, dysfagie, leukopenie; vooral lymfocytopenie) in een hogere frequentie optreden.
In combinatie met fluoropyrimidinen kunnen vaker cardiale ischemie, myocardinfarct, congestief hartfalen of hand-voetsyndroom optreden.
In combinatie met platinabevattende chemotherapie is er een groter risico van ernstige hypocalciëmie, ernstige leukopenie en/of ernstige neutropenie met meer kans op pneumonie en sepsis.
In combinatie met capecitabine en oxaliplatine (CAPOX) treedt vaker ernstige diarree op.
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen hebben een immuungemedieerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): infusiereacties. Hoesten, dyspneu. Misselijkheid (bij ca. 25%), braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Vermoeidheid (bij ca. 32%), perifeer oedeem, koorts. Gewrichtspijn, rugpijn. Anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. (Immuungemedieerde) pneumonitis. Asthenie, koude rillingen, influenza-achtige ziekte. Hoofdpijn, duizeligheid, perifere neuropathie. Droge mond. Huiduitslag (waaronder maculopapuleus), jeuk, droge huid. Spierpijn. (Autoimmuun) hypothyroïdie, hyperthyroïdie, hyponatriëmie. Lymfopenie, trombocytopenie. Stijging van de spiegel van γGT, alkalische fosfatase, amylase, lipase en creatinine.
Soms (0,1-1%): (autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus. (Autoimmuun) hepatitis. Nierfalen. Myasthia gravis, myastheen syndroom. Uveïtis. Myositis, reumatoïde artritis. Hypotensie, overmatig blozen. Guillain-Barrésyndroom, Miller-Fisher-syndroom. Erytheem, eczeem, gegeneraliseerde huiduitslag, dermatitis, exfoliatieve dermatitis psoriasis. Thyroïditis, (acute) bijnierschorsinsufficiëntie, hypopituïtarisme. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose. Sarcoïdose (in combinatie met platinum bevattende chemotherapie). Eosinofilie. Stijging van de waarden: ALAT, ASAT, creatinekinase.
Zelden (0,01-0,1%): (autoimmuun) myocarditis, pancreatitis, enterocolitis, enterititis, proctitis. Interstitiële longziekte. (Acuut) leverfalen. Tubulo-interstitiële nefritis, niet-infectieuze cystitis. Erythema multiforme, purpura, vitiligo, pemfigoïd, 'systemic Inflammatory Response Syndrome' (SIRS). Overgevoeligheid, waaronder anafylactische reactie. Hyperglykemie, diabetische ketoacidose.
In combinatie met axitinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie (bij ca. 49%). Infusiereacties. Hoesten, dyspneu, dysfonie (bij ca. 33%). Vermoeidheid (bij ca. 43%), koude rillingen, asthenie, koorts. Jeuk. Gewrichtspijn, rugpijn, spierpijn. Misselijkheid (bij ca. 34%), braken, diarree (bij ca. 63%), obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, duizeligheid. Verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Hypothyroïdie. Stijging van de waarden ALAT, ASAT.
Vaak (1-10%): hypotensie, blozen. Pneumonitis. Acute nierschade. Perifere neuropathie. Droge mond, colitis. Perifeer oedeem, influenza-achtige ziekte. Overgevoeligheid. Huiduitslag (bv. maculopapuleus, papuleus, erythemateus), acneïforme dermatitis, erytheem, dermatitis, eczeem. Hyperthyroïdie, thyroïditis, bijnierschorsinsufficiëntie. Anemie, trombocytopenie. Afwijkende leverfunctie. Hyperglykemie. Stijging van de spiegel creatinine, amylase, lipase, γGT, alkalische fosfatase, creatinekinase. Daling spiegel TSH.
Soms (0,1-1%): myocarditis. (Autoimmuun) thyroïditis, hypofysitis. (Autoimmuun) hepatitis, hepatotoxiciteit. (Autoimmuun) colitis, enterocolitis, ileus, (autoimmuun) pancreatitis, necrotiserende pancreatitis. Erythema multiforme, psoriasis. Pustuleuze huiduitslag. Diabetes mellitus (type I en II). Myasthia gravis, myastheen syndroom. Lymfopenie, eosinofilie.
Bijwerkingen
Monotherapie of combinatietherapie bij non-Hodgkinlymfoom of chronische lymfatische leukemie:
Zeer vaak (> 10%): bacteriële infecties, virale infecties, bronchitis. Infusiegerelateerde reacties, angio-oedeem. Misselijkheid. Jeuk, huiduitslag, alopecia. Koorts, rillingen, asthenie, hoofdpijn. Leukopenie, (febriele) neutropenie, trombocytopenie. Verlaagde IgG-spiegels.
Vaak (1-10%): sepsis, luchtweginfectie, schimmelinfectie, hepatitis B-infectie. Anemie, pancytopenie, granulocytopenie. Overgevoeligheid. Hyperglykemie, gewichtsafname, perifeer oedeem, gezichtsoedeem, LDH-toename, hypocalciëmie. Paresthesie, hypo-esthesie, agitatie, slapeloosheid, vasodilatatie, duizeligheid, angst. Stoornis van de traanproductie, conjunctivitis. Tinnitus, oorpijn. Myocardischemie of -infarct, aritmie, atriumfibrilleren, tachycardie, hypertensie, (orthostatische) hypotensie. Bronchospasme, dyspneu, hoest, rinitis. Braken, diarree, obstipatie, buikpijn, dysfagie, stomatitis, dyspepsie, anorexie, keelirritatie. Urticaria, (nachtelijk) zweten. Hypertonie, myalgie, artralgie, rugpijn. Opvliegers, malaise, koudesyndroom, multiorgaan falen.
Soms (0,1-1%): bradycardie, angina pectoris, hartfalen. Hypoxie, astma, bronchiolitis obliterans. Depressie, nervositeit. Smaakstoornis. Opgezette buik. Stollingsstoornis, aplastische anemie, hemolytische anemie, lymfadenopathie. Pijn op de infusieplaats.
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie. Interstitiële longziekte.
Zeer zelden (< 0,01%): tumorlysis-syndroom, 'cytokine release syndrome', serumziekte. Craniale neuropathie (zoals aangezichtsverlamming, ernstig zichtverlies en gehoorverlies of verlies van overige zintuiglijke waarnemingen), perifere neuropathie. Respiratoir falen. Nierfalen. Gastro-intestinale perforatie. Vasculitis. Ernstige bulleuze huidreacties, toxisch epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Tijdelijke verhoging serum IgM–spiegels.
Verder zijn gemeld: enterovirale meningo-encefalitis, late neutropenie, acute reversibele trombocytopenie. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES=RPLS), progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Pulmonale infiltraten.
Na subcutane toediening zijn zeer vaak lokale reacties (pijn, zwelling, verharding, erytheem, jeuk, huiduitslag) gemeld, vooral binnen 24 uur na injectie.
Bij reumatoïde artritis:
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties, symptomen zijn o.a. koorts, hypertensie, misselijkheid, huiduitslag, jeuk, urticaria, keelirritatie, opvliegers, hypotensie, rinitis, rillingen, tachycardie, vermoeidheid, orofaryngeale pijn, perifeer oedeem, erytheem en soms oedeem (gegeneraliseerd, laryngeaal, angioneurotisch), bronchospasme, piepende ademhaling, gegeneraliseerde jeuk, anafylaxie; fatale afloop is gemeld. Hoofdpijn. Bovensteluchtweginfecties, urineweginfecties. Verlaagde IgM-spiegels.
Vaak (1-10%): bronchitis, sinusitis, gastro-enteritis, tinea pedis. Paresthesie, migraine, duizeligheid, ischias. Alopecia. Depressie, angst. Mondulceratie, dyspepsie, gastro-oesofageale reflux, pijn in de bovenbuik, diarree. Artralgie, spierpijn, osteoartritis, bursitis. Neutropenie, zelden late neutropenie. Hypercholesterolemie. Verlaagde IgG-spiegels.
Zelden (0,01-0,1%): angina pectoris, atriumfibrilleren, hartfalen, myocardinfarct.
Zeer zelden (< 0,01%): progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML), hepatitis B-infectie reactivatie. Serumziekteachtige reactie. Atriumflutter. Toxisch epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom.
Verder is gemeld: enterovirale meningo-encefalitis, ernstige virale infectie.
Bij granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis (meest voorkomende bijwerkingen):
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Hoest, dyspneu, bloedneus. Infusiegerelateerde reacties. Perifeer oedeem. Slapeloosheid. Diarree. Spierspasmen, artralgie.
Vaak (1-10%): 'cytokine release syndrome'. Bronchitis, rinitis, nasofaryngitis. Herpes zoster. Urineweginfectie.. Koorts, griepachtige ziekte. Dyspneu. Duizeligheid, tremor. Acne, blozen. Dyspepsie, obstipatie. Rugpijn, spierzwakte, spierpijn, pijn in ledematen. Hyperkaliëmie. Trombocytopenie, verlaagd hemoglobine.
Verder is gemeld: enterovirale meningo-encefalitis, ernstige virale infectie.
Bij pemphigus vulgaris (meest voorkomende bijwerkingen):
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bovensteluchtweginfectie. Dysthymie. Alopecia. Hoofdpijn.
Vaak (1-10%): tachycardie. Herpes simplex, herpes zoster, orale herpes. Ernstige depressie, prikkelbaarheid. Jeuk, urticaria, huiduitslag. Conjunctivitis, nasofaryngitis, orale candidiase, urineweginfectie. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Pijn in de bovenbuik. Spierpijn, gewrichtspijn, rugpijn. Duizeligheid. Huidpapilloom.
Verder is gemeld: ernstige virale infectie.
Interacties
Vóór het starten van durvalumab het gebruik van (hogere doses) systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid; een fysiologische dosis systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent) kan wel worden gebruikt. Ná het starten van durvalumab kunnen (hogere doses) systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor farmacokinetische geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Interacties
Er zijn van dit middel geen geneesmiddelinteracties bekend.
Door het (relatief) veelvuldig vóórkomen van endocrinopathieën kan een aanpassing van diabetes- of schildkliermedicatie nodig zijn.
Interacties
Niet combineren met levende vaccins. Geef indien mogelijk alle vaccins volgens de geldende immunisatierichtlijnen voordat wordt gestart met rituximab. Rond vaccinaties ten minste 4 weken vóór aanvang van de behandeling met rituximab af.
Antihypertensiva kunnen het mogelijke hypotensieve effect van rituximab versterken. Overweeg stoppen van antihypertensieve medicatie 12 uur voorafgaand aan het rituximab-infuus.
Patiënten met humane antimuis antilichaam- of humane anti-chimerische antilichaam (HAMA/HACA)-titers kunnen allergische of overgevoeligheidsreacties vertonen, wanneer ze behandeld worden met andere diagnostische of therapeutische monoklonale antilichamen.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta, bij dieren is passage van durvalumab over de placenta aangetoond.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetussen met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de laatste dosis van de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is geen teratogeniteit, maar afhankelijk van de dosering wel een verhoogde incidentie van abortus waargenomen. EGFR speelt een rol bij de prenatale ontwikkeling en kan essentieel zijn voor normale organogenese, proliferatie en differentiatie in het zich ontwikkelende embryo.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert, geleidelijk in toenemende mate, tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren is bij blokkade van PD-L1-signalering verlies van de foetus gezien. Meer kans op abortus of doodgeboorte wordt niet uitgesloten.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste één maand na de therapie.
Zwangerschap
IgG-immunoglobulinen passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor teratogeniteit.
Farmacologisch effect: Depletie van B-cellen en lymfopenie bij de foetus zijn gemeld bij een aantal pasgeborenen. Ditzelfde is ook gezien in onderzoek bij dieren, waarbij de depletie aanhield tot 6 maanden na de geboorte. Ook een afname van de IgG-spiegel werd bij deze pasgeboren dieren gezien. Gebruik in het 3e trimester kan de afweer bij het kind remmen. Vaccinatie van het kind met een levend verzwakt vaccin in de eerste maanden na de geboorte wordt afgeraden.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 12 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren is een lage concentratie van durvalumab in de moedermelk aangetroffen. De mogelijkheid van absorptie door en schade aan de zuigeling is onbekend. Gezien de aard van deze middelen is terughoudendheid geboden.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cetuximab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. De mogelijkheid van absorptie en schade aan de zuigeling is onbekend. Gezien de aard van deze middelen is terughoudendheid geboden.
Advies: Gedurende én ten minste twee maanden na de therapie geen borstvoeding geven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van avelumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste één maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer beperkte mate. Relatief weinig gegevens wijzen uit dat rituximab in zeer lage concentraties overgaat in de moedermelk. Enkele gevallen van follow-up van zuigelingen die borstvoeding kregen, beschrijven een normale groei en ontwikkeling tot 2 jaar. De gegevens zijn echter beperkt en de langetermijngevolgen onbekend.
Advies: Borstvoeding ontraden tijdens en gedurende 6 maanden na de behandeling.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom en combinatie met chemotherapieregimes die oxaliplatine bevatten:
- tumoren met een RAS-mutatie;
- een onbekende RAS-status.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Alle indicaties
- actieve ernstige infecties;
- ernstig immuungecompromitteerde status.
Niet-oncologische indicaties
- ernstig hartfalen (NYHA-klasse IV) of ernstige, onvoldoende onder controle gebrachte andere cardiale aandoeningen;
- overgevoeligheid voor muriene eiwitten;
- Bij de subcutane injectie ook: overgevoeligheid voor hyaluronidase.
Waarschuwingen en voorzorgen
Immuungerelateerde bijwerkingen: controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name (bestralings)pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, pancreatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), (poly)myositis, myasthenia gravis, encefalitis, meningitis, Guillain-Barré-syndroom, niet-infectieuze cystitis, pancreatitis en immuungemedieerde huiduitslag of dermatitis (incl. pemfigoïd)). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de leverfunctiewaarden (ALAT, ASAT, bilirubine), nier- en schildklierfunctie controleren. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen zijn reversibel na onderbreken van de behandeling en na starten van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Patiënten met een reeds bestaande auto-immuunziekte hebben mogelijk meer kans op immuungerelateerde bijwerkingen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg andere immunosuppressiva indien geen verbetering optreedt. Durvalumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken bij elke terugkerende immuungerelateerde bijwerking van CTCAE-graad 3 of 4, behalve voor endocrinopathieën die onder controle kunnen worden gehouden met bijvoorbeeld hormoonvervangende therapie.
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Cholangitis of galweginfecties zijn gemeld bij patiënten met cholangiocarcinoom. Controleer hen nauwlettend op de ontwikkeling hierop voorafgaand aan de behandeling en regelmatig daarna.
Zuivere rode bloedcelaplasie (PRCA; pure red cell aplasia) is gemeld bij de combinatie met olaparib bij patiënten met endometriumcarcinoom. Controleer hen nauwlettend op de ontwikkeling van PRCA en staak de behandeling bij bevestiging van PRCA.
Auto-immuun hemolytische anemie (AIAH) is gemeld bij de combinatie met olaparib bij patiënten met endometriumcarcinoom. Controleer hen nauwlettend op de ontwikkeling van AIAH en staak de behandeling bij bevestiging van AIAH.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.). Patiënten met de volgende aandoeningen/kenmerken werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- actieve, of een voorgeschiedenis van, auto-immuunziekte of van immunodeficiëntie (< 2 j. voorafgaand aan de start van de therapie);
- een voorgeschiedenis van ernstige immuungemedieerde bijwerkingen;
- een voorgeschiedenis ziekten die hogere systemische corticosteroïden vereisten (> 10 mg/dag prednison of equivalent);
- ongecontroleerde gelijktijdige ziekten;
- actieve tuberculose, HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-prestatiescore ≥ 2;
- na toediening van een verzwakt levend vaccin binnen 30 dagen voorafgaand aan of na de start van durvalumab.
- gelijktijdige profylactische craniale bestraling bij kleincellig longcarcinoom.
Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij:
- ouderen ≥ 75 jaar met gemetastaseerd NSCLC die werden behandeld met durvalumab, tremelimumab en platinumbevattende chemotherapie;
- ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT);
- een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties kunnen ernstig zijn en van anafylactische of anafylactoïde aard óf zich uiten in een cytokineafgiftesyndroom. De symptomen kunnen ondanks premedicatie tijdens de eerste infusie en tot enkele uren daarna optreden of tijdens volgende infusies. Nauwgezette monitoring van de patiënt is vereist, vooral tijdens de eerste toediening. De patiënt waarschuwen voor mogelijke late reacties en laat hen onmiddellijk contact opnemen als symptomen optreden. De kans op anafylactische reacties is sterk vergroot bij een voorgeschiedenis van allergie voor rood vlees of tekenbeten of bij positieve testuitslagen voor IgE-antistoffen tegen cetuximab; in deze gevallen cetuximab alleen na zorgvuldige afweging toedienen. Bij ernstige reacties (CTCAE-graad 3–4) de behandeling definitief staken.
Huidreacties komen zeer vaak voor (vooral in combinatie met chemotherapie) en onderbreken of staken van de behandeling kan vereist zijn. Door de huidlaesies is er meer kans op superinfecties met soms ernstige complicaties (gevallen van 'staphylococcal scalded skin syndrome', necrotiserende fasciitis en sepsis, soms met fatale afloop). Overweeg profylactisch oraal tetracycline (6–8 weken) en cutaan 0,1% HCA-crème met vochtinbrenger. Indien huidreacties optreden kan een behandeling nodig zijn met cutaan matig-sterke tot sterke corticosteroïden en een (orale) kuur van een tetracycline.
De elektrolytenspiegels, waaronder kalium, calcium en magnesium vóór en tijdens de behandeling regelmatig controleren en indien nodig aanvullen. Progressief afnemende magnesiumspiegels treden vaak op en kunnen tot ernstige hypomagnesiëmie leiden (reversibel na stoppen van cetuximab). Hypokaliëmie treedt veelal op als gevolg van diarree. Hypocalciëmie ontstaat vooral bij combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie.
Cardiovasculaire bijwerkingen: bij leeftijd > 65 jaar, een verminderde algemene conditie, cardio-pulmonale aandoeningen in de voorgeschiedenis en/of gelijktijdige toediening van cardiotoxische geneesmiddelen (bv. fluoropyrimidines) extra controleren op (ernstige) cardiovasculaire bijwerkingen.
Interstitiële longziekte (ILD): let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van ILD zijn o.a. Japanse origine, reeds bestaande pulmonale aandoeningen en gelijktijdige chemotherapie (waarvan bekend is dat deze ILD kunnen doen ontstaan).
Neutropenie: controleer patiënten die ook een platinabevattende therapie ontvangen zorgvuldig op het optreden van ernstige neutropenie en (ernstige) infecties, vooral indien huidlaesies, mucositis en/of diarree is opgetreden.
Oogaandoeningen: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulceratieve) keratitis of ernstig droge ogen. Bij klachten die wijzen op keratitis (bv. acute of verergerende oogontsteking, tranende ogen, gevoeligheid voor licht, wazig zien, oogpijn, rode ogen), doorverwijzen naar een oogarts; bij een diagnose van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Het dragen van contactlenzen is een risicofactor voor het ontstaan hiervan.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij bestaande hematologische aandoeningen (Hb < 5,6 mmol/l, leukocyten < 3,0 × 109/l, ANC < 1,5 × 109/l en trombocyten < 100 × 109/l), en bij matige tot ernstige nier- of leverfunctiestoornissen. Bij behandeling van colorectaal carcinoom is de ervaring in combinatie met radiotherapie beperkt. Er is geen relevante toepassing bij kinderen. De ervaring bij een leeftijd > 75 j. is beperkt; een dosisaanpassing is echter in principe niet nodig.
Waarschuwingen en voorzorgen
Observeer de patiënt op klachten en verschijnselen van een infusiereactie zoals koorts, koude rillingen, blozen, hypotensie, dyspneu, piepende ademhaling, rugpijn, buikpijn en urticaria. In klinisch onderzoek trad de eerste infusiereactie in ca. 99% van de gevallen op tijdens de eerste vier infusies, waarvan ca. 3% van CTCAE-graad ≥ 3 was. Bij graad 3- en 4-reacties de behandeling definitief staken.
De meeste immuungemedieerde bijwerkingen bij avelumab monotherapie of in combinatie met axitinib zijn omkeerbaar en kunnen onder controle worden gehouden met tijdelijk of definitief staken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Mogelijk is er een verhoogde kans op immuungemedieerde bijwerkingen bij patiënten met een reeds bestaande auto-immuunziekte. Controleer voortdurend op het optreden van immuungemedieerde bijwerkingen (met name pneumonitis, colitis, nefritis, hypopituïtarisme, endocrinopathieën (hypo-/hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hyperglykemie), hepatitis, pancreatitis, myocarditis, myositis, uveïtis, myasthenia gravis, myastheen syndroom, niet-infectieuze cystitis, Guillain-Barrésyndroom). Op basis van de ernst van een immuungemedieerde bijwerking de behandeling (tijdelijk of definitief) staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg toediening van andere immunosuppressiva indien met de toediening van corticosteroïden geen verbetering optreedt. Avelumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. Zie voor meer informatie de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4), zie de link onder 'Zie ook'.
In combinatie met axitinib zijn enkele fatale gevallen van immuungemedieerde pancreatitis en myocarditis gemeld. Bij de combinatiebehandeling bestaat er méér kans op aan hepatitis-gerelateerde stijgingen van ASAT en ALAT graad 3 en 4 in vergelijking met alléén avelumab. Controleer bij de combinatie daarom vaker op het optreden van deze ziektebeelden.
Onderzoeksgegevens: In de klinische onderzoeken waren patiënten met de volgende aandoeningen uitgesloten: actieve metastase in het CZS, actieve auto-immuunziekte of een voorgeschiedenis ervan, een voorgeschiedenis van andere maligniteiten in de laatste 5 jaar, orgaantransplantatie, aandoeningen waarvoor therapeutische immunosuppressie noodzakelijk is, actieve infectie met HIV, hepatitis B of C. Bij deze patiëntgroepen avelumab met voorzichtigheid gebruiken na afwegen van de voordelen en risico's. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij een ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij een matige tot ernstige leverinsufficiëntie (bilirubine > 1,5 × ULN); hierdoor is niet duidelijk of een dosisaanpassing bij dergelijke patiënten noodzakelijk is. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Alle indicaties:
Ernstige infusiegerelateerde reacties, waaronder met een fatale afloop, zijn gemeld, Voorbeelden zijn pulmonale symptomen en allergische reacties zoals hoofdpijn, jeuk, keelirritatie, opvliegers, uitslag, urticaria, hypertensie en koorts. De aanvang van deze reacties varieerde van 30 minuten tot 2 uur na het starten van de eerste infusie. Onderbreek de behandeling of staak de behandeling definitief, afhankelijk van de ernst van de IRR’s en de benodigde interventies. In de meeste gevallen kan de infusie hervat worden met een 50% gereduceerde snelheid als de symptomen volledig verdwenen zijn.
Zeer zeldzame gevallen van fatale progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zijn gemeld. Controleer regelmatig op nieuwe of verslechterde neurologische symptomen of signalen die mogelijk op PML kunnen wijzen (bv. cognitieve, neurologische of psychiatrische symptomen). Bij een vermoeden van PML de behandeling onderbreken. Bij bevestiging van PML de behandeling definitief staken.
Hepatitis B-reactivatie is gemeld. Daarom alle patiënten vóór aanvang van de behandeling screenen op hepatitis B-virus. Bij een actieve hepatitis B-infectie géén behandeling beginnen; bij een positieve hepatitis B-serologie (zonder actieve ziekte) doorverwijzen naar een deskundige alvorens behandeling te beginnen.
Wees voorzichtig bij een anamnese van terugkerende of chronische infecties en bij aandoeningen die vatbaar maken voor ernstige infecties. Het wordt aanbevolen vóór de behandeling immunoglobulinespiegels te bepalen.
Controleer regelmatig het volledig bloedbeeld tijdens de behandeling en het aantal neutrofielen minstens voorafgaand aan iedere kuur, bij tekenen van infectie en tot 6 maanden na stoppen van de behandeling (i.v.m. optreden van late neutropenie). Wees voorzichtig bij aantal neutrofielen < 1,5 × 109/l en/of trombocyten < 75 × 109/l, omdat de klinische ervaring hierbij beperkt is. Rituximab is zonder optreden van myelotoxiciteit toegepast bij 21 patiënten die een autologe beenmergtransplantatie ondergingen en bij andere risicogroepen met waarschijnlijk een verminderde beenmergfunctie.
Controleer extra op cardiale bijwerkingen bij een anamnese van een cardiale aandoening en/of cardiotoxische chemotherapie.
Bij optreden van een ernstige huidreactie, zoals het Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse, als gevolg van rituximab, de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en effectiviteit bij volwassenen in combinatie met andere chemotherapieën dan CHOP zijn niet vastgesteld. De mate van respons bij patiënten die eerder reageerden op behandeling met rituximab, lijkt vergelijkbaar te zijn bij opnieuw behandelde patiënten. De veiligheid van de subcutane toediening eenmaal per week is niet vastgesteld, daarom wordt gebruik van de subcutane formulering als monotherapie bij patiënten met folliculair lymfoom niet aanbevolen.
Vanwege de kans op fout-negatieve serologische infectietesten, alternatieve diagnostische hulpmiddelen overwegen voor patiënten met symptomen van indicatieve of zeldzame infectieziekten, zoals het westnijlvirus en neuroborreliose.
Oncologische indicaties:
Wees vanwege kans op het tumorlysissyndroom en/of cytokine release syndroom terughoudend bij een hoge tumorlast of een groot aantal (≥ 25 × 109/l) circulerende maligne cellen. . Indien toch wordt behandeld zeer nauwgezet controleren tijdens de eerste infusie en een verlaagde infusiesnelheid overwegen. De syndromen treden binnen 1–2 uur na het begin van de eerste infusie op met verschijnselen zoals ernstige dyspneu, bronchospasme of hypoxie. Staak in dat geval onmiddellijk de toediening en start een agressieve symptomatische behandeling. Het risico op een ernstig beloop is groter bij pulmonale insufficiëntie in de voorgeschiedenis of bij pulmonale tumorinfiltratie. De patiënt zorgvuldig controleren totdat het tumorlysissyndroom en de pulmonale infiltratie zijn verdwenen of uit zijn te sluiten (d.m.v. laboratoriumonderzoek en röntgenonderzoek van de thorax), omdat na een aanvankelijke verbetering van de symptomen een achteruitgang kan optreden. De behandeling hervatten met maximaal de helft van de voorafgaande infusiesnelheid. Indien opnieuw ernstige bijwerkingen optreden, volledig staken van de behandeling ernstig overwegen.
Bij behandeling van CLL met fludarabine/cyclofosfamide/rituximab (FCR) is late neutropenie gemeld (aantal neutrofielen < 1,0 × 109/l vanaf 24 tot 42 dagen na de laatste dosis rituximab).
Niet-oncologische indicaties:
Het gelijktijdige gebruik van rituximab en antireumatische therapieën, anders dan methotrexaat, wordt niet aanbevolen. Patiënten nauwgezet controleren op symptomen van infectie als DMARD’s en/of 'biologicals' (bv. TNF-α-blokkers) aansluitend op de behandeling met rituximab zijn gebruikt.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met durvalumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
In klinisch onderzoek leidde bij enkele gevallen een overdosis avelumab van 5–10% boven de aanbevolen dosis, níet tot significante toxiciteit.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met avelumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met rituximab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Durvalumab is een gehumaniseerd IgG1κ-monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster door middel van recombinant-DNA-technologie. Bindt aan 'programmed death-ligand 1' (PD-L1), dat tot expressie kan komen op tumorcellen en/of tumorinfiltrerende cellen. Hierdoor wordt de binding van PD-L1 aan zowel PD-1- als CD80 (= B7.1) geblokkeerd. Durvalumab heft zo de PD-L1/PD-1-gemedieerde remming van de immuunrespons op waardoor de antitumor-immuunrespons op gang gebracht wordt zonder inductie van antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
Overig | stabiele spiegels worden na ca. 16 weken bereikt. |
Metabolisering | door biodegradatie in het reticulo-endotheliale systeem tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 18 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Chimerisch monoklonaal antilichaam IgG1, gericht tegen de epidermale groeifactor receptor (EGFR). EGFR-signaaltransductieroutes zijn (via activering RAS) betrokken bij de controle van de overleving en de progressie van de levenscyclus van de cel, angiogenese, migratie en cellulaire invasie/metastasering. Cetuximab bindt zich aan de EGFR met een affiniteit die circa 5–10× hoger is dan die van de endogene liganden en remt de werking van de receptor. Tevens richt het cytotoxische immuun effectorcellen naar de tumorcellen met EGFR-expressie (antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit).
Kinetische gegevens
V d | 1,5–6,2 l/m². |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. Stabiele spiegels worden bij monotherapie na 3 weken bereikt. |
T 1/2el | 70–100 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Humaan immunoglobuline G1 (IgG1), dat bindt aan 'programmed death'-ligand-1 (PD-L1). Avelumab blokkeert hierdoor de interactie tussen PD-L1 en de 'programmed death'-1-receptoren en B7.1-receptoren (CD80). Dit heft de onderdrukkende effecten van PD-L1 op cytotoxische CD8+-T-cellen op, met als gevolg een herstel van de antitumor-T-celrespons. Ook induceert avelumab 'natural killer'-cel-gemedieerde directe tumorcellysis via antillichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,07 l/kg. |
Overig | Zeer beperkte extravasculaire distributie. |
Metabolisering | zoals andere IgG-antilichamen door lokaal aanwezige proteolytische enzymen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 6 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Rituximab is een chimerisch humaan-muis monoklonaal antilichaam, bestaande uit een geglycosyleerd immunoglobuline met humane IgG1 constante regio's (Fc-domein) en muizen-lichte-keten en -zware-keten variabele regio's (Fab-domein). Het Fab-domein bindt zich specifiek aan het CD20-antigeen op B-lymfocyten en activeert via het Fc-domein immunologische effectorfuncties resulterend in celdood van B-cellen. Het CD20-antigeen komt tot expressie bij > 95% van alle B-cel non-Hodgkin-lymfomen.
Werking: na voltooiing van de eerste dosis dalen de mediane perifere B-cel-aantallen aanzienlijk onder de normaalwaarden. Bij oncologische indicaties bereikt het aantal B-cellen meestal binnen 12 maanden weer de normaalwaarde; soms duurt dit langer tot mediaan 23 maanden na inductietherapie. Bij reumatoïde artritis herstelt het aantal B-cellen in perifeer bloed zich meestal vanaf 6 maanden en vanaf 10 maanden is repopulatie aanwezig. Bij granulomatose met polyangiitis en microscopische polyangiitis treedt herstel van het aantal B-cellen meestal op na 12–18 maanden. De subcutane injectie bevat tevens recombinant humaan hyaluronidase, wat de verspreiding en absorptie bevordert.
Kinetische gegevens
Resorptie | subcutaan: langzaam, maximaal na ca. 3 dagen. |
F | subcutaan = 71%. |
T 1/2el | zeer variabel, bereik 6–62 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
durvalumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
cetuximab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
avelumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
rituximab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk