Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

metoprolol

bètablokkers, systemisch C07AB02

Sluiten

propranolol (cardiovasculair of neurologisch)

bètablokkers, systemisch C07AA05

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Metoprolol (succinaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
23,75 mg, 47,5 mg, 95 mg, 190 mg

Overeenkomend met resp. 25 mg, 50 mg, 100 mg en 200 mg metoprololtartraat.

Metoprolol (tartraat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
50 mg, 100 mg
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
200 mg

Selokeen (succinaat) Recordati

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'ZOC'
Sterkte
23,75 mg, 47,5 mg, 95 mg, 190 mg

Overeenkomend met resp. 25 mg, 50 mg, 100 mg en 200 mg metoprololtartraat.

Selokeen (tartraat) Recordati

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
1 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 5 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Propranolol (hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Capsule met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
80 mg, 160 mg
Toedieningsvorm
Tablet, omhuld
Sterkte
10 mg, 40 mg, 80 mg

Propranololdrank FNA (hydrochloride) Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
1 mg/ml

Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: propyleenglycol 7,9 mg/ml.

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
10 mg/ml

Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat. Bevat tevens: propyleenglycol 7,9 mg/ml.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Hypertensie: Diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), ‘angiotensine converting enzyme’(ACE)-remmers en angiotensine receptor-blokkers (ARB’s) verlagen de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; tevens beperkt dit de dosisafhankelijke bijwerkingen. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.

Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal geven. Geef bij aanhoudende matige tot ernstige pijn of een contra-indicatie voor nitroglycerine: morfine of fentanyl intraveneus of fentanyl intranasaal. Start trombocytenaggregatieremming bij ACS zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of, indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek, en een risicoanalyse verricht. Na behandeling van een ACS, volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling. Zie voor meer informatie de indicatietekst Coronairlijden, lange termijn secundaire preventie na een ACS of Coronairlijden, behandeling van een NSTEMI IAP ACS.

Bij een indicatie voor verlaging van de ventrikelfrequentie bij atriumfibrilleren vormt metoprolol met vertraagde afgifte de eerste keus, tenzij sprake is van niet-gecorrigeerde overvulling, al dan niet gepaard gaande met hartfalen. Bij een contra-indicatie voor een β-blokker is diltiazem geïndiceerd, tenzij er sprake is van hartfalen. Bij (vermoeden van) hartfalen is digoxine geïndiceerd. Indien met een β-blokker of diltiazem in maximale dosering geen voldoende verlaging van de ventrikelfrequentie optreedt, is toevoeging van digoxine aangewezen.

Bij systolisch hartfalen starten met een ACE-remmer en bij vochtretentie met een diureticum, daarna, als de patiënt klinisch stabiel is, een selectieve β-blokker toevoegen. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname voor hartfalen verminderen. De patiënt op de medicatie instellen op basis van een zorgvuldige titratie van de doses en regelmatige controle van serumelektrolyten en de nierfunctie. De voorkeur gaat uit naar selectieve β-blokkers.

De medicamenteuze behandeling van hyperthyreoïdie kan afhankelijk van de diagnose bestaan uit thyreostatica, radioactief jodium of thyreoïdectomie. Bij de ziekte van Graves heeft medicamenteuze behandeling met thiamazol, eventueel in combinatie met levothyroxine, in eerste instantie de voorkeur. Bij een recidief zijn de drie bovengenoemde opties gelijkwaardig. Bij ernstige klachten kan in de eerste weken ter overbrugging (tot het bereiken van euthyreoïdie) een β-blokker worden toegevoegd, bv. metoprolol of propranolol. De keuze voor een β-blokker is afhankelijk van de comorbiditeit. In het geval van een (multi)nodulair struma of toxisch adenoom gaat de voorkeur uit naar behandeling met radioactief jodium of thyreoïdectomie. Bij een thyreoïditis kan worden volstaan met symptomatisch behandelen van de klachten (β-blokker, ontstekingsremming).

Als profylaxe van episodische migraine is metoprolol het middel van eerste keus. In de tweedelijnszorg heeft candesartan (offlabel) de voorkeur, vanwege minder bijwerkingen waardoor de behandeling moet worden gestaakt. Vervolgens komen β-blokkers (metoprolol, propranolol) of de anti-epileptica, topiramaat of valproïnezuur (alleen bij mannen, offlabel) als tweede keus in aanmerking. Bij chronische migraine in geval van medicatieovergebruikshoofdpijn eerst stoppen met het gebruik van alle hoofdpijnmedicatie gedurende 2–3 maanden (detoxificatie). Herevalueer na detoxificatie de primaire hoofdpijndiagnose en start zo nodig profylaxe voor episodische migraine of, indien toch sprake is van chronische migraine met topiramaat of valproïnezuur.

Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.

Advies

Hypertensie: Diuretica, β-blokkers, calciumantagonisten (dihydropyridinen), ‘angiotensine converting enzyme’(ACE)-remmers en angiotensine receptor-blokkers (ARB’s) verlagen de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire mortaliteit en morbiditeit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. De voorkeur gaat uit naar middelen met een 24-uurs werkzaamheid. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; tevens beperkt dit de dosisafhankelijke bijwerkingen. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.

Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.

Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal geven. Geef bij aanhoudende matige tot ernstige pijn of een contra-indicatie voor nitroglycerine: morfine of fentanyl intraveneus of fentanyl intranasaal. Start trombocytenaggregatieremming bij ACS zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of, indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek, en een risicoanalyse verricht. Na behandeling van een ACS, volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling.

Bij een indicatie voor verlaging van de ventrikelfrequentie bij atriumfibrilleren vormt metoprolol met vertraagde afgifte de eerste keus, tenzij sprake is van niet-gecorrigeerde overvulling, al dan niet gepaard gaande met hartfalen. Bij een contra-indicatie voor een β-blokker is diltiazem geïndiceerd, tenzij er sprake is van hartfalen. Bij (vermoeden van) hartfalen is digoxine geïndiceerd. Indien met een β-blokker of diltiazem in maximale dosering geen voldoende verlaging van de ventrikelfrequentie optreedt, is toevoeging van digoxine aangewezen.

De medicamenteuze behandeling van hyperthyroïdie kan afhankelijk van de diagnose bestaan uit thyrostatica, radioactief jodium of thyroïdectomie. Bij de ziekte van Graves heeft medicamenteuze behandeling met thiamazol, eventueel in combinatie met levothyroxine, in eerste instantie de voorkeur. Bij een recidief zijn de drie bovengenoemde opties gelijkwaardig. Bij ernstige klachten kan in de eerste weken ter overbrugging (tot het bereiken van euthyreoïdie) een β-blokker worden toegevoegd, bv. metoprolol of propranolol. De keuze voor een β-blokker is afhankelijk van de comorbiditeit. In het geval van een (multi)nodulair struma of toxisch adenoom gaat de voorkeur uit naar behandeling met radioactief jodium of thyroïdectomie. Bij een thyroïditis kan worden volstaan met symptomatisch behandelen van de klachten (β-blokker, ontstekingsremming).

Als profylaxe van episodische migraine is metoprolol het middel van eerste keus. In de tweedelijnszorg heeft candesartan (offlabel) de voorkeur, vanwege minder bijwerkingen waardoor de behandeling moet worden gestaakt. Vervolgens komen β-blokkers (metoprolol, propranolol) of de anti-epileptica, topiramaat of valproïnezuur (alleen bij mannen, offlabel) als tweede keus in aanmerking. Bij chronische migraine in geval van medicatieovergebruikshoofdpijn eerst stoppen met het gebruik van alle hoofdpijnmedicatie gedurende 2–3 maanden (detoxificatie). Herevalueer na detoxificatie de primaire hoofdpijndiagnose en start zo nodig profylaxe voor episodische migraine of, indien toch sprake is van chronische migraine met topiramaat of valproïnezuur.

Offlabel: Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Propranolol kan bij examenangst/plankenkoorts incidenteel een half tot twee uur voor de te leveren prestatie worden ingenomen.

Indicaties

Oraal:

  • Hypertensie bij volwassenen en kinderen van 6–18 jaar.
  • Onderhoudsbehandeling van angina pectoris.
  • Hartritmestoornissen zoals supraventriculaire tachycardie, verhoogde ventriculaire frequentie bij atriumfibrilleren en ventriculaire extrasystole.
  • Na een myocardinfarct, indien veel kans aanwezig is dat re-infarcering of plotselinge dood optreedt (o.a. groot infarct, ernstige vroege aritmieën).
  • Mild tot ernstig chronisch hartfalen (NYHA-klasse II–IV) met verminderde systolische ventrikelfunctie (ejectiefractie ≤ 40%) als aanvulling op ACE-remmers, diuretica en eventueel digoxine, zowel ter verlaging van de mortaliteit als ter vermindering van het aantal ziekenhuisopnamen.
  • Behandeling van bepaalde symptomen van hyperthyreoïdie in afwachting van de uitwerking van thyreostatische therapie.
  • Onderhoudsbehandeling van migraine.

Intraveneus:

  • Ritmestoornissen, vooral supraventriculaire tachycardieën.
  • Tachy-aritmieën door digoxine-intoxicatie.
  • Vroege interventie (binnen 12 uur) bij vermoeden van acuut myocardinfarct.

Gerelateerde informatie

  • Behandeling van een NSTEMI/IAP ACS
  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
  • atriumfibrilleren, frequentiecontrole
  • hartfalen, chronisch
  • hypertensie, essentiële of primaire
  • hyperthyreoïdie
  • migraine, onderhoudsbehandeling volwassenen

Indicaties

  • Hypertensie;
  • Profylaxe van bloedingen in het bovenste gedeelte van het gastro-intestinale stelsel bij portale hypertensie en varices ter hoogte van de oesofagus;
  • Secundaire profylaxe na doorgemaakt myocardinfarct;
  • Angina pectoris;
  • Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie (musculaire subvalvulaire aortastenose);
  • Supraventriculaire ritmestoornissen: profylaxe en behandeling van paroxismale supraventriculaire tachycardie, atriumfibrilleren of atriumflutter indien digoxine onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd is, en tachycardie of atriumfibrilleren of atriumflutter bij hyperthyroïdie;
  • Thyrotoxicose;
  • Ventriculaire tachycardie: profylactisch en therapeutisch bij kamerextrasystolie ten gevolge van verhoogde sympathicusactiviteit, profylactisch bij kamertachycardie en -fibrilleren met name door verhoogde sympathicusactiviteit;
  • Feochromocytoom: alleen in combinatie met een α-blokkerende stof;
  • Onderhoudsbehandeling van migraine;
  • Essentiële tremor;
  • Offlabel: examenangst/plankenkoorts.

Gerelateerde informatie

  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
  • angststoornissen
  • atriumfibrilleren, frequentiecontrole
  • hypertensie, essentiële of primaire
  • hyperthyreoïdie
  • migraine, onderhoudsbehandeling volwassenen
  • migraine, profylaxe bij kinderen

Dosering

De afgifte van de tabletten met gereguleerde afgifte tartraat is niet gelijkmatig genoeg voor een dosering eenmaal per dag bij die aandoeningen, waarbij een zo constant mogelijke bloedspiegel essentieel is. Daarom moeten deze tabletten, net als de gewone tabletten, doorgaans meerdere malen per dag gedoseerd worden, zie hieronder.

De dosering dient individueel te worden ingesteld; het verdient aanbeveling met een zo laag mogelijke dosering te beginnen om eventuele decompensatieverschijnselen of bronchiale moeilijkheden vroegtijdig te kunnen opmerken; dit geldt vooral voor ouderen en bij lichte tot matige bronchospastische aandoeningen. Hogere doses dan hier aangegeven vergroten het therapeutisch effect in het algemeen niet.

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

Volwassenen:

Oraal: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: gebruikelijke dosering 100–200 mg 1×/dag, max. 400 mg per dag. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: begindosering 50 mg 1×/dag 's ochtends; bij onvoldoende effect verhogen tot 100 mg 1×/dag, eventueel 200 mg per dag.

Kinderen:

Oraal: gewone tablet: volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij leeftijd 0–12 jaar: 1–3 mg/kg/dag in 2 doses, max. 200 mg/dag. Bij leeftijd 12–18 jaar: 100–200 mg/dag in 2–4 doses, max. 200 mg/dag. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: volgens de fabrikant: bij leeftijd 6–18 jaar: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, bij onvoldoende effect verhogen tot 1,0 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag; dosering afronden naar de doseringssterkte van beschikbare tabletten, met een maximum van 50 mg 1×/dag. Bij onvoldoende effect eventueel verhogen tot 2,0 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Doseringen boven 200 mg 1×/dag zijn niet onderzocht bij deze leeftijdsgroep.

Angina pectoris:

Volwassenen:

Oraal: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: 100–200 mg per dag, max. 400 mg per dag. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: begindosering 100–200 mg 1×/dag 's ochtends; bij onvoldoende effect dosering verhogen, max. 400 mg per dag.

Hartritmestoornissen:

Volwassenen:

Intraveneus: begindosering 5 mg (= 5 ml) langzaam injecteren (1–2 ml/min); bij onvoldoende effect telkens na 5 minuten herhalen tot een totale dosis van 10–15 mg, max. 20 mg.

Oraal: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: gemiddelde onderhoudsdosering: 100–200 mg per dag in 2–3 doses, eventueel verhogen. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: 100–200 mg 1×/dag, eventueel verhogen.

Myocardinfarct:

Volwassenen:

Acute behandeling (i.v.): 15 mg verdeeld over drie injecties van 5 mg die met een tussenpoos van 2 min op geleide van ECG en bloeddruk worden toegediend; 15 min na de laatste injectie en na voldoende hemodynamische stabilisatie beginnen met orale therapie ter preventie van re-infarct of plotselinge dood.

Oraal: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: begindosering (nadat de patiënt hemodynamisch gestabiliseerd is na intraveneuze toediening) 50 mg 2–4×/dag gedurende 2–3 dagen; onderhoudsdosering: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: 100 mg 2×/dag of met de tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: 200 mg 1×/dag.

Chronisch hartfalen:

Volwassenen:

Oraal: gewone tablet: bij hartfalen NYHA–klasse II–III na instelling op standaardbehandeling (diuretica, ACE-remmers, eventueel digoxine) beginnen met 5 mg 2×/dag in week 1. Vervolgens de dosering als volgt ophogen tot de max. te verdragen dosering (max. 150 mg/dag): week 2: 5 mg 3×/dag, week 3: 10 mg 3×/dag, week 4: 25 mg 2×/dag, week 5: 25 mg 3×/dag, week 6: 50 mg 2×/dag, week 7: 50 mg 3×/dag. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: na instelling op standaardbehandeling (diuretica, ACE-remmers, eventueel digoxine) bij NYHA-klasse II beginnen met 25 mg 1×/dag gedurende twee weken en bij NYHA-klasse III–IV met 12,5 mg 1×/dag gedurende de eerste week en 25 mg 1×/dag gedurende de tweede week. Vervolgens indien mogelijk de dosering om de week verdubbelen tot de streefdosering van 200 mg (tablet met gereguleerde afgifte) 1×/dag (tevens de maximum dosering) of tot de maximaal getolereerde dosering.

Hyperthyreoïdie:

Volwassenen:

Oraal: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: 150–200 mg per dag in 3–4 giften, eventueel hoger. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: 100 mg 1–2×/dag, eventueel verhogen.

Onderhoudsbehandeling migraine:

Volwassenen:

Oraal: gewone tablet, tabletten met gereguleerde afgifte tartraat: 100–200 mg per dag in 1–2 giften. Tabletten met gereguleerde afgifte succinaat: 100–200 mg 1×/dag.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden door de dosering stapsgewijs te halveren gedurende ten minste 2 weken. De laagste dosering ten minste 4 dagen innemen alvorens de behandeling te staken.

Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Bij ernstig gestoorde leverfunctie kan het noodzakelijk zijn de dosering te verlagen.

Ouderen, nierfunctiestoornis: Bij ouderen of bij mensen met een nierfunctiestoornis, is dosisaanpassing niet nodig.

De hele of gehalveerde tabletten met gereguleerde afgifte innemen zonder kauwen met ruim water.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Hypertensie:

Volwassenen:

Begindosering 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg/dag; bij onvoldoende effect telkens na 1 week de dosis met 80 mg/dag verhogen;

Gebruikelijke onderhoudsdosering 160–320 mg/dag, max. 320 mg/dag; bij de tabletten de dosering verdelen over 2–3 giften per dag, bij de retardcapsules in één dosis geven. Het verdient aanbeveling na ieder jaar succesvolle therapie te proberen de dosering te verlagen.

Kinderen van 1–18 jaar:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 1–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–3 doses, max. 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag of max. 640 mg per dag.

Kinderen van 1–12 maanden:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–4 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–3 doses.

Neonaten:

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–3 doses.

Portale hypertensie:

Volwassenen:

Tablet: De dosering titreren zodat een reductie van 25% van de hartfrequentie in rust wordt bereikt: begindosering 1 tablet à 40 mg 2×/dag; eventueel verhogen tot 1 tablet à 80 mg 2×/dag. Zo nodig in stappen verhogen tot max. 160 mg 2×/dag.

Secundaire profylaxe na myocardinfarct:

Volwassenen:

Tablet: Zodra de patiënt hemodynamisch stabiel is 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag gedurende 2–3 dagen. Gebruikelijke onderhoudsdosering 80 mg 2×/dag.

Angina pectoris:

Volwassenen:

Begindosering 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg/dag; bij onvoldoende effect telkens na 1 week de dosis met 40–80 mg verhogen;

Gebruikelijke onderhoudsdosering 120–240 mg/dag, max. 240 mg/dag voor de tabletten, max. 320 mg/dag voor de retardcapsules; bij de tabletten de dosering verdelen over 2–3 giften per dag, bij de retardcapsules in één dosis geven.

Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie:

Volwassenen:

Tablet: 1 tablet à 10–40 mg 2–4×/dag.

Tachycarde aritmieën:

Volwassenen:

Tablet: 10–40 mg 2–3× per dag of 1 retardcapsule à 80 mg 1×/dag.

Kinderen:

Richtlijn: 0,25–0,5 mg/kg 3–4×/dag, aangepast op basis van de respons. Max. 4×/dag 1 mg/kg, max. 160 mg/dag.

Thyrotoxicose:

Volwassenen:

Tablet: gebruikelijke dosering: 10–40 mg 3–4×/dag.

Feochromocytoom:

Volwassenen:

(in combinatie met een α-blokkerende stof): Tablet: preoperatief 60 mg/dag gedurende 3 dagen; inoperabele maligne gevallen: 30 mg/dag.

Onderhoudsbehandeling migraine:

Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar:

Begindosering 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg 1×/dag; bij onvoldoende effect de dosis verhogen tot max. 160 mg/dag;

Gebruikelijke onderhoudsdosering 80–160 mg/dag; bij de tabletten de dosis verdelen over 2–3 giften, de retardcapsules in één dosis geven.

Kinderen < 12 jaar:

Tablet: 20 mg 2–3×/dag.

Essentiële tremor:

Volwassenen:

Begindosering 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg 1×/dag; gemiddelde onderhoudsdosering 80–240 mg/dag, bij de tabletten de dosis verdelen over 2–3 giften, bij de retardcapsules in één dosis geven.

Offlabel: Examenangst/plankenkoorts:

Volwassenen:

Volgens de NHG-Standaard Angst (2019): Tablet: 10–40 mg ½ tot 2 uur voorafgaand aan de betreffende situatie; propranolol vóór de betreffende situatie eerst laten uitproberen.

De dosering dient individueel te worden ingesteld; het verdient aanbeveling met een zo laag mogelijke dosering te beginnen om eventuele decompensatieverschijnselen of bronchiale moeilijkheden vroegtijdig te kunnen opmerken; dit geldt met name voor ouderen, mensen met verminderde nierfunctie en verminderde leverfunctie.

Bij een verminderde lever- of nierfunctie kan het noodzakelijk zijn de begindosering te verlagen. Bij ernstig verminderde leverfunctie (bv. levercirrose) is de maximale aanvangsdosering 20 mg 3×/dag.

Bij gebruik van rizatriptan: 5 mg rizatriptan per keer innemen; zo nodig bij terugkeer van de symptomen, na een periode van ten minste 2 uur herhalen; max. 10 mg in 24 uur. Propranolol minimaal 2 uur voor of na rizatriptan innemen.

Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden door de dosering stapsgewijs te halveren gedurende ten minste 2 weken. De laagste dosering ten minste 4 dagen innemen alvorens de behandeling te staken.

Toedieningsinformatie: De retardcapsules ineens 's morgens of 's avonds in hun geheel innemen, telkens op ongeveer hetzelfde tijdstip van de dag; de tabletten in 2–3 giften innemen.

Bijwerkingen

Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

Zeer vaak (> 10%): vermoeidheid, (orthostatische) hypotensie.

Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Bradycardie, palpitaties, evenwichtsstoornissen, dyspneu bij inspanning, koude handen en voeten, fenomeen van Raynaud. Misselijkheid, buikpijn, diarree, obstipatie.

Soms (0,1-1%): oedeem en precordiale pijn, toename hartfalen, eerstegraads hartblok, cardiogene shock bij bestaand acuut myocardinfarct. Braken. Bronchospasmen (ook bij patiënten zonder obstructieve longziekte). Huiduitslag zoals urticaria, psoriasisachtige en dystrofische laesies van de huid, toegenomen zweetproductie. Paresthesie, spierkrampen. Verminderde alertheid, slaapstoornissen, nachtmerries, depressie. Gewichtstoename.

Zelden (0,01-0,1%): hartaritmieën, hartgeleidingsstoornissen, syncope. Droge mond, droge/geïrriteerde ogen, visusstoornissen, conjunctivitis, rinitis. Haaruitval. Nervositeit, angst. Erectiele of seksuele disfunctie, ziekte van Peyronie. Verslechtering van diabetes mellitus. Gestoorde leverfunctie.

Zeer zelden (< 0,01%): gangreen bij al bestaande ernstige perifere doorbloedingsstoornissen. Trombocytopenie, leukopenie. Oorsuizen, gehoorproblemen. Smaakstoornissen, retroperitoneale fibrose. Fotosensibilisatie, verergering psoriasis. Overgevoeligheid. Artralgie, artritis. Hepatitis. Geheugenverlies, verwardheid, depersonalisatie, hallucinaties. Libido–en potentiestoornissen.

Verder zijn gemeld: afname HDL, toename triglyceriden in bloed.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): bradycardie. Dyspneu. Slaapstoornissen, nachtmerries. Koude handen en voeten, fenomeen van Raynaud. Vermoeidheid, traagheid (meestal voorbijgaand).

Soms (0,1-1%): diarree, misselijkheid, braken.

Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie. Verergering van hartfalen, optreden van hartblok, orthostatische hypotensie, syncope. Angio-oedeem. Hallucinaties, psychosen, stemmingswisselingen. Verwardheid, geheugenverlies, duizeligheid, paresthesie. Visusstoornissen, droge ogen. Verergering van claudicatio intermittens. Bronchospasme (bij astmatische klachten in de voorgeschiedenis). Huiduitslag (psoriasisachtige huidreacties, purpura), verergering van psoriasis, alopecia.

Zeer zelden (< 0,01%): verergering van myasthenia gravis, op myasthenia gravis lijkend syndroom. Hyperhidrose. Verandering in vetmetabolisme, hypoglykemie (in ernstige gevallen leidend tot toevallen of coma). Toename van antinucleaire antilichamen (ANA) is waargenomen; de klinische relevantie hiervan is onduidelijk.

Verder zijn gemeld: agranulocytose. Maskeren van de adrenerge symptomen van thyrotoxicose. Verergering van angina pectoris. Depressie. Hoofdpijn. Conjunctivitis. Obstipatie, droge mond. Artralgie. Verminderde renale bloeding en GFR. Erectiestoornis.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Vermijd de combinatie met calciumantagonisten die de contractiliteit en de AV-geleiding negatief beïnvloeden (zoals (oraal) verapamil en in mindere mate diltiazem) vanwege de kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel; bij gestoorde hartfunctie is de combinatie gecontra-indiceerd. Ook is de combinatie met intraveneus verapamil of continue of intermitterende inotrope therapie met β–agonisten gecontra-indiceerd.

Metoprolol kan het bloeddrukverlagende effect versterken van andere geneesmiddelen die een antihypertensieve werking hebben, zoals α1-blokkers. Er dient rekening mee te worden gehouden dat inhalatie-anesthetica het negatief-inotroop effect van β-blokkers kunnen versterken. Hydralazine en alcohol verhogen de bloedspiegel van β-blokkers, die in de lever worden gemetaboliseerd. Sterke CYP2D6-remmers (zoals cimetidine, fluoxetine, paroxetine, sertraline, kinidine, ritonavir en terbinafine) en andere geneesmiddelen die voornamelijk door CYP2D6 worden gemetaboliseerd (zoals antihistaminica, sommige antidepressiva en antipsychotica, propafenon, COX-2-remmers) kunnen eveneens de bloedspiegel van metoprolol verhogen.

De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen, clonidine nog enige dagen gebruiken.

β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. anti-aritmica zoals amiodaron) kunnen elkaars effect versterken. Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden.

Rifampicine verlaagt de bloedspiegel.

NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.

De eliminatie van lidocaïne kan worden vertraagd.

β-Blokkers kunnen door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten versterken.

Mogelijk moet de dosering van insuline en orale bloedsuikerverlagende middelen worden aangepast.

Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van adrenaline met hypertensie en bradycardie, omdat het β-effect van adrenaline wordt geremd.

Interacties

Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken. β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. anti-aritmica) kunnen elkaars effect versterken.

Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) wegens de kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij gestoorde hartfunctie – vermijden.

Niet-selectieve β-blokkers en β-sympathicomimetica kunnen elkaars werking verminderen.

Cimetidine, hydralazine, fluvoxamine en alcohol verhogen de bloedconcentraties van β-blokkers, die in de lever worden gemetaboliseerd. Rifampicine en barbituraten verlagen de bloedconcentraties. Chloorpromazine en propranolol remmen elkaars metabolisme. Propranolol kan het metabolisme van lidocaïne remmen. Verder zijn interacties mogelijk met theofylline en dihydropyridinecalciumantagonisten (bv. nifedipine), waardoor dosisaanpassing nodig kan zijn.

Combinatie met propafenon kan de plasmaspiegel van propranolol met 100% verhogen; combinatie wordt afgeraden, ook omdat propafenon eveneens negatief inotrope effecten heeft.

Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden.

Door de combinatie met α-blokkers is er meer kans op (orthostatische) hypotensie, tachycardie en palpitaties.

NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.

De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen, clonidine nog enige dagen gebruiken.

β-Blokkers kunnen door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten versterken.

Het bloedglucoseverlagende effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden versterkt.

Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van adrenaline met hypertensie en bradycardie, omdat het β-effect van adrenaline wordt geremd.

Fingolimod niet starten bij gelijktijdig gebruik van β-blokkers vanwege het additieve effect op de hartslag; indien de combinatie onvermijdbaar is de patiënt minimaal één nacht controleren bij de start van de behandeling.

Combinatie met amiodaron kan ernstige sinusbradycardie veroorzaken; dit kan vanwege de extreem lange halfwaardetijd van amiodaron ook nog lang na staken van amiodarongebruik optreden.

Bij combinatie met MAO–remmers (m.u.v. MAO B-remmers) is er meer kans op hypertensieve reacties.

Kinidine kan door CYP2D6–remming de plasmaspiegel van propranolol verhogen.

Propranolol kan de plasmaconcentratie van rizatriptan verhogen; zie ook de rubriek Dosering.

Lopinavir en ritonavir remmen het metabolisme van propranolol.

Zwangerschap

Teratogenese: Zowel bij mens (weinig gegevens), als bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Verminderde placentadoorbloeding. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat o.a. nog optreden: hypotensie, hypoglykemie, ademhalingsproblemen en bradycardie; het pasgeboren kind gedurende 24–48 uur na de geboorte strikt controleren.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens (weinig gegevens) en bij dieren geen aanwijzingen voor teratogene effecten.

Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat o.a. nog optreden: hypoglykemie, bradycardie, hypotensie, sedatie en ademhalingsproblemen; het pasgeboren kind nauwkeurig controleren. De kans op cardiale en pulmonale complicaties bij de neonaat is toegenomen.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in moedermelk: Ja, in zeer geringe mate (één liter moedermelk bevat < 1 mg metoprolol).

Advies: Kan onder controle van de zuigeling worden gebruikt. De zuigeling zorgvuldig controleren op symptomen van β-blokkade (hypotensie, bradycardie, zwakte).

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.

Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Controleer de zuigeling op slaperigheid, bleekheid, loomheid, slecht drinken en groei als de moeder een β-blokker gebruikt.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • sick-sinussyndroom (behalve bij een permanente pacemaker), tweede en derdegraads AV-blok, hypotensie, cardiogene shock, klinisch relevante sinusbradycardie (hartfrequentie < 50 slagen/min);
  • instabiel of onbehandeld hartfalen;
  • myocardinfarct met een hartfrequentie < 45 slagen/min, een PQ-interval > 0,24 s, een systolische bloeddruk < 100 mmHg en/of ernstig hartfalen;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • ernstige bronchiale astma of ernstige bronchospasmen in de voorgeschiedenis;
  • ernstige perifere circulatiestoornissen;
  • overgevoeligheid voor β–blokkers.

Contra-indicaties

  • ernstige hypotensie;
  • ernstige bradycardie;
  • sick-sinussyndroom, tweede- en derdegraads AV-blok, cardiogene shock;
  • onbehandeld hartfalen;
  • ernstig perifeer vaatlijden;
  • astma en andere obstructieve longaandoeningen;
  • onbehandeld feochromocytoom;
  • metabole acidose;
  • langdurig vasten.

Waarschuwingen en voorzorgen

Bij opvallend weinig werkzaamheid of bij meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.

De i.v.-toediening dient klinisch te worden toegepast onder controle van ECG en bloeddruk. Te snelle i.v.-toediening kan leiden tot ernstige hypotensie en shock. Bij de behandeling van een (vermoed) myocardinfarct na elke i.v. dosis van 5 mg ECG en bloeddruk controleren.

Instelling op orale therapie dient onder controle van de polsslag en de bloeddruk te geschieden (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min dient de dosering te worden verlaagd. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris of hartfalen.

Het antihypertensief effect van orale toediening kan pas na zes weken worden beoordeeld.

De selectiviteit neemt af met het hoger worden van de dosering.

Bij hartfalen bij iedere dosis-verhoging de patiënt zorgvuldig evalueren; bij optreden van hypotensie kan een tijdelijke verlaging van de dosering nodig zijn of een verlaging van de dosering van de gelijktijdig gebruikte medicatie. Er is geen ervaring met het gebruik van metoprolol bij hartfalen met restrictieve en hypertrofische cardiomyopathie, met een aangeboren hartafwijking, met hemodynamisch significante organische hartklepafwijkingen, met sterk verminderde nier- en leverfunctie, met een myocardinfarct binnen drie maanden en met een leeftijd > 80 jaar.

Bij een voorgeschiedenis van perifere circulatiestoornissen of 'variant'– of Prinzmetal-angina pectoris, en bij psoriasis is terughoudendheid met β-blokkers geboden vanwege kans op toename van de klachten.

Wees voorzichtig bij een eerstegraads AV–blok vanwege een negatief effect op de AV–geleiding.

Bij chronische obstructieve longziekten kan benauwdheid verergeren; eventueel de dosering aanpassen van gelijktijdig toegediende bronchusverwijdende middelen.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyreoïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate dan de niet–selectieve β-blokkers.

Bij algehele anesthesie de anesthesist informeren over het gebruik van metoprolol; als het noodzakelijk is metoprolol te staken voor de operatie, de dosering stapsgewijs afbouwen, dit moet minimaal 48 uur voor de operatie afgerond zijn.

Wees voorzichtig bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat vooral niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen doen toenemen.

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Voorzichtig toepassen bij een eerstegraads AV-blok vanwege de negatief dromotrope werking.

Wees terughoudend met β-blokkers bij een voorgeschiedenis van psoriasis, perifere circulatiestoornissen of perifere vaataandoeningen vanwege een mogelijke verergering van de klachten.

Voorzichtig toepassen bij een vermoeden van Prinzmetal-angina-pectoris vanwege een mogelijke verergering van de klachten.

Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers (zoals propranolol) de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.

Controles: Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden en de bloeddruk (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min, de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.

Behandeling staken: Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende ten minste 2 weken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.

β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd, met name door de niet-selectieve β-blokkers. Controleer regelmatig de glucosespiegel bij diabetici, vooral in het begin van de behandeling en bij een dosisverandering, en tijdens een lange periode van vasten.

Informeer bij algehele anesthesie de anesthesist over het gebruik van propranolol; als het noodzakelijk is propranolol te staken voor de operatie, de dosering stapsgewijs afbouwen, dit moet minimaal 48 uur voor de operatie afgerond zijn.

Voorzichtig bij gedecompenseerde levercirrose. Er zijn aanwijzingen dat propranolol bij portale hypertensie de kans op hepatische encefalopathie vergroot.

Onderzoeksgegevens: Er is geen onderzoek gedaan naar de toepassing van propranolol bij neonaten en kinderen tot 1 jaar.

De hulpstof propyleenglycol kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol (pdf 0,2 MB) hierover.

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Overdosering

Symptomen

Bradycardie, hartstilstand, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, bronchospasmen, hypoglykemie, hyperkaliëmie, gegeneraliseerde convulsies en coma. Effecten van een massieve overdosering kunnen gedurende enkele dagen blijven bestaan, ondanks het feit dat plasmaconcentraties afgenomen zijn. 20 minuten tot 2 uur na inname treden de eerste symptomen op.

Therapie

Zie voor meer symptomen en de behandeling de monografie op toxicologie.org/metoprolol of via vergiftigingen.info.

Overdosering

Symptomen

bradycardie, hypotensie, longoedeem, syncope, cardiogene shock, geleidingsstoornissen (eerste en tweedegraads AV-blok). Zelden aritmieën. Verder effecten op het CZS: slaperigheid, verwardheid, insult, hallucinaties, mydriase en in ernstige gevallen coma. Tevens kunnen optreden: bronchospasmen, ademhalingsdepressie, cyanose, braken. Zelden hypoglykemie, hypocalciëmie.

Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info en/of toxicologie.org/β-blokkers.

Eigenschappen

Lipofiele selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Het hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af. Tevens wordt de AV-geleiding vertraagd en treedt een antihypertensief effect op. In de tablet met gereguleerde afgifte succinaat is de werkzame stof aanwezig in microgranules. Deze zijn omhuld door een membraan, die de afgifte van de stof regelt waardoor gedurende 24 uur gelijkmatige serumconcentraties worden verkregen. Anti-hypertensieve werking: meestal maximaal binnen 1 week. Na stoppen van een chronische therapie kan het effect nog vier weken aanhouden.

Kinetische gegevens

Overig Bij metoprololsuccinaat met gereguleerde afgifte wordt metoprolol over een periode van ca. 20 uur met een constante snelheid afgegeven; bij de andere preparaten is er een klinisch relevant verschil in piek- en dalspiegels.
F ca. 50% door groot 'first pass'-effect (oraal, gewone tablet, tablet met gereguleerde afgifte tartraat), hoger bij gelijktijdige inname voedsel en bij levercirrose. 20–30% lager bij tablet met gereguleerde afgifte succinaat.
T max 1,5 uur (gewone tablet).
V d ca. 5,5 l/kg.
Overig passeert de bloed-hersenbarrière makkelijk.
Metabolisering door de lever tot inactieve metabolieten, vnl. door CYP2D6.
Eliminatie ca. 95 % via de nieren, 5% onveranderd.
T 1/2el ca. 3,5 uur, verlengd bij levercirrose.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Sterk lipofiele, niet-selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA) met membraanstabiliserende eigenschappen. Van het racemisch mengsel is de S(-)-isomeer de actieve vorm. De R(+)-vorm is verantwoordelijk voor de remming van de omzetting van thyroxine in tri-joodthyronine en remming van de plaatjesaggregatie. Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Het hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af. Tevens wordt de AV-geleiding vertraagd en treedt een antihypertensief effect op. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt.

Kinetische gegevens

Resorptie vrijwel volledig.
F 5–50% (tabl.), gering en variabel door 'first pass'-effect.
T max 1–2 uur (tablet), 5–10 uur (capsule met gereguleerde afgifte).
V d ca. 4 l/kg.
Eiwitbinding 80–95%.
Metabolisering ca. 90 % door de lever deels via CYP2D6, ten minste 1 metaboliet (4–OH–metaboliet) is farmacologisch actief.
Eliminatie > 90 % via de nieren (metabolieten), 1–4% onveranderd met de feces en urine.
T 1/2el 3–6 uur (tablet); 8-20 uur (capsule met gereguleerde afgifte).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

metoprolol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.

  • acebutolol (C07AB04) Vergelijk
  • atenolol (C07AB03) Vergelijk
  • bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
  • carvedilol (C07AG02) Vergelijk
  • celiprolol (C07AB08) Vergelijk
  • esmolol (C07AB09) Vergelijk
  • labetalol (C07AG01) Vergelijk
  • landiolol (C07AB14) Vergelijk
  • nebivolol (C07AB12) Vergelijk
  • pindolol (C07AA03) Vergelijk
  • propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
  • propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
  • sotalol (C07AA07) Vergelijk

Groepsinformatie

propranolol (cardiovasculair of neurologisch) hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.

  • acebutolol (C07AB04) Vergelijk
  • atenolol (C07AB03) Vergelijk
  • bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
  • carvedilol (C07AG02) Vergelijk
  • celiprolol (C07AB08) Vergelijk
  • esmolol (C07AB09) Vergelijk
  • labetalol (C07AG01) Vergelijk
  • landiolol (C07AB14) Vergelijk
  • metoprolol (C07AB02) Vergelijk
  • nebivolol (C07AB12) Vergelijk
  • pindolol (C07AA03) Vergelijk
  • propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
  • sotalol (C07AA07) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • bètablokkers, systemisch

Indicaties

  • Behandeling van een NSTEMI/IAP ACS
  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
  • atriumfibrilleren, frequentiecontrole
  • hartfalen, chronisch
  • hypertensie, essentiële of primaire
  • hyperthyreoïdie
  • migraine, onderhoudsbehandeling volwassenen

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • bètablokkers, systemisch

Indicaties

  • Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
  • Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
  • angststoornissen
  • atriumfibrilleren, frequentiecontrole
  • hypertensie, essentiële of primaire
  • hyperthyreoïdie
  • migraine, onderhoudsbehandeling volwassenen
  • migraine, profylaxe bij kinderen

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".