Samenstelling
Propranolol (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule met gereguleerde afgifte 'Retard'
- Sterkte
- 80 mg, 160 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 10 mg, 40 mg, 80 mg
Propranololdrank FNA (hydrochloride) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 10 mg/ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Nebilet (als hydrochloride) Menarini Benelux nv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg
Nebivolol (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazide-diuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Bij > 2 aanvallen van stabiele angina pectoris (AP) per week is een onderhoudsbehandeling met een selectieve, lipofiele β-blokker of dihydropyridine-calciumantagonist aangewezen. Kies afhankelijk van patiëntkenmerken en -voorkeur. Stap bij bijwerkingen of contra-indicaties over op het andere middel of geef een langwerkend nitraat. Hoog bij onvoldoende effect de dosering op, of voeg het alternatief toe. Overweeg onder voorwaarden een derde middel (β-blokker, dihydropyridine of langwerkend nitraat) toe te voegen.
Bij een indicatie voor verlaging van de ventrikelvolgfrequentie bij atriumfibrilleren is metoprolol met vertraagde afgifte eerste keus. Bij een contra-indicatie voor een β-blokker overweeg een non-dihydropyridine calciumantagonist. Kies bij (instabiel) hartfalen voor digoxine. Bij stabiel hartfalen is ook metoprolol een optie. Overweeg een combinatie van de hierboven genoemde middelen indien een enkele middel in maximale dosering onvoldoende effect heeft.
Bij hyperthyroïdie door de ziekte van Graves heeft medicamenteuze behandeling met carbimazol of thiamazol, met of zonder levothyroxine, in eerste instantie de voorkeur. Bij een recidief zijn de drie bovengenoemde opties gelijkwaardig. Bij veel klachten kan in de eerste weken ter overbrugging (tot het bereiken van euthyroïdie) een β-blokker worden toegevoegd, bv. atenolol (offlabel), metoprolol succinaat met gereguleerde afgifte of propranolol. De keuze voor welke β-blokker is afhankelijk van de comorbiditeit. In het geval van een toxisch adenoom of multinodulair struma gaat de voorkeur uit naar behandeling met radioactief jodium of een operatieve ingreep. De behandeling van een subacute granulomateuze thyroïditis is gericht op het verminderen van de pijn/ontsteking met in eerste instantie een NSAID. Bij deze vorm van thyroïditis en bij subacute lymfocytaire thyroïditis kan bij veel klachten een β-blokker worden gegeven.
De behandeling van ritmestoornissen is afhankelijk van de soort ritmestoornis, de prognose en het bestaan van objectieve klachten. Behandeling vindt voornamelijk plaats in de tweede- of derdelijnszorg. Deze is meestal medicamenteus met antiaritmica. Soms komen niet-medicamenteuze behandelopties in aanmerking, zoals elektrische cardioversie, katheterablatie, pacemaker of ICD. Zie voor meer informatie over de behandeling van een ventriculaire ritmestoornis de ESC-richtlijn: Ventricular arrhythmias and the prevention of sudden cardiac death en over de behandeling van een supraventriculaire stoornis de ESC-richtlijn: Supraventricular tachycardia.
Als profylaxe van episodische migraine zijn metoprolol en candesartan (offlabel) middelen van eerste keus. Vervolgens komt amitriptyline als alternatief in aanmerking en in de tweedelijnszorg ook de anti-epileptica, topiramaat of valproïnezuur (alleen bij mannen, offlabel). Bij profylaxe van chronische migraine in geval van medicatieovergebruikshoofdpijn eerst stoppen met het gebruik van alle hoofdpijnmedicatie gedurende 2–3 maanden (detoxificatie). Herevalueer na detoxificatie de primaire hoofdpijndiagnose en start zo nodig profylaxe voor episodische migraine of, indien toch sprake is van chronische migraine, met topiramaat of valproïnezuur (in de tweedelijnszorg).
Offlabel: Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Propranolol kan bij examenangst/plankenkoorts incidenteel een half tot twee uur voor de te leveren prestatie worden ingenomen.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Start bij hartfalen met matige (‘midrange’) of verminderde (‘reduced’) ejectiefractie (HFmrEF of HFrEF) met een ACE-remmer en geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum. Voeg een selectieve bètablokker toe als de patiënt klinisch stabiel is (met name geen tekenen van overvulling). Overweeg bij persisterende klachten ondanks adequate instelling, toevoeging van een aldosteronantagonist. Een combinatie van deze middelen verlicht de klachten en kan een vroegtijdige mortaliteit en de kans op ziekenhuisopname door hartfalen verminderen. De behandeling van hartfalen met behouden ejectiefractie (HFpEF) is vooral symptomatisch; geef bij tekenen van overvulling een lisdiureticum en behandel eventuele cardiovasculaire en niet-cardiovasculaire comorbiditeit.
Let op: de ESC Guidelines for the management of acute coronary syndromes (2023) worden verwerkt nadat de NVvC hun aanbevelingen voor de Nederlandse situatie hebben uitgebracht.
Geef bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal of isosorbidedinitraat sublinguaal. Geef bij een contra-indicatie of aanhoudende matige tot ernstige pijn morfine i.v. of fentanyl i.v. of intranasaal. Start bij STEMI zo snel mogelijk dubbele trombocytenaggregatieremming (DAPT), bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt verder behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI). Geef peri-procedureel een parenteraal anticoagulans. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek en een risicoanalyse verricht. DAPT kan direct na het stellen van de diagnose worden gestart. Bij mogelijkheid tot een coronairangiogram binnen 24 uur kan ook worden volstaan met enkelvoudige trombocytenaggregatieremming.
Na behandeling van een ACS volgt secundaire preventie van een recidief middels niet-medicamenteuze en medicamenteuze behandeling. De patiënt krijgt levenslang acetylsalicylzuur in combinatie met een P2Y12-remmer gedurende in principe 12 maanden. Verder bestaat de behandeling in het algemeen uit een cholesterolverlager, een lipofiele selectieve β-blokker en een ACE-remmer.
Binnen de groep van de β-blokkers bestaan grote prijsverschillen.
Indicaties
- Hypertensie;
- Profylaxe van bloedingen in het bovenste gedeelte van het gastro-intestinale stelsel bij portale hypertensie en varices ter hoogte van de oesofagus;
- Secundaire profylaxe na doorgemaakt myocardinfarct;
- Angina pectoris;
- Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie (musculaire subvalvulaire aortastenose);
- Supraventriculaire ritmestoornissen: profylaxe en behandeling van paroxismale supraventriculaire tachycardie, atriumfibrilleren of atriumflutter indien digoxine onvoldoende effectief of gecontra-indiceerd is, en tachycardie of atriumfibrilleren of atriumflutter bij hyperthyroïdie;
- Thyrotoxicose;
- Ventriculaire tachycardie: profylactisch en therapeutisch bij kamerextrasystolie ten gevolge van verhoogde sympathicusactiviteit, profylactisch bij kamertachycardie en -fibrilleren met name door verhoogde sympathicusactiviteit;
- Feochromocytoom: alleen in combinatie met een α-blokkerende stof;
- Onderhoudsbehandeling van migraine;
- Essentiële tremor;
- Offlabel: examenangst/plankenkoorts.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Essentiële hypertensie;
- Stabiel mild en matig chronisch hartfalen, als aanvulling op standaardbehandelingen bij patiënten ≥ 70 jaar.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
Begindosering: 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg/dag; bij onvoldoende effect telkens na 1 week de dosis met 80 mg/dag verhogen;
Gebruikelijke onderhoudsdosering: 160–320 mg/dag, max. 320 mg/dag; bij de tabletten de dosering verdelen over 2–3 giften per dag, bij de retardcapsules in één dosis geven. Het verdient aanbeveling na ieder jaar succesvolle therapie te proberen de dosering te verlagen.
Kinderen van 1–18 jaar
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 1–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–3 doses, max. 4 mg/kg lichaamsgewicht per dag of max. 640 mg per dag.
Kinderen van 1–12 maanden
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–4 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–3 doses.
Neonaten
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: 0,5–2 mg/kg lichaamsgewicht per dag in 2–3 doses.
Portale hypertensie
Volwassenen
Tablet: De dosering titreren zodat een reductie van 25% van de hartfrequentie in rust wordt bereikt: begindosering 1 tablet à 40 mg 2×/dag; eventueel verhogen tot 1 tablet à 80 mg 2×/dag. Zo nodig in stappen verhogen tot max. 160 mg 2×/dag.
Secundaire profylaxe na myocardinfarct
Volwassenen
Tablet: Zodra de patiënt hemodynamisch stabiel is 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag gedurende 2–3 dagen. Gebruikelijke onderhoudsdosering 80 mg 2×/dag.
Angina pectoris
Volwassenen
Begindosering: 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg/dag; bij onvoldoende effect telkens na 1 week de dosis met 40–80 mg verhogen;
Gebruikelijke onderhoudsdosering: 120–240 mg/dag, max. 240 mg/dag voor de tabletten, max. 320 mg/dag voor de retardcapsules; bij de tabletten de dosering verdelen over 2–3 giften per dag, bij de retardcapsules in één dosis geven.
Hypertrofische obstructieve cardiomyopathie
Volwassenen
Tablet: 1 tablet à 10–40 mg 2–4×/dag.
Tachycarde aritmieën
Volwassenen
Tablet: 10–40 mg 2–3× per dag of 1 retardcapsule à 80 mg 1×/dag.
Kinderen
Richtlijn: 0,25–0,5 mg/kg 3–4×/dag, aangepast op basis van de respons. Max. 4×/dag 1 mg/kg, max. 160 mg/dag.
Thyrotoxicose
Volwassenen
Tablet: gebruikelijke dosering: 10–40 mg 3–4×/dag.
Feochromocytoom
Volwassenen
(in combinatie met een α-blokkerende stof): Tablet: preoperatief 60 mg/dag gedurende 3 dagen; inoperabele maligne gevallen: 30 mg/dag.
Onderhoudsbehandeling migraine
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Volgens de fabrikant: Begindosering 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg 1×/dag; bij onvoldoende effect de dosis verhogen tot max. 160 mg/dag; gebruikelijke onderhoudsdosering 80–160 mg/dag; bij de tabletten de dosis verdelen over 2–3 giften, de retardcapsules in één dosis geven.
Volgens de NVN-richtlijn Profylactische behandeling migraine (2017): opbouwschema bij volwassenen: start met 10 mg 2×/dag, zo nodig elke 2 weken verhogen met 20 mg per dag; onderhoudsdosering is 80–160 mg 1×/dag (vanaf 80 mg retardvorm gebruiken). Voor 12–18 jaar: hiervoor wordt een opbouwschema geadviseerd, 80 mg/dag in 2 doses.
Kinderen < 12 jaar
Volgens de fabrikant: Tablet: 20 mg 2–3×/dag.
Volgens de NVN-richtlijn Profylactische behandeling migraine (2017): opbouwschema: 8–12 jaar 40 mg/dag in 2 doses.
Essentiële tremor
Volwassenen
Begindosering 1 tablet à 40 mg 2–3×/dag of 1 retardcapsule à 80 mg 1×/dag; gemiddelde onderhoudsdosering 80–240 mg/dag, bij de tabletten de dosis verdelen over 2–3 giften, bij de retardcapsules in één dosis geven. Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Essentiële tremor (2021): startdosering 1 tablet à 10 mg 2×/dag; zo nodig dosering verhogen op geleide van klachten en bijwerkingen met 10 mg per gift per week. Gebruikelijke dosering tablet 40–80 mg 2×/dag of retardcapsule 80–160 mg 1×/dag; maximale dosering 160 mg/dag. Bij geen verbetering na ophogen van de dosering, teruggaan naar de laagste effectieve dosis. Bij onvoldoende effect van de maximale of maximaal getolereerde dosering de behandeling in 14 dagen afbouwen (1 week halve dosering, week erna kwart dosering). Overweeg bij snel effect na eenmalige inname een zo nodig-behandeling: 1 tablet à 10–40 mg innemen 30–60 minuten voor het moment waarop de patiënt wil dat de tremor afneemt.
Offlabel: Examenangst/plankenkoorts
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Angst (2019): Tablet: 10–40 mg ½ tot 2 uur voorafgaand aan de betreffende situatie; propranolol vóór de betreffende situatie eerst laten proberen.
De dosering dient individueel te worden ingesteld; het verdient aanbeveling met een zo laag mogelijke dosering te beginnen om eventuele decompensatieverschijnselen of bronchiale moeilijkheden vroegtijdig te kunnen opmerken; dit geldt met name voor ouderen, mensen met verminderde nierfunctie en verminderde leverfunctie.
Bij een verminderde lever- of nierfunctie kan het noodzakelijk zijn de begindosering te verlagen. Bij ernstig verminderde leverfunctie (bv. levercirrose) is de maximale aanvangsdosering 20 mg 3×/dag.
Bij gebruik van rizatriptan: 5 mg rizatriptan per keer innemen; zo nodig bij terugkeer van de symptomen, na een periode van ten minste 2 uur herhalen; max. 10 mg in 24 uur. Propranolol minimaal 2 uur voor of na rizatriptan innemen.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden door de dosering stapsgewijs te halveren gedurende ten minste 2 weken. De laagste dosering ten minste 4 dagen innemen alvorens de behandeling te staken.
Toediening: De retardcapsules ineens 's morgens of 's avonds in hun geheel innemen, telkens op ongeveer hetzelfde tijdstip van de dag; de tabletten in 2–3 giften innemen.
Doseringen
De tablet van 5 mg heeft 2 breukgleuven, voor verdeling in 4 gelijke delen; de tablet van 2,5 mg kan verdeeld worden in twee gelijke delen.
Hypertensie
Volwassenen
5 mg 1×/dag. Bij nierinsufficiëntie of bij leeftijd > 65 jaar is de begindosering 2,5 mg per dag, indien nodig verhogen naar 5 mg per dag.
Mild en matig chronisch hartfalen (NYHA–klasse II–III)
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering 1,25 mg 1×/dag. Daarna zo mogelijk de dosering stapsgewijs met intervallen van één à twee weken verhogen tot achtereenvolgens 2,5 mg, 5 mg en maximaal 10 mg 1×/dag. Bij intolerantie of verergering van hartfalen de dosering stap voor stap verlagen (wekelijks halveren) of zo nodig onmiddellijk staken. Vanwege het ontbreken van ervaring wordt toepassing bij ernstige nierinsufficiëntie niet aanbevolen.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): bradycardie. Dyspneu. Slaapstoornissen, nachtmerries. Koude handen en voeten, fenomeen van Raynaud. Vermoeidheid, traagheid (meestal voorbijgaand).
Soms (0,1-1%): diarree, misselijkheid, braken.
Zelden (0,01-0,1%): trombocytopenie. Verergering van hartfalen, optreden van hartblok, orthostatische hypotensie, syncope. Angio-oedeem. Hallucinaties, psychosen, stemmingswisselingen. Verwardheid, geheugenverlies, duizeligheid, paresthesie. Visusstoornissen, droge ogen. Verergering van claudicatio intermittens. Bronchospasme (bij astmatische klachten in de voorgeschiedenis). Huiduitslag (psoriasisachtige huidreacties, purpura), verergering van psoriasis, alopecia.
Zeer zelden (< 0,01%): verergering van myasthenia gravis, op myasthenia gravis lijkend syndroom. Hyperhidrose. Verandering in vetmetabolisme, hypoglykemie (in ernstige gevallen leidend tot toevallen of coma). Toename van antinucleaire antilichamen (ANA) is waargenomen; de klinische relevantie hiervan is onduidelijk.
Verder zijn gemeld: agranulocytose. Maskeren van de adrenerge symptomen van thyrotoxicose. Verergering van angina pectoris. Depressie. Hoofdpijn. Conjunctivitis. Obstipatie, droge mond. Artralgie. Verminderde renale bloeding en GFR. Erectiestoornis.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid, paresthesie. Diarree, obstipatie, misselijkheid. Dyspneu, oedeem.
Soms (0,1-1%): bradycardie, vertraagde AV-geleiding/AV-blok, hypotensie, hartfalen, (toename van) claudicatio intermittens. Afgenomen traanvorming, verminderd gezichtsvermogen. Impotentie. Depressie, nachtmerries. Dyspepsie, flatulentie, braken. Bronchospasme. Jeuk, erythemateuze uitslag.
Zeer zelden (< 0,01%): syncope, verergering van psoriasis.
Verder zijn ook gemeld: angio-oedeem, urticaria.
Bij sommige β-blokkers zijn verder gemeld: hallucinaties, psychosen, verwardheid, koude/cyanotische extremiteiten, fenomeen van Raynaud.
Toegepast bij mild tot matig chronisch hartfalen kwamen zeer vaak (> 10%) voor: bradycardie en duizeligheid en vaak (1-10%): verergering hartfalen, orthostatische hypotensie, eerstegraads AV-blok, oedeem in de benen.
Interacties
Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken. β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. antiaritmica) kunnen elkaars effect versterken.
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) wegens de kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij gestoorde hartfunctie – vermijden.
Niet-selectieve β-blokkers en β-sympathicomimetica kunnen elkaars werking verminderen.
Cimetidine, fluvoxamine en alcohol verhogen de bloedconcentraties van β-blokkers, die in de lever worden gemetaboliseerd. Rifampicine en barbituraten verlagen de bloedconcentraties. Chloorpromazine en propranolol remmen elkaars metabolisme. Propranolol kan het metabolisme van lidocaïne remmen. Verder zijn interacties mogelijk met theofylline en dihydropyridinecalciumantagonisten (bv. nifedipine), waardoor dosisaanpassing nodig kan zijn.
Combinatie met propafenon kan de plasmaspiegel van propranolol met 100% verhogen; combinatie wordt afgeraden, ook omdat propafenon eveneens negatief inotrope effecten heeft.
Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden.
Door de combinatie met α-blokkers is er meer kans op (orthostatische) hypotensie, tachycardie en palpitaties.
NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen, clonidine nog enige dagen gebruiken.
β-Blokkers kunnen door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten versterken.
Het bloedglucoseverlagende effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden versterkt.
Niet-selectieve β-blokkers versterken de α-pressorreactie van adrenaline met hypertensie en bradycardie, omdat het β-effect van adrenaline wordt geremd.
Fingolimod niet starten bij gelijktijdig gebruik van β-blokkers vanwege het additieve effect op de hartslag; indien de combinatie onvermijdelijk is, de patiënt minimaal één nacht controleren bij de start van de behandeling.
Combinatie met amiodaron kan ernstige sinusbradycardie veroorzaken; dit kan vanwege de extreem lange halfwaardetijd van amiodaron ook nog lang na staken van amiodarongebruik optreden.
Bij combinatie met MAO–remmers (m.u.v. MAO B-remmers) is er meer kans op hypertensieve reacties.
Kinidine kan door CYP2D6–remming de plasmaspiegel van propranolol verhogen.
Propranolol kan de plasmaconcentratie van rizatriptan verhogen; zie ook de rubriek Dosering.
Lopinavir en ritonavir remmen het metabolisme van propranolol.
Interacties
Inhalatie-anesthetica kunnen het negatief-inotroop effect van β-blokkers versterken en een reflextachcyardie onderdrukken.
β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. anti-aritmica) kunnen elkaars effect versterken.
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel worden vermeden.
Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden; er zijn voor nebivolol geen klinische aanwijzingen voor invloed op de kinetiek van digoxine.
Combinatie met andere antihypertensiva, tricyclische antidepressiva, barbituraten, fenothiazinen (chloorpromazine) en baclofen kan de bloeddrukdaling versterken; pas zo nodig de dosering van nebivolol aan.
Combinatie met centraal werkende antihypertensiva zoals clonidine kan hartfalen verergeren door verlaging van de centraal sympathische tonus (verlaging hartfrequentie, hartminuutvolume en vasodilatatie). De kans op rebound-hypertensie bij staken van clonidinetoediening neemt toe; daarom eerst de β-blokker stoppen.
Remmers van het CYP2D6-iso-enzym zoals serotonineheropnameremmers (in het bijzonder paroxetine, fluoxetine) en kinidine en stoffen die hoofdzakelijk via CYP2D6 worden gemetaboliseerd kunnen de plasmaspiegel van nebivolol verhogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Enkele studies suggereren een verhoogd risico op specifieke afwijkingen waaronder hartafwijkingen, schisis en neuralebuisdefecten. Dit wordt echter in andere studies niet bevestigd; mogelijk is het onderliggende ziektebeeld hiervan de oorzaak.
Farmacologisch effect: Verminderde placentadoorbloeding. Langdurig gebruik van propranolol is in verband gebracht met groeivertraging. Bij gebruik tijdens het 3e trimester van de zwangerschap en tijdens de bevalling kunnen bij de foetus en pasgeborene o.a. nog optreden: hypotensie, hypoglykemie en bradycardie; het pasgeboren kind gedurende 24–48 uur na de geboorte strikt controleren.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e en 2e trimester. Tijdens het 3e trimester alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Propyleenglycol, in de drank, bij voorkeur niet gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood, abortus en vroeggeboorte. Bij gebruik tijdens zwangerschap en partus kunnen bij foetus en neonaat optreden: hypoglykemie, hypotensie en bradycardie; het pasgeboren kind hierop controleren.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Controleer de zuigeling op slaperigheid, bleekheid, loomheid, slecht drinken en groei.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- ernstige hypotensie;
- ernstige bradycardie;
- sick-sinussyndroom (incl. SA-blok), tweede- en derdegraads AV-blok, cardiogene shock;
- onbehandeld hartfalen;
- ernstig perifeer vaatlijden;
- astma en andere obstructieve longaandoeningen;
- onbehandeld feochromocytoom;
- metabole acidose;
- langdurig vasten.
Contra-indicaties
- hypotensie (systolisch < 90 mmHg);
- cardiogene shock;
- klinisch relevante sinusbradycardie (< 60 slagen/min voor begin van de behandeling);
- sick-sinussyndroom (inclusief sinoatriaal blok);
- tweede- en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker);
- acuut hartfalen, episoden van decompensatie van hartfalen waarbij intraveneuze inotrope behandeling noodzakelijk is;
- ernstige perifere circulatiestoornissen;
- onbehandeld feochromocytoom;
- voorgeschiedenis van bronchospasme en astma bronchiale;
- leverfunctiestoornis;
- metabole acidose.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een eerstegraads AV–blok vanwege een negatief effect op de AV–geleiding.
Wees terughoudend met β-blokkers bij een voorgeschiedenis van psoriasis, perifere circulatiestoornissen of perifere vaataandoeningen vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Voorzichtig toepassen bij een vermoeden van Prinzmetal-angina-pectoris vanwege een mogelijke verergering van de klachten.
Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers (zoals propranolol) de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.
Controle: Instelling dient onder controle van de polsslag en de bloeddruk te geschieden (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Verlaag de dosering als de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris of hartfalen.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren, terwijl herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd, met name door de niet-selectieve β-blokkers. Controleer regelmatig de glucosespiegel bij diabetici, vooral in het begin van de behandeling en bij een dosisverandering, en tijdens een lange periode van vasten.
Informeer bij algehele anesthesie de anesthesist over het gebruik van propranolol; als het noodzakelijk is propranolol te staken voor de operatie, de dosering stapsgewijs afbouwen, dit moet minimaal 48 uur voor de operatie afgerond zijn.
Voorzichtig bij gedecompenseerde levercirrose. Er zijn aanwijzingen dat propranolol bij portale hypertensie de kans op hepatische encefalopathie vergroot.
Onderzoeksgegevens: Er is geen onderzoek gedaan naar de toepassing van propranolol bij neonaten en kinderen tot 1 jaar.
Hulpstof: Propyleenglycol, in de drank, bij een nier- of leverfunctiestoornis alleen gebruiken met extra controle op achteruitgang. Wees voorzichtig met propyleenglycol bij kinderen < 5 jaar, zeker in combinatie met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals propyleenglycol of ethanol, bevatten.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
De selectiviteit neemt af met het hoger worden van de dosering.
Voorzichtig bij eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, chronische nierinsufficiëntie, myasthenia gravis en bij patiënten met Prinzmetal-angina-pectoris.
Bij chronische obstructieve longziekten kan benauwdheid verergeren; eventueel de dosering aanpassen van gelijktijdig toegediende bronchusverwijdende middelen.
Wees eveneens voorzichtig met β-blokkers bij patiënten met psoriasis en bij perifere circulatiestoornissen zoals het fenomeen van Raynaud en claudicatio intermittens, vanwege kans op verergering van de klachten.
Controle: Instelling dient onder controle van de polsslag te geschieden (bv. 1×/w. gedurende 3–4 w.). Indien de hartfrequentie in rust afneemt tot 50–55 slagen/min en/of de patiënt symptomen ervaart die wijzen op een bradycardie de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de toediening staken.
Behandeling met nebivolol bij mild tot matig chronisch hartfalen alleen beginnen indien gedurende de laatste zes weken zich geen acuut hartfalen heeft voorgedaan en de patiënt tijdens de laatste twee weken voor het begin van de behandeling stabiel is ingesteld op de standaardgeneesmiddelen voor chronisch hartfalen. Bij het beginnen van deze behandeling en bij iedere dosisverhoging de patiënt gedurende ten minste twee uur observeren om er zeker van te zijn dat de klinische status van de patiënt stabiel blijft.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.
De continuering van een β-blokker heeft de voorkeur tijdens algehele anesthesie in verband met reductie van de kans op aritmie tijdens inductie en intubatie. De patiënt kan beschermd worden tegen vagale reacties die kunnen optreden bij de continuering van de β-blokker middels atropine iv. Houd tijdens algehele anesthesie rekening met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Voorzichtigheid is geboden bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat vooral niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactische reacties kunnen doen toenemen.
Behandeling staken: Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris.
Onderzoeksgegevens: Toepassing bij kinderen en adolescenten < 18 jaar wordt ontraden door het ontbreken van ervaring. Bij ouderen > 75 jaar bestaat weinig ervaring en is nauwlettende controle aangewezen.
Overdosering
Symptomen
Bradycardie, hypotensie, longoedeem, syncope, cardiogene shock, geleidingsstoornissen (eerste en tweedegraads AV-blok). Zelden aritmieën. Verder effecten op het CZS: slaperigheid, verwardheid, insult, hallucinaties, mydriase en in ernstige gevallen coma. Tevens kunnen optreden: bronchospasmen, ademhalingsdepressie, cyanose, braken. Zelden hypoglykemie, hypocalciëmie.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info en/of toxicologie.org/β-blokkers.
Overdosering
Symptomen
bradycardie, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, bronchospasmen, hypoglykemie, hyperkaliëmie, gegeneraliseerde convulsies en coma.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met nebivolol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Sterk lipofiele, niet-selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA) met membraanstabiliserende eigenschappen. Van het racemisch mengsel is de S(-)-isomeer de actieve vorm. De R(+)-vorm is verantwoordelijk voor de remming van de omzetting van thyroxine in tri-joodthyronine en remming van de plaatjesaggregatie. Het vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Het hartminuutvolume en het cardiale zuurstofverbruik nemen af. Tevens wordt de AV-geleiding vertraagd en treedt een antihypertensief effect op. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt.
Kinetische gegevens
Resorptie | vrijwel volledig. |
F | 5–50% (tabl.), gering en variabel door 'first pass'-effect. |
T max | 1–2 uur (tablet), 5–10 uur (capsule met gereguleerde afgifte). |
V d | ca. 4 l/kg. |
Eiwitbinding | 80–95%. |
Metabolisering | ca. 90 % door de lever deels via CYP2D6, ten minste 1 metaboliet (4–OH–metaboliet) is farmacologisch actief. |
Eliminatie | > 90 % via de nieren (metabolieten), 1–4% onveranderd met de feces en urine. |
T 1/2el | 3–6 uur (tablet); 8-20 uur (capsule met gereguleerde afgifte). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Selectieve lipofiele β1-receptor-antagonist (β-blokker) zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit. Tevens heeft het een systemisch vaatverwijdend effect, mogelijk als gevolg van een interactie met de L-arginine/stikstofmonoxidebaan. Verder wordt de plasmarenine-activiteit onderdrukt. Nebivolol is een racemisch mengsel van de twee enantiomeren l- en d-nebivolol. Het β1-blokkerend effect wordt grotendeels aan d-nebivolol toegeschreven. Nebivolol vermindert de invloed van adrenerge prikkels op het hart. Antihypertensieve werking: na 1–2 weken, soms na 4 weken.
Kinetische gegevens
F | bij de meeste patiënten (ultra-rapid metabolizers, CYP2D6) laag en variabel, gem. 12%; bij poor metabolizers bijna volledig. Bij poor metabolizers is de piekplasmaspiegel actieve stof (onveranderd + actieve metabolieten) 1,3–1,4× zo hoog en kan met een lagere dosis worden volstaan. |
Eiwitbinding | 98% (l- en d-nebivolol). |
Metabolisering | via CYP2D6 tot o.a. actieve hydroxymetabolieten. |
Eliminatie | 38% met de urine, 48% met de feces, vnl. als metabolieten. |
T 1/2el | bij ultra-rapid metabolizers 10 uur (nebivolol), 24 uur (hydroxymetabolieten); bij poor metabolizers 30–50 uur (nebivolol), 48 uur (hydroxymetabolieten). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
propranolol (cardiovasculair of neurologisch) hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
- carvedilol (C07AG02) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- labetalol (C07AG01) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- nebivolol (C07AB12) Vergelijk
- propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk
Groepsinformatie
nebivolol hoort bij de groep bètablokkers, systemisch.
- acebutolol (C07AB04) Vergelijk
- atenolol (C07AB03) Vergelijk
- bisoprolol (C07AB07) Vergelijk
- carvedilol (C07AG02) Vergelijk
- celiprolol (C07AB08) Vergelijk
- esmolol (C07AB09) Vergelijk
- labetalol (C07AG01) Vergelijk
- landiolol (C07AB14) Vergelijk
- metoprolol (C07AB02) Vergelijk
- propranolol (bij hemangioom) (C07AA05) Vergelijk
- propranolol (cardiovasculair of neurologisch) (C07AA05) Vergelijk
- sotalol (C07AA07) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- Onderhoudsbehandeling van stabiele angina pectoris
- angststoornissen
- atriumfibrilleren
- hypertensie, essentiële of primaire
- hyperthyroïdie
- migraine, onderhoudsbehandeling volwassenen
- migraine, profylaxe bij kinderen
- ritmestoornissen
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- Lange termijn, secundaire preventie na een ACS
- hartfalen, chronisch
- hypertensie, essentiële of primaire