Samenstelling
Perjeta XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 30 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 14 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Empliciti XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 300 mg, 400 mg
Na reconstitutie is de concentratie 25 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Opdivo XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml, 10 ml, 12 ml, 24 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Keytruda XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Erbitux XGVS Merck bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 20 ml, 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van borstkanker de geldende behandelrichtlijn op de richtlijnendatabase.nl met de plaats van pertuzumab daarbij.
Advies
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn via hovon.nl.
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM oncologische middelen op nvmo.org, onder nivolumab.
- ZIN-rapport 2015 nivolumab Nivolumab BMS® plaveiselcel NSCLC
- ZIN-rapport 2019 nivolumab Opdivo icm Yervoy® gevorderd niercelcarcinoom met intermediair ongunstig risicoprofiel
- ZIN-rapport 2021 nivolumab Opdivo icm Yervoy® bij eerstelijnsbehandeling van inoperabel maligne pleuraal mesothelioom
- ZIN-rapport 2021 nivolumab Opdivo icm Yervoy® gemetastaseerd nietkleincellig longcarcinoom bij volwassenen zonder sensibiliserende EGFRmutatie of ALK-translocatie
- ZIN-rapport 2022 nivolumab Opdivo icm Cabometyx® bij eerstelijnsbehandeling van volwassen patienten met gevorderd niercelcarcinoom
- ZIN-rapport 2022 nivolumab Opdivo® bij dMMR MSI solide tumoren na standaardbehandeling
Advies
Zie Oncologische middelen van de Commissie BOM op NVMO.org voor de adviezen over pembrolizumab bij de verschillende indicaties.
Advies
Voor de behandeling van colorectaalcarcinoom staat op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijn.
Voor de behandeling van hoofd-halstumoren staat op richtlijnendatabase.nl.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Gemetastaseerd mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en docetaxel bij volwassenen met HER2–positief gemetastaseerd of lokaal teruggekeerd, niet–reseceerbaar mammacarcinoom, die niet eerder een anti–HER2–therapie of chemotherapie voor hun gemetastaseerde ziekte hebben gehad.
Neoadjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de neoadjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief, lokaal gevorderd inflammatoir, of vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Adjuvante behandeling van mammacarcinoom
- In combinatietherapie met trastuzumab en chemotherapie voor de adjuvante behandeling van volwassenen met HER2–positief vroeg-stadium mammacarcinoom met veel kans op een recidief.
Indicaties
- Multipel myeloom bij volwassenen die ten minste één eerdere behandeling hebben ondergaan. Geef in combinatie met lenalidomide en dexamethason.
- Recidief en refractair multipel myeloom bij volwassenen die ten minste twee eerdere behandelingen hebben ondergaan, met inbegrip van lenalidomide en een proteaseremmer, en ziekteprogressie vertoonden bij de laatste behandeling. Geef in combinatie met pomalidomide en dexamethason .
Indicaties
Melanoom
- Gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) melanoom bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie óf in combinatie met ipilimumab.
- Adjuvante behandeling van stadium IIB of IIC melanoom of melanoom waar de lymfeklieren bij betrokken zijn, of bij gemetastaseerde ziekte na complete resectie, bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar als monotherapie.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- Lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling met chemotherapie.
- Gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen met tumoren zónder sensibiliserende EGFR-mutatie of ALK-translocatie, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab en chemotherapie die platina bevat.
- Neoadjuvante behandeling van volwassenen met reseceerbare NSCLC met PD-L1-expressie ≥ 1% met een groot recidiefrisico, in combinatie met chemotherapie die platinum bevat.
Maligne pleuraal mesothelioom (MPM)
- Inoperabel maligne pleuraal mesothelioom bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab.
Niercelcarcinoom (RCC)
- Gevorderd RCC bij volwassenen na een eerdere behandeling, als monotherapie.
- Gevorderd RCC met intermediair/ongunstig risicoprofiel bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab.
- Gevorderd RCC bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met cabozantinib.
Klassiek Hodgkin-lymfoom (cHL)
- Recidiverend of refractair cHL bij volwassenen als monotherapie ná autologe stamceltransplantatie (ASCT) en behandeling met brentuximab vedotine.
Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-/halsgebied (SCCHN)
- Recidiverend of gemetastaseerd SCCHN bij volwassenen, als monotherapie na vertoonde ziekteprogressie tijdens of na behandeling met chemotherapie die platina bevat.
Urotheelcarcinoom
- Lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd urotheelcarcinoom bij volwassenen, als monotherapie na falen van chemotherapie die platina bevat.
- Adjuvante behandeling van spierinvasief urotheelcarcinoom (MIUC) met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1% en veel kans op terugkeer van de ziekte na radicale resectie van MIUC, als monotherapie.
Mismatch-repair-deficiënt (dMMR) of microsatellietinstabiliteit-hoog (MSI-H) colorectaalcarcinoom (CRC)
- Gemetastaseerd dMMR of MSI-H CRC bij volwassenen na eerdere behandeling met chemotherapie die een fluoropyrimidine bevat, in combinatie met ipilimumab.
Oesofageaal plaveicelcelcarcinoom (OSCC)
- Inoperabel, gevorderd, recidiverend of gemetastaseerd OSCC met een tumorcel-PD-L1-expressie ≥ 1%, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met ipilimumab óf chemotherapie die fluoropyrimidine en platina bevat.
- Inoperabel, gevorderd, recidiverend of gemetastaseerd OSCC bij volwassenen, als monotherapie na eerdere behandeling met chemotherapie die fluoropyrimidine en platina bevat.
Carcinoom van de oesofagus of gastro-oesofageale overgang (OC of GEJC)
- Adjuvante behandeling van OC of GEJC bij volwassenen, nadat bij eerdere neoadjuvante behandeling met chemoradiotherapie nog pathologische restziekte is aangetoond, als monotherapie.
Adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofagele overgang (GEJC) of oesofagus
- Eerstelijnsbehandeling van HER2-negatief gevorderd of gemetastaseerd adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus bij volwassenen, bij wie de tumorgen PD-L1-expressie vertonen met een CPS (combined positive score) ≥ 5, in combinatie met fluoropyrimidine- en platinabevattende chemotherapie.
Indicaties
Hoge microsatellietinstabiele (MSI-H) of 'mismatch-repair'-deficiënte (dMMR) tumoren
Colorectaalcarcinoom (CRC)
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd MSI-H of dMMR CRC bij volwassenen, als monotherapie.
- inoperabel of gemetastaseerd MSI-H of dMMR CRC na eerdere combinatietherapie die fluoropyrimidine bevat.
Niet-colorectaalcarcinomen
- gevorderd of recidiverend MSI-H of dMMR endometriumcarcinoom bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere behandeling met therapie die platina bevat, ongeacht de behandelfase, en die niet in aanmerking komt voor curatieve chirurgie of bestraling, als monotherapie.
- inoperabel of gemetastaseerd MSI-H of dMMR maagcarcinoom, dunnedarmdarmcarcinoom of galweg- of galblaascarcinoom met ziekteprogressie tijdens of na ten minste één eerdere behandeling.
Endometriumcarcinoom (EC)
- in combinatie met lenvatinib voor gevorderd of terugkerend EC, bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere behandeling met platinumbevattende therapie, die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of bestraling.
Hodgkin-lymfoom (cHL)
- recidief of refractair klassiek cHL bij volwassenen en kinderen ≥ 3 jaar bij wie autologe stamceltransplantatie (ASCT) heeft gefaald, óf na minstens twee eerdere behandelingen indien ASCT niet in aanmerking komt, als monotherapie.
Hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom (HNSCC)
- recidiverend of gemetastaseerd HNSCC mét PD-L1-expressie met TPS ≥ 50% en met progressie tijdens of na platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen, als monotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd of inoperabel recidiverend HNSCC bij volwassenen bij wie de tumoren een PD-L1-expressie vertonen met een 'combined positive score' (CPS) ≥ 1, als monotherapie of in combinatie met 5-fluoro-uracil (systemisch) en platinabevattende chemotherapie.
Melanoom
- gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) maligne melanoom van de huid bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie;
- als adjuvante behandeling van stadium IIB, stadium IIC of stadium III-melanoom, waarbij complete resectie heeft plaatsgevonden bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie.
Niercelcarcinoom (RCC)
- eerstelijnsbehandeling van gevorderd RCC bij volwassenen, in combinatie met axitinib óf lenvatinib.
- adjuvante behandeling van RCC bij volwassenen met meer kans op een recidief na nefrectomie of na nefrectomie en resectie van gemetastaseerde laesies, als monotherapie.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- adjuvante behandeling van NSCLC bij volwassenen met een hoge recidiefkans na complete resectie en platinumbevattende chemotherapie, als monotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC met PD-L1-expressie met een 'tumor proportion score' (TPS) ≥ 50% zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties bij volwassenen, als monotherapie;
- lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC mét PD-L1-expressie met een TPS ≥ 1% én waarbij ten minste één eerdere chemotherapie is toegepast bij volwassenen, als monotherapie. Indien daarnaast EGFR- of ALK-positieve tumormutaties aanwezig zijn, ook eerst de hiervoor goedgekeurde behandelingen uitvoeren alvorens een behandeling met pembrolizumab te beginnen;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties bij volwassenen, in combinatie met pemetrexed en platinabevattende chemotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen, in combinatie met carboplatine én ofwel paclitaxel of 'nanoparticle albumin-bound' (nab)-paclitaxel, zie paclitaxel.
Oesofaguscarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd carcinoom van de slokdarm bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥10, in combinatie met platina- en fluoropyrimidinebevattende chemotherapie.
Triple-negatieve borstkanker (TNBC)
- lokaal gevorderd of vroegstadium TNBC met een grote kans op een recidief. In eerste instantie als neoadjuvante behandeling in combinatie met chemotherapie. Daarna voortgezet als monotherapie als adjuvante behandeling na een operatie.
- in combinatie met chemotherapie voor lokaal terugkerende inoperabele of gemetastaseerde TNBC, bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥ 10 en die niet eerder chemotherapie hebben gehad voor gemetastaseerde ziekte.
Urotheelcarcinoom
- lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom:
- bij volwassenen die eerder platinumbevattende chemotherapie hebben ondergaan, als monotherapie óf
- bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor cisplatinebevattende chemotherapie én bij wie de tumoren een PD-L1-expressie vertonen met een 'combined positive score' (CPS) ≥ 10, als monotherapie.
Cervixcarcinoom
- aanhoudend, terugkerend of gemetastaseerd cervixcarcinoom bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥ 1, in combinatie met chemotherapie met of zonder bevacizumab.
Adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd HER2-positief adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang met PD-L1-expressie met een CPS ≥ 1, bij volwassenen in combinatie met trastuzumab en fluoropyrimidine- en platinumbevattende chemotherapie.
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd, inoperabel of gemetastaseerd HER-2-negatief adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang met PD-L1-expressie met een CPS ≥ 1, bij volwassenen in combinatie met fluoropyrimidine- en platinumbevattende chemotherapie,
Cholangiocarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd, inoperabel of gemetastaseerd galwegcarcinoom bij volwassenen, in combinatie met gemcitabine en cisplatine.
Indicaties
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom met EGFR-expressie en het wild-type RAS-gen (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS):
- in combinatie met chemotherapie op basis van irinotecan;
- als eerstelijnsbehandeling in combinatie met FOLFOX (folinezuur (calciumzout, systemisch), 5-fluoro-uracil en oxaliplatine);
- als monotherapie na falen van oxaliplatine en irinotecan of bij niet-verdragen van irinotecan.
Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied:
- in combinatie met bestraling bij lokaal gevorderde ziekte;
- in combinatie met platinabevattende chemotherapie bij recidiverende en/of gemetastaseerde ziekte.
Doseringen
Bij oncologische indicaties zijn dosering en toedieningsfrequentie sterk individueel bepaald, aan wijzigingen onderhevig en afhankelijk van onder andere algemene toestand en bloedbeeld.
HER2–positief gemetastaseerd mammacarcinoom, (neo-)adjuvante behandeling HER2–positief mammacarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen ≤ 75 jaar)
In combinatietherapie: i.v.: de aanbevolen eerste oplaaddosis is 840 mg, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 420 mg elke 3 weken. De aanbevolen eerste oplaaddosis van trastuzumab is óf 8 mg/kg lichaamsgewicht, na 3 weken gevolgd door een onderhoudsdosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken óf 600 mg s.c. (ongeacht lichaamsgewicht) elke 3 weken. De dosering van docetaxel is 75 mg/m² lichaamsoppervlak elke 3 weken, bij goed verdragen eventueel verhogen naar 100 mg/m², tenzij de combinatie carboplatine+trastuzumab+pertuzumab wordt gebruikt. De dosering van paclitaxel is 80 mg/m² 1×/week gedurende 12 weken. De oncolytica ná elkaar toedienen (het taxaan als laatste) en niet in dezelfde infuuszak mengen. Bij gemetastaseerd mammacarcinoom behandelen tot aan ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit, ook als de behandeling met docetaxel wordt beëindigd. Bij neo-adjuvante behandeling van mammacarcinoom pertuzumab gedurende 3–6 cycli toedienen als onderdeel van een behandelregime voor vroege borstkanker. In adjuvante setting: met pertuzumab in combinatie met trastuzumab gedurende 1 jaar (max. 18 cycli) behandelen óf tot aan recidief of oncontroleerbare toxiciteit. Start (neo)adjuvante therapie op dag 1 van de chemotherapie en continueer de behandeling ook na beëindiging van de chemotherapie.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: Er kan geen doseringsadvies worden gegeven bij een ernstig verminderde leverfunctie, zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Onderzoeksgegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen bij (ernstige) bijwerkingen (linkerventrikeldisfunctie, overgevoeligheid/anafylaxie, infusiegerelateerde bijwerkingen, beenmergsuppressie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2). Een dosisverlaging van pertuzumab of van trastuzumab wordt niet aanbevolen. Van docetaxel en andere chemotherapie kan wel de dosis verlaagd worden, zie daarvoor de afzonderlijke geneesmiddelteksten. De behandeling met pertuzumab beëindigen als de behandeling met trastuzumab wordt beëindigd. Wanneer in de gemetastaseerde setting docetaxel wordt beëindigd, dan kan de behandeling met pertuzumab en trastuzumab worden voortgezet tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Uitgestelde of overgeslagen doses:
< 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: de dosis van 420 mg zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
- trastuzumab: de dosis van 6 mg/kg i.v. óf 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
≥ 6 weken tussen twee opeenvolgende toedieningen
- pertuzumab: een initiële dosis van 840 mg geven (via een 60 min. durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 420 mg (via een 30–60 min durend infuus) elke 3 weken.
- trastuzumab: óf een initiële dosis van 8 mg/kg geven (via een 90 min durend infuus), gevolgd door onderhoudsdoses van 6 mg/kg (via een 90 min durend infuus, 30 min als het eerder goed verdragen werd) elke 3 weken, óf de dosis van 600 mg s.c. zo spoedig mogelijk alsnog toedienen, daarna het oorspronkelijke schema vervolgen.
Toediening: het concentraat verdunnen tot een sterkte van 3,02 mg/ml voor de initiële dosis en 1,59 mg/ml voor de onderhoudsdosis. De intraveneuze infusie bij initiële oplaaddosis in 60 min. toedienen. Vervolginfusies in 30–60 min. toedienen, indien de eerste infusie van 60 min. goed werd verdragen. Na afloop van elke infusie wordt een observatieperiode van 30–60 minuten (na een eerste infusie 60 minuten)aanbevolen.
Doseringen
Premedicatie: 45–90 min vóór de infusie met elotuzumab de premedicatie toedienen. Deze bestaat uit: i.v. dexamethason 8 mg, oraal of i.v. een H1-blokker, oraal famotidine (of equivalente H2-blokker) én oraal paracetamol 650–1000 mg.
Multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen > 65 j.)
i.v.-infusie 10 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, 8, 15 en 22 van de eerste twee cycli van 28 dagen; daarna elke 2 weken op dag 1 en 15. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor de toedieningsschema's van lenalidomide en dexamethason (dat naast i.v. als premedicatie, óók oraal gegeven dient te worden) de officiële productinformatie CBG/EMA van elotuzumab (rubriek 4.2).
Recidief of refractair multipel myeloom
Volwassenen (inl. ouderen > 65 jaar)
i.v.-infusie 10 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, 8, 15 en 22 van de eerste twee cycli van 28 dagen; daarna 20 mg/kg op dag 1 van elke cyclus. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Zie voor de toedieningsschema's van pomalidomide en dexamethason (dat naast i.v. als premedicatie, óók oraal gegeven dient te worden) de officiële productinformatie CBG/EMA van elotuzumab (rubriek 4.2).
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig, inclusief het eindstadium nierfalen.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een lichte leverfunctiestoornis (gedefinieerd in klinisch onderzoek als totaalbilirubine (TB) > 'upper limit of normal' (ULN) én ASAT > ULN óf TB tot 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook). Elotuzumab is niet bestudeerd bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (TB > 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook).
Zie voor dosisaanbevelingen van lenalidomide en pomalidomide bij verminderde nier- of leverfunctie, interacties met CYP-enzymen en de dosisaanpassingen en richtlijnen bij toxiciteit de officiële productinformatie CBG/EMA van lenalidomide en pomalidomide (rubriek 4.2). Zie hiervoor de link onder 'Zie ook'..
Indien de dosis van één van de geneesmiddelen uit het regime uitgesteld, onderbroken of stopgezet wordt, kan de behandeling met de andere geneesmiddelen zoals gepland verder gaan. Indien echter orale of i.v.-toediening van dexamethason wordt uitgesteld of stopgezet, dan in verband met de kans op overgevoeligheid evalueren of elotuzumab nog toegediend kan worden.
Toediening
- Dien toe als intraveneuze infusie in een concentratie tussen de 1 mg/ml en 6 mg/ml. Verdun hiervoor de gereconstrueerde oplossing met 0,9% Nacl-oplossing of 5% glucose-injectie.
- Toediensnelheid bij dosering 10 mg/kg: bouw deze op van 0.5 ml/min tijdens de eerste 30 min naar 1 ml/min tijdens de tweede 30 min en 2 ml/min tijdens de rest van de eerste infusie. Tijdens de tweede infusie starten met 3 ml/min en kan na 30 min vervolgen met 4 ml/min. De derde en volgende infusies kunnen worden gegeven met een snelheid van 5 ml/min;
- Toediensnelheid bij dosering 20 mg/kg: bouw deze op tijdens de eerste toediening van 3 ml/min tijdens de eerste 30 min naar 4 ml/min tijdens de rest van de eerste infusie. De tweede en volgende infusies kunnen worden gegeven met een snelheid van 5 ml/min.
Doseringen
Test bij de indicatie adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie.
Melanoom
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar met lichaamsgewicht ≥ 50 kg
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt, met voor de adjuvante behandeling een maximale duur van 12 maanden.
In combinatie met ipilimumab: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken. Combineer de eerste 4 doses met ipilimumab i.v. 3 mg/kg. Hierna als monotherapie vervolgen met nivolumab i.v. 240 mg elke 2 weken of 480 mg elke 4 weken. Start hiermee 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 240 mg elke 2 weken) óf 6 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 480 mg elke 4 weken). De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Kinderen ≥ 12 jaar met lichaamsgewicht < 50 kg
Monotherapie: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf 6 mg/kg elke 4 weken.
In combinatie met ipilimumab: i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken. Combineer de eerste 4 doses met ipilimumab i.v. 3 mg/kg. Hierna als monotherapie vervolgen met nivolumab i.v. 3 mg/kg elke 2 weken óf 6 mg/kg elke 4 weken. Start hiermee 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 3 mg/kg elke 2 weken} óf 6 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie (bij 6 mg/kg elke 4 weken). De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.
In combinatie met ipilimumab en chemotherapie: i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken en chemotherapie elke 3 weken. Na afronden van 2 cycli chemotherapie de behandeling voortzetten met i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met 1 mg/kg ipilimumab elke 6 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, of tot 24 maanden bij patiënten zonder ziekteprogressie.
Neoadjuvante behandeling: i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met chemotherapie. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, met een maximale duur van 12 maanden.
Maligne pleuraal mesothelioom (MPM)
Volwassenen
In combinatie met ipilimumab: i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, of tot 24 maanden bij patiënten zonder ziekteprogressie.
Niercelcarcinoom (RCC)
Volwassenen
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
In combinatie met ipilimumab: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, dit voor de eerste 4 doses, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg elke 6 weken. Hierna vervolgen als monotherapie nivolumab: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. Geef de eerste dosis nivolumab 3 weken na de laatste toediening van de combinatietherapie bij gebruik van 240 mg/2 weken óf 6 weken bij gebruik van 480 mg/4 weken. De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
In combinatie met cabozantinib: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg om de 4 weken. De combinatiebehandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, of voor nivolumab tot 24 maanden bij patiënten zonder ziekteprogressie.
Klassiek Hodgkin-lymfoom (cHL)
Volwassenen
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-/halsgebied (SCCHN)
Volwassenen
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.
Urotheelcelcarcinoom
Volwassenen
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit.
Spierinvasief urotheelcelcarcinoom (MIUC) (adjuvante behandeling)
Volwassenen
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit, met een maximale duur van 12 maanden.
dMMR of MSI-H colorectaalcarcinoom
Volwassenen
In combinatie met ipilimumab: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 3 weken, dit voor de eerste 4 doses, in combinatie met ipilimumab#doseringen i.v. 1 mg/kg. 3 weken na de combinatietherapie de behandeling vervolgen met nivolumab monotherapie i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling met nivolumab voortzetten zolang er klinische verbetering is, of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Oesofageaal plaveiselcelcarcinoom
Volwassenen
In combinatie met ipilimumab: i.v. 3 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf i.v. 360 mg elke 3 weken, in combinatie met ipilimumab i.v. 1 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt, of tot 24 maanden bij patiënten zonder ziekteprogressie.
In combinatie met chemotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken óf i.v. 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, of tot 24 maanden bij patiënten zonder ziekteprogressie.
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Carcinoom van de oesofagus of gastro-oesofageale overgang (OC of GEJC) (adjuvante behandeling)
Volwassenen
Monotherapie: i.v. 240 mg elke 2 weken gedurende 16 weken, gevolgd door 480 mg elke 4 weken óf direct starten met 480 mg elke 4 weken. De behandeling voortzetten zolang er klinische verbetering is of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt, met een maximale duur van 12 maanden,
Adenocarcinoom van de maag, gastro-oesofageale overgang of oesofagus
Volwassenen
In combinatie met chemotherapie: i.v. 360 mg elke 3 weken óf i.v. 240 mg elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onacceptabele toxiciteit optreedt, of tot 24 maanden bij patiënten zonder ziekteprogressie.
Er zijn atypische responsen (bv. initiële transiënte toename in tumorgrootte of kleine, nieuwe laesies in de eerste paar maanden, gevolgd door krimp van de tumor) waargenomen; het wordt aanbevolen bij klinisch stabiele patiënten de behandeling voort te blijven zetten tot progressie van de ziekte daadwerkelijk is bevestigd.
Ouderen: een dosisaanpassing is in het algemeen niet nodig bij ouderen ≥ 65 jaar. Bij de indicaties SCCHN, adjuvant melanoom en eerstelijns-RCC in combinatie met cabozantinib zijn er onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar; bij de indicatie cHL bij ouderen ≥ 65 jaar.
Verminderde nierfunctie: bij lichte of matige nierfunctiestoornis (GFR ≥ 30 ml/min/1,73 m²) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis (GFR < 30 ml/min/1,73 m²).
Verminderde leverfunctie: bij lichte leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (totaal bilirubine > 1,5 × ULN en verhoging van ASAT); wees zeer voorzichtig.
Overzetten op ander toedieningsschema bij monotherapie: melanoom, niercelcarcinoom, OC, GEJC of MIUC (adjuvante behandeling): bij overzetten van 240 mg om de 2 weken naar 480 mg om de 4 weken, de eerste dosis van 480 mg geven 2 weken na de laatste 240 mg. Bij overzetten van 480 mg om de 4 weken naar 240 mg om de 2 weken, de eerste dosis van 240 mg geven 4 weken na de laatste 480 mg.
Dosisaanpassing of staken/onderbreken: dosisescalatie of - verhoging van nivolumab wordt niet aanbevolen bij mono- of combinatietherapie. Uitstel of staken van de behandeling kan nodig zijn afhankelijk van de individuele veiligheid en verdraaglijkheid. Zie voor gedetailleerde doseerrichtlijnen en aanwijzingen voor tijdelijk onderbreken of definitief staken bij immuungerelateerde bijwerkingen (en in combinatie met cabozantinib bij RCC ook leverenzymstijgingen) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 5 en rubriek 4.4). Staak nivolumab monotherapie of in combinatie met andere middelen definitief in geval van graad 4 of recidiverende graad 3 bijwerkingen, óf graad 2 of 3 bijwerkingen die aanhouden ondanks behandeling. Indien er in combinatie met ipilimumab aanleiding is één van beide middelen te onderbreken of te staken, ook het andere middel onderbreken of staken.
Ernstige bijwerkingen: zie voor gedetailleerde doseerrichtlijnen en aanwijzingen voor tijdelijk onderbreken of definitief staken bij immuungerelateerde bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, o.a. tabel 5 en rubriek 4.4), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening
- Dien toe als i.v.-infusie gedurende 30 minuten bij een dosis van 240, 360 mg of 1-3 mg/kg lichaamsgewicht of 480 mg bij adjuvante behandeling van oesofaguscarcinoom of melanoom. Dien toe als i.v.-infusie gedurende 60 minuten bij een dosis van 6 mg/kg lichaamsgewicht of van 480 mg voor de overige indicaties;
- Bij het combineren met ipilimumab en/of chemotherapie, nivolumab als eerste toedienen, dan ipilimumab (indien van toepassing) en daarna eventueel chemotherapie op dezelfde dag;
- Dien toe via een steriel niet-pyrogeen inline-filter met lage eiwitbinding (poriegrootte 0,2–1,2 microm);
- Het totale volume van de infusie bij een lichaamsgewicht ≥ 40 kg is maximaal 160 ml; bij een lichaamsgewicht < 40 kg maximaal 4 ml/kg;
- Niet als push- of bolusinjectie toedienen;
- Gebruik aparte infuuszakken en filters voor iedere infusie.
Doseringen
Test, indien dit gespecificeerd is voor de indicatie, voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie of MSI-H/dMMR-tumorstatus.
Test bij colorectaalcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op MSI-H/dMMR-tumorstatus.
Alle indicaties (m.u.v. triple-negatieve borstkanker)
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg via een i.v.-infusie gedurende 30 min, elke 3 weken óf 400 mg elke 6 weken. Behandelen tot ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit optreedt. Als adjuvante behandeling van melanoom, NSCLC of RCC toedienen tot recidief, oncontroleerbare toxiciteit of voor een duur van maximaal 1 jaar.
Kinderen ≥ 12 jaar met melanoom of kinderen ≥ 3 jaar met Hodgkin-lymfoom
2 mg/kg lichaamsgewicht (maximaal 200 mg) via i.v.-infusie gedurende 30 minuten, elke 3 weken. Behandelen tot ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit optreedt.
(Neo)adjuvante behandeling van triple-negatieve borstkanker
Volwassenen (incl. ouderen)
in eerste instantie via i.v. infusie 200 mg elke 3 weken (in totaal 8 doses) of 400 mg elke 6 weken (in totaal 4 doses) in combinatie met chemotherapie; gevolgd door adjuvante behandeling met pembrolizumab 200 mg via i.v.-infusie elke 3 weken (in totaal 9 doses) of 400 mg via i.v.-infusie elke 6 weken (in totaal 5 doses). Behandelen tot ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit optreedt.
Patiënten met ziekteprogressie die een definitieve operatie uitsluit óf met oncontroleerbare toxiciteit bij gebruik van pembrolizumab als neoadjuvante behandeling in combinatie met chemotherapie, mogen niet behandeld worden met pembrolizumab monotherapie als adjuvante behandeling.
Het wordt aanbevolen de behandeling bij klinisch stabiele patiënten met initieel vermoeden voor ziekteprogressie voort te zetten tot ziekteprogressie is bevestigd. Atypische responsen (initiële voorbijgaande toename van de tumorgrootte of kleine nieuwe laesies binnen de eerste paar maanden, gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen.
Ouderen: in het algemeen is geen dosisaanpassing nodig bij ouderen ≥ 65 jaar. Bij een aantal indicaties zijn de gegevens bij ouderen beperkt, zie rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/onderzoeksgegevens.
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinine > 1,5× ULN).
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5× ULN; ALAT, ASAT > 2,5× ULN bij afwezigheid van levermetastasen).
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, colitis, nefritis, endocrinopathieën, hepatitis, huidreacties, overige immuungemedieerde bijwerkingen, infusiegerelateerde bijwerkingen en stijging leverenzymwaarden) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4). Dosisverlaging van pembrolizumab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat voor infusievloeistof volgens de richtlijnen van de fabrikant (officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 6.6)) vóór gebruik verdunnen tot een eindconcentratie 1–10 mg/ml. Dien géén andere geneesmiddelen tegelijk toe via dezelfde infuuslijn. In combinatie met i.v. chemotherapie, pembrolizumab als eerste toedienen.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom de wild-type RAS-status (exon 2, 3 en 4 van KRAS en NRAS) aantonen op basis van een gevalideerde analysemethode in een ervaren laboratorium.
Geef ten minste 1 uur vóór elke infusie, premedicatie bestaand uit een antihistaminicum en een corticosteroïd; observeer de patiënt tijdens en ten minste gedurende 1–2 uur na de infusie op infusiegerelateerde bijwerkingen (2 uur bij de eerste infusie en 1 uur bij vervolginfusies). Als profylaxe van huidreacties orale tetracyclinen (6-8 weken) en hydrocortisoncrème 1% met vochtinbrenger overwegen. Zie voor beide bijwerkingen ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom, plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied
Volwassenen
I.v.: oplaaddosis 400 mg/m² lichaamsoppervlak, na een week gevolgd door 250 mg/m² 1×/week.
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom (monotherapie of combinatietherapie) de behandeling voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen.
Bij lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab toedienen gelijktijdig met bestralingstherapie: de behandeling met cetuximab beginnen 1 week vóór de radiotherapie, de behandeling voortzetten tot het einde van de periode met radiotherapie. Bij recidiverende en/of gemetastaseerd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied cetuximab in combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie toedienen, gevolgd door cetuximab als onderhoudstherapie. Bij combinatietherapie de andere chemotherapeutische middelen niet eerder dan 1 uur ná het einde van de infusie van cetuximab toedienen. De onderhoudstherapie voortzetten totdat ziekteprogressie optreedt.
Ouderen (> 65 j):
Een dosisaanpassing is in principe niet nodig. De ervaring bij ouderen ≥ 75 jaar is echter beperkt. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/cardiovasculaire bijwerkingen.
Verminderde nierfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een serumcreatinine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Verminderde leverfunctie: er kan geen doseeradvies worden gegeven bij serumtransaminasen ≤ 5 × ULN en bilirubine ≤ 1,5 × ULN vanwege het ontbreken van gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (infusiegerelateerde bijwerkingen, huidreacties, oogaandoeningen) de officiële productinformatie van CGB/EMA (rubriek 4.4; link op deze bladzijde).
Toediening: cetuximab i.v. toedienen met een infuuspomp, druppelinfuus of injectiepomp. Vóór toediening met infusiepomp of druppelinfuus kan de cetuximab-oplossing verdund worden met een steriele NaCl-oplossing (0,9%). De initiële dosis langzaam toedienen met een infusiesnelheid van max. 5 mg/min; aanbevolen infusietijd is 120 min. De volgende wekelijkse doses toedienen met een infusiesnelheid van max. 10 mg/min; aanbevolen infusietijd is 60 min.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiereactie (met koorts, rillingen, myalgie, vermoeidheid, hoofdpijn, asthenie, braken, smaakstoornis, overgevoeligheid), ook met fatale afloop. Verminderde eetlust, stomatitis, misselijkheid, braken, dyspepsie, buikpijn, obstipatie, diarree (afhankelijk van indicatie en oncolytische combinatie: 46–71%). Slapeloosheid. Perifere (sensorische) neuropathie, paresthesie, hoofdpijn, duizeligheid, smaakstoornis. Nasofaryngitis. Hoest, dyspneu, bloedneus. Huiduitslag (26–52%), droge huid, jeuk, alopecia, nagelaandoening. Toegenomen traanproductie. Myalgie, artralgie, pijn in extremiteiten. Opvliegers. Mucositis, perifeer oedeem, koorts, vermoeidheid, asthenie. (Febriele) neutropenie, leukopenie (bij ca. 63%), anemie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie. Linkerventrikeldisfunctie. Rillingen. Oedeem. Overgevoeligheid. Paronychie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie, ook met fatale afloop. Congestief hartfalen. Interstitiële longziekte, pleura-effusie.
Zelden (0,01-0,1%): cytokineafgiftesyndroom, tumorlysissyndroom.
Bij ouderen ≥ 65 jaar kwamen de volgende bijwerkingen vaker voor (> 5% hogere incidentie): diarree, verminderde eetlust, anemie, gewichtsverlies, asthenie, smaakstoornis, perifere neuropathie, hypomagnesiëmie.
Bijwerkingen
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie (waaronder voornamelijk nasofaryngitis), hoesten, pneumonie (soms fataal) . Vermoeidheid, koorts. Hoofdpijn. Diarree. Gewichtsvermindering. Lymfopenie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid, infusiegerelateerde reacties. Orofaryngeale pijn. Diepveneuze trombose. Pijn op de borst. Herpes zoster. Nachtzweten. Hypo-esthesie. Stemmingsveranderingen. Keelpijn. Leukopenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie.
Verder zijn gemeld: tweede primaire maligniteiten (vaste tumoren en niet-melanome huidkanker; voornamelijk bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason).
Bijwerkingen
Een aantal bijwerkingen bij nivolumab monotherapie en/of combinatietherapie met ipilimumab of cabozantinib hebben een immuungerelateerde achtergrond. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): diarree, misselijkheid, verminderde eetlust, obstipatie, buikpijn. Bovensteluchtweginfectie. Dyspneu, hoesten. Jeuk, huiduitslag (bv. erythemateus, maculopapuleus, papulosquameus, vesiculeus, folliculair, pustuleus, gegeneraliseerd, dermatitis (ook acneïform, allergisch, psoriasiform, exfoliatief), geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd). Spierpijn, artralgie. Vermoeidheid, hoofdpijn, koorts. Hyperglykemie . Hyper- of hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypo- of hypercalciëmie. Anemie, leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie. Stijging van de spiegel van ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine.
Vaak (1-10%): hypertensie. Tachycardie, atriumfibrilleren. (Immuungerelateerde) pneumonitis of interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld), pleurale effusie. Stomatitis, droge mond, braken, colitis. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Droge ogen, wazig zien. Droge huid, erytheem, vitiligo, alopecia, urticaria. Duizeligheid, perifere neuropathie. Artritis. nierfalen (fatale afloop is gemeld). Pijn op de borst, oedeem. Gewichtsverlies. Hypo- of hyperthyroïdie, thyroïditis. Hypoglykemie. Dehydratie, hypermagnesiëmie, hypernatriëmie, stijging totaal bilirubine.
Soms (0,1-1%): myocarditis, aritmie, pericardiale aandoeningen (pericarditis, pericardiale effusie, cardiale tamponade, Dressler-syndroom). Pneumonie (fatale afloop is gemeld), bronchitis, longinfiltratie. Gastritis. Hepatitis (fatale afloop is gemeld). Pancreatitis. Aseptische meningitis. Tubulo-interstitiële nefritis Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (zoals parese van N. facialis en N. abducens). Uveïtis. Rosacea, psoriasis, erythema multiforme. Polymyalgia rheumatica. Bijnierinsufficiëntie, hypopituïtarisme, hypofysitis, diabetes mellitus. Metabole acidose.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie. Myocarditis. Vasculitis. Duodenumulcus. Cholestase. Guillain-Barrésyndroom, demyelinisatie, myastheen syndroom, encefalitis (fataal verloop is gemeld). Myopathie, myositis, rabdomyolyse, syndroom van Sjögren. Toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom; fatale afloop is bij beide gemeld. Histiocytaire necrotiserende lymfadenitis (ziekte van Kikuchi). Diabetische ketoacidose, hypoparathyroïdie.
Verder zijn gemeld: tumorlysissyndroom. Sarcoïdose, afstoting van transplantaat. Hemofagocytaire lymfohistiocytose. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada (vooral bij patiënten van Aziatische afkomst; met de symptomen acute ernstige uveïtis, visusdaling, depigmentatie in en rondom de ogen en neurologische afwijkingen). Lichen sclerosus en andere lichen huidziekten.
In combinatie met ipilimumab bij melanoom
Zeer vaak (> 10%): dyspneu. Misselijkheid, braken, colitis, diarree (tot ca. 43%), buikpijn. Jeuk (tot ca. 36%), huiduitslag (tot ca. 52%; bv. erythemateus, maculopapuleus, papulosquameus, vesiculeus, folliculair, pustuleus, gegeneraliseerd, dermatitis (ook acneïform, allergisch, psoriasiform, exfoliatief), geneesmiddeleneruptie, pemfigoïd). Hoofdpijn. Artralgie, spierpijn, botpijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, kaak, wervels en borstkas. Vermoeidheid (tot ca. 48%), koorts. Verminderde eetlust. Hypo- of hyperthyroïdie. Hypo- of hyperglykemie. Hyper- of hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypomagnesiëmie, hypo- of hypercalciëmie. Lymfopenie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, totaal bilirubine, lipase, amylase, creatinine.
Vaak (1–10%): hypertensie. Tachycardie. Bovensteluchtweginfectie, pneumonie (fatale afloop is gemeld), (immuungerelateerde) pneumonitis of interstitiële longziekte (fatale afloop is gemeld), longembolie, pleurale effusie, hoesten. Conjunctivitis. Perifere neuropathie, duizeligheid. Uveïtis, wazig zien. Stomatitis, droge mond, obstipatie. Pancreatitis. Hepatitis (fatale afloop is gemeld). Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Droge huid, erytheem, urticaria, vitiligo, alopecia. Artritis, spierspasmen, spierzwakte. Oedeem (waaronder perifeer oedeem), dehydratie. Nierfalen (fatale afloop is gemeld). Pijn op de borst, koude rillingen. Hypopituïtarisme, hypofysitis, thyroïditis, bijnierinsufficiëntie, ontstaan van of verergering van diabetes mellitus. Eosinofilie. Hypermagnesiëmie, hypernatriëmie. Gewichtsverlies.
Soms (0,1–1%): atriumfibrilleren, ventriculaire aritmie, myocarditis. Bronchitis. Aseptische meningitis. Duodenitis, gastritis, darmperforatie. Tubulo-interstitiële nefritis. Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (bv. parese van N. facialis en N. abducens), peroneusparese, Guillain-Barré-syndroom, neuritis, encefalitis (fataal verloop is gemeld), myastenia gravis. Spondyloartropathie, polymyalgia rheumatica, myopathie, myositis, rabdomyolyse, syndroom van Sjögren. Sarcoïdose. Psoriasis. Diabetische ketoacidose. Metabole acidose.
Zelden (0,01–0,1%): toxische epidermale necrolyse (TEN; fatale afloop is gemeld), Stevens-Johnsonsyndroom. Sereuze retinaloslating.
Verder zijn gemeld: afstoting van een orgaantransplantaat. Tumorlysissyndroom. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada (vooral bij een Aziatische afkomst; met de symptomen acute ernstige uveïtis, visusdaling, depigmentatie in en rondom de ogen en neurologische afwijkingen). Pericardiale aandoeningen (pericarditis, pericardiale effusie, harttamponnade, syndroom van Dressler). Hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH) (waarbij het lichaam teveel histiocyten en lymfocyten aanmaakt, mogelijke symptomen zijn: hepatosplenomegalie, huiduitslag, lymfadenopathie, ademhalingsproblemen, gemakkelijk verkrijgen van hematomen, nierafwijkingen, hartproblemen).
In combinatie met ipilimumab bij RCC en dMMR of MSI-H CRC
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Verminderde eetlust. Hoofdpijn, duizeligheid. Hypertensie. Dyspneu, hoesten. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree. Huiduitslag, jeuk, droge huid. Spierpijn, artralgie. Vermoeidheid, koorts, (perifeer) oedeem. Hypo- of hyperglykemie, hypo- of hypercalciëmie, hypo- of hyperkaliëmie, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie. Lymfopenie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Stijging spiegels van ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, totaal bilirubine, lipase, amylase, creatinine.
Vaak (1-10%): pneumonie, bronchitis, conjunctivitis. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, thyroïditis, diabetes mellitus. Dehydratie. Perifere neuropathie. Wazig zien. Tachycardie. Pneumonitis, pleurale effusie, hoesten. Colitis, stomatitis, pancreatitis, droge mond. Hepatitis. Erytheem, alopecia, urticaria. Artritis, spierspasmen, spierzwakte. (Acuut) nierfalen. Pijn, pijn op de borst, koude rillingen. Hypermagnesiëmie, hypernatriëmie, gewichtsverlies.
Soms (0,1-1%): aseptische meningitis. Eosinofilie. Sarcoïdose. Diabetische ketoacidose, hypopituïtarisme. Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie (waaronder parese van nervus facialis en nervus abducens), myastenia gravis, encefalitis. Uveïtis. (Ventriculaire) aritmie, myocarditis. Stevens-Johnsonsyndroom, vitiligo, erythema multiforme, psoriasis. Polymyalgia rheumatica, (poly)myositis, rabdomyolyse. tubulo-interstitiële nefritis.
Zelden (0,01-0,1%): sereuze retinaloslating.
Verder is gemeld: hemofagocytaire lymfohistiocytose.
Combinatie met ipilimumab bij OSCC en MPM
Zeer vaak (> 10%): pneumonie. Hypothyroïdie. Braken, obstipatie, diarree. Verminderde eetlust. Huiduitslag, jeuk. Spierpijn. Vermoeidheid, koorts. Anemie, hyperglykemie, lymfopenie, hyponatriëmie, stijging ASAT, stijging ALAT, stijging alkalische fosfatase, hypocalciëmie, hyperkaliëmie, hypomagnesiëmie, stijging creatinine, hypokaliëmie, hypercalciëmie, trombocytopenie, stijging totaal bilirubine, stijging lipase, stijging amylase, hyperglykemie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie. Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Hyperthyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, hypopituïtarisme. Pneumonitis. Colitis, pancreatitis. Hepatitis. Artritis. (Acuut) nierfalen. Leukopenie, neutropenie, hypernatriëmie, hypermagnesiëmie. .
Soms (0,1-1%): thyroïditis. Encefalitis. Myocarditis. Myositis. Uveïtis. Niet-infectieuze cystitis.
Bij ouderen ≥ 75 jaar met MPM die werden behandeld met ipilimumab en nivolumab, werd in klinisch onderzoek een duidelijk hogere frequentie waargenomen van ernstige bijwerkingen en staken wegens bijwerkingen dan bij jongere patiënten.
In combinatie met chemotherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, pneumonie. Verminderde eetlust. Perifere neuropathie. Hoest. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree. Huiduitslag. Spierpijn. Vermoeidheid, koorts, (perifeer) oedeem. Hyponatriëmie, hyper- en hypokaliëmie, hypocalciëmie, hyper- en hypoglykemie, hypoalbuminemie, hypomagnesiëmie. Anemie, trombocytopenie, leukopenie, lymfopenie, neutropenie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, totaal bilirubine en creatinine in het bloed.
Vaak (1-10%): pneumonitis, dyspneu. Hoofdpijn, malaise. Tachycardie, atriumfibrilleren. Trombose, hypertensie, vasculitis. Colitis, droge mond. Jeuk, hyperpigmentatie van de huid, alopecia, droge huid, erytheem, hand-voetsyndroom,. Paresthesie, duizeligheid. Overgevoeligheid, infusiegerelateerde reactie. Droge ogen, wazig zien. Artralgie, spierzwakte. Nierfalen. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Hypercalciëmie, hypermagnesiëmie, hypofosfatemie, hypernatriëmie. Febriele neutropenie.
Soms (0,1-1%): myocarditis. Pancreatitis. Niet-infectieuze cystitis. Uveïtis. Hypopituïtarisme, hypofysitis, diabetes mellitus, bijnierinsufficiëntie. Eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): hypofysitis. Guillain-Barré-syndroom. Nefritis.
In combinatie met ipilimumab en chemotherapie
Zeer vaak (> 10%): Misselijkheid, braken, diarree. Huiduitslag, jeuk. Verminderde eetlust. Vermoeidheid. Hypothyroïdie. Hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, hyponatriëmie. Lymfopenie, leukopenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine.
Vaak (1-10%): Conjunctivitis, pneumonie, luchtweginfectie. Nierfalen (waaronder acute nierschade). Infusiegerelateerde reactie, overgevoeligheid. Perifere neuropathie, duizeligheid. Obstipatie, stomatitis, buikpijn, colitis, droge mond, pancreatitis. Koorts, (perifeer) oedeem). Hepatitis. spierpijn, artralgie, artritis. Droge ogen. Dyspneu, hoest. Alopecia, droge huid, erytheem, urticaria. Febriele neutropenie. Hyperthyroïdie, hypoalbuminemie, hypofosfatemie, dehydratie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, thyroïditis. Stijging totaal bilirubine, TSH.
Soms (0,1-1%): hypertensie. Tachycardie, bradycardie, atriumfibrilleren. Nefritis. Polyneuropathie, auto-immuun neuropathie, encefalitis. Pleurale effusie. Spierzwakte, spierspasmen, polymyalgia rheumatica. Wazig zien, episcleritis. Psoriasis, vitiligo, Stevens-Johnsonsyndroom. Koude rillingen, pijn op de borst. Eosinofilie. Hypopituïtarisme, hypoparathyroïdie. Stijging γ-GT.
Verder zijn gemeld: lichen sclerosus en andere lichen-varianten.
In combinatie met cabozantinib
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie. Hypertensie. Dysfonie, dyspneu, hoesten. Verminderde eetlust. Misselijkheid, braken, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, diarree. Dysgeusie, duizeligheid, hoofdpijn. Hand-voetsyndroom, huiduitslag, jeuk. Spierpijn, artralgie, spierspasmen. Gewichtsverlies. Vermoeidheid, koorts, oedeem. Hypothyroïdie, hyperthyroïdie. Proteïnurie. Trombocytopenie, anemie, leukopenie, neutropenie, lymfopenie. Hypofosfatemie, hyper- en hypocalciëmie, hyper- en hypomagnesiëmie, hyper- en hyponatriëmie, hyper- en hypoglykemie, hyper- en hypokaliëmie. Stijging ALAT, ASAT, alkalische fosfatase, lipase, amylase, creatinine en totaal bilirubine in het bloed.
Vaak (1-10%): longontsteking. Overgevoeligheid, incl. anafylactische reactie. Trombose. Atriumfibrilleren, tachycardie. Bijnierinsufficiëntie. Uitdroging. Perifere neuropathie. Tinnitus. Droge ogen, wazig zien. Eosinofilie. Pneumonitis, longembolie, bloedneus, pleurale effusie. Colitis, gastritis, orale pijn, droge mond, aambeien. Hepatitis. Alopecia, droge huid, erytheem, haarkleurverandering. Artritis. Nierfalen, acuut nierletsel. Pijn, pijn op de borst. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie.
Soms (0,1-1%): infusiegerelateerde reactie. hypofysitis, thyroïditis. Auto-immuun encefalitis, syndroom van Guillain-Barré, myasthenisch syndroom. Uveïtis, Myocarditis, Pancreatitis, perforatie van de dunne darm, glossodynie. Psoriasis, urticaria. Myopathie, osteonecrose van de kaak, fistel. Nefritis.
Verder zijn gemeld: Lichen sclerosus en andere lichen-varianten.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn diarree, obstipatie, buikpijn. Jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Artralgie, spierpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem), hoofdpijn. Hypothyroïdie. Anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), dermatitis (incl. acneïforme dermatitis), eczeem, vitiligo, droge huid, alopecia. Myopathie, polymyalgie rheumatica, rabdomyolyse, pijn in extremiteit, myositis, artritis. Droge mond, colitis. Droge ogen. Hepatitis. Duizeligheid, smaakstoornis, perifere neuropathie, lethargie. Slapeloosheid. Rillingen, griepachtige verschijnselen. Hyperthyroïdie, thyroïditis, myxoedeem. Trombocytopenie, lymfocytopenie, neutropenie. Hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypo- en hypercalciëmie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine en creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): pericarditis, pericardeffusie. Epilepsie, myastheen syndroom. Uveïtis. Pneumonie. Pancreatitis, maag-darmstelsel-ulceratie. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Sarcoïdose. Tendosynovitis. Psoriasis, lichenoïde keratose, papels, haarkleurveranderingen. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, thyroïditis. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Stijging amylase. Leukopenie, immuuntrombocytopenie, eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): vasculitis. Dunnedarmperforatie. Myocarditis. Guillain-Barré-syndroom, (niet-infectieuze) meningitis, niet-infectieuze cystitis, encefalitis, myelitis, neuritis optica. Hypoparathyroïdie. Erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Hemolytische anemie, zuivere rodebloedcel-aplasie, immuungemedieerde trombocytopenie (ITP), hemofagocytaire lymfohistiocytose. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada, Syndroom van Sjögren. Scleroserende cholangitis.
Verder is gemeld: afstoting van transplantaat.
Combinatie met chemotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus), jeuk, alopecia. Vermoeidheid, astenie, koorts. Myalgie, artralgie. Hyponatriëmie, hypokaliëmie. Anemie, neutropenie, trombocytopenie. Stijging ALAT, ASAT in het bloed.
Vaak: (1-10%): pneumonie. Hypertensie, vasculitis, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Myxoedeem. Lethargie, dysgeusie, duizeligheid. Droge ogen. Droge mond, microscopische- en enterocolitis.(Acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Droge huid, ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), erytheem, (acneïforme) dermatitis, eczeem. Myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse, artritis, pijn in extremiteit, myositis. Hepatitis. Rillingen, griepachtige verschijnselen, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Hypo- en hyperthyroïdie. Febriele neutropenie, lymfopenie, leukopenie. Hypocalciëmie, hyponatriëmie. Stijging alkalisch fosfatase, bilirubine, creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): pericardeffusie, pericarditis. Epilepsie, encefalitis. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, hypofysitis, thyroïditis. Pancreatitis, ulceratie van het maag-darmstelsel. Psoriasis, vitiligo, lichenoïde keratose, papels. Tendosynovitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, niet-infectieuze cystitis. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Verhoogd amylase in bloed. Eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): pericarditis. Haarkleurveranderingen, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema nodosum. Uveïtis. Syndroom van Sjögren. Guillain-Barré-syndroom, encefalitis. Dunnedarmperforatie. Hypoparathyroïdie. Scleroserende cholangitis. Hemolytische anemie, immuuntrombocytopenie.
Combinatie met axitinib of lenvatinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Urineweginfectie. Dyspneu, hoest, dysfonie. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn, verminderde eetlust. Hand-voetsyndroom, jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Myalgie, artralgie, pijn in de extremiteit. Vermoeidheid, asthenie, hoofdpijn, dysgeusie, koorts. Smaakstoornis. Hyperthyroïdie, hypothyroïdie. Anemie Stijging waarden ASAT, ALAT, lipase en creatinine in het bloed.
Vaak (1-10%): hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbehandeling in de voorgeschiedenis). Colitis, gastritis, pancreatitis, droge mond. Hepatitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, bulleuze dermatitis, huidnecrose), droge huid, alopecia. eczeem. Slapeloosheid. Duizeligheid, lethargie, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Droge ogen. Myositis (bv. myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse), artritis, tendosynovitis. Rillingen, influenza-achtig beeld, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, hyperthyroïdie, thyroïditis. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypercalciëmie. Neutropenie, lymfopenie, leukopenie, trombocytopenie. Stijging alkalische fosfatase, bilirubine en amylase in het bloed.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericardeffusie. Ulceratie van het maag-darmstelsel. Uveïtis. Myastheen syndroom, encefalitis. Lichenoïde keratose, eczeem, psoriasis, papels, vitiligo, haarkleurveranderingen. Diabetes mellitus type 1. Hypofysitis. Lymfopenie, eosinofilie. Syndroom van Sjögren.
Zelden (0,01-0,1%): Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada. Dunnedarmperforatie. Hypoparathyroïdie. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Neuritis optica.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): (ernstige) infusiegerelateerde reacties (zoals koorts, rillingen, duizeligheid, dyspneu, bronchospasmen, urticaria, hypo- óf hypertensie, bewustzijnsverlies, shock), in sommige gevallen met dodelijke afloop. Huidreacties (80%, waarvan 15% ernstig; omvat acne-achtige huiduitslag, jeuk, droge huid, schilfering, hyperhidrose, nagelaandoening, huidnecrose); zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. Mucositis (kan leiden tot epistaxis). Hypomagnesiëmie, verhoogde ASAT, ALAT, AF.
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Conjunctivitis. Diarree, misselijkheid, braken, dehydratie (vooral als gevolg van diarree of mucositis), anorexia (kan leiden tot gewichtsverlies). Vermoeidheid. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): blefaritis, keratitis. Diepveneuze trombose. Longembolie, interstitiële longziekte (vooral bij de Japanse bevolkingsgroep).
Zeer zelden (< 0,01%): Stevens-Johnsonsyndroom of toxische epidermale necrolyse.
Verder is gemeld: ernstige cardiovasculaire complicaties. Aseptische meningitis.
In combinatie met radiotherapie kunnen bekende bijwerkingen van bestraling (mucositis, stralingsdermatitis, dysfagie, leukopenie; vooral lymfocytopenie) in een hogere frequentie optreden.
In combinatie met fluoropyrimidinen kunnen vaker cardiale ischemie, myocardinfarct, congestief hartfalen of hand-voetsyndroom optreden.
In combinatie met platinabevattende chemotherapie is er een groter risico van ernstige hypocalciëmie, ernstige leukopenie en/of ernstige neutropenie met meer kans op pneumonie en sepsis.
In combinatie met capecitabine en oxaliplatine (CAPOX) treedt vaker ernstige diarree op.
Interacties
Er zijn geen interacties bekend met pertuzumab.
Interacties
Er zijn met elotuzumab geen studies naar farmacokinetische interacties uitgevoerd. Naar verwachting zijn er geen interacties met CYP450- of andere geneesmiddelmetaboliserende enzymen. Zie voor overige interacties:
Interacties
Vóór het starten van nivolumab het gebruik van systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek. Ná het starten van nivolumab kunnen systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Interacties
Systemische corticosteroïden of immunosuppressiva niet toedienen voorafgaand aan de behandeling vanwege een mogelijke interferentie met de werkzaamheid van pembrolizumab. Deze middelen kunnen wel toegepast worden ná het starten met pembrolizumab om immuungemedieerde bijwerkingen te behandelen.
Zwangerschap
Pertuzumab passeert de placenta (bij dieren geconstateerd). Het is bekend dat humaan IgG de placenta passeert.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere doseringen schadelijk gebleken (toename embryonale/foetale sterfte, renale hypoplasie, longhypoplasie, ventriculaire septumdefecten, kleine skeletafwijkingen).
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende 6 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden. Elotuzumab wordt gegeven in combinatie met lenalidomide of pomalidomide, die beide gecontra-indiceerd zijn tijdens de zwangerschap. Zie voor de extra maatregelen voor het gebruik van lenalidomide of pomalidomide bij vruchtbare vrouwen én bij mannen lenalidomide#zwangerschap of pomalidomide#zwangerschap.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 120 dagen (vrouw) of 180 dagen (man) na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG4 passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in supratherapeutische doseringen schadelijk gebleken (dosisafhankelijke stijging in foetusverlies en verhoogde neonatale mortaliteit). Bij PD-1 'knock out'-muizen zijn tevens immunologische stoornissen bij de nakomelingen geconstateerd.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen onderzoeksgegevens. In zwangerschapsmodellen bij dieren is gebleken dat blokkade van PD-L1-signalering de immunotolerantie tegenover de foetus verstoort en leidt tot een stijging van verlies van foetussen. Toediening tijdens de zwangerschap zou daarom mogelijk kunnen leiden tot een toegenomen kans op abortus of doodgeboorte.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 4 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is geen teratogeniteit, maar afhankelijk van de dosering wel een verhoogde incidentie van abortus waargenomen. EGFR speelt een rol bij de prenatale ontwikkeling en kan essentieel zijn voor normale organogenese, proliferatie en differentiatie in het zich ontwikkelende embryo.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (humaan IgG). Het is onbekend in hoeverre pertuzumab kan worden opgenomen door en schadelijk kan zijn voor de zuigeling.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van elotuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect, ook van lenalidomide en pomalidomide, bij de zuigeling is niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend. Humaan IgG wordt echter wel uitgescheiden in de moedermelk. Een nadelig effect op de zuigeling kan daarom niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van pembrolizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van cetuximab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. De mogelijkheid van absorptie en schade aan de zuigeling is onbekend. Gezien de aard van deze middelen is terughoudendheid geboden.
Advies: Gedurende én ten minste twee maanden na de therapie geen borstvoeding geven.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties (in verband met het gebruik van lenalidomide of pomalidomide binnen de combinatietherapie) de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
Bij gemetastaseerd colorectaal carcinoom en combinatie met chemotherapieregimes die oxaliplatine bevatten:
- tumoren met een RAS-mutatie;
- een onbekende RAS-status.
Waarschuwingen en voorzorgen
Pertuzumab uitsluitend gebruiken bij patiënten met een HER2–positieve tumor. De noodzakelijke testen laten uitvoeren in een gespecialiseerd laboratorium.
Linkerventrikeldisfunctie (LVEF) is gemeld bij geneesmiddelen die de werking van HER2 blokkeren, waaronder pertuzumab. De incidentie van symptomatische systolische linkerventrikeldisfunctie (congestief hartfalen) is hoger bij behandeling met pertuzumab+trastuzumab+chemotherapie dan bij trastuzumab+chemotherapie alleen. De kans hierop is mogelijk groter bij een eerdere behandeling met antracyclinen of radiotherapie van het mediastinum. Pertuzumab is niet onderzocht bij patiënten met: een LVEF ≤ 50% voorafgaand aan de behandeling, een voorgeschiedenis van congestief hartfalen, een LVEF–daling tot < 50% tijdens eerdere adjuvante behandeling met trastuzumab, aandoeningen die de linkerventrikelfunctie kunnen aantasten (bv. slecht controleerbare hypertensie, recent doorgemaakt myocardinfarct, ernstige hartritmestoornis die moet worden behandeld), en een eerdere cumulatieve antracyclineblootstelling van > 360 mg/m² doxorubicine of een equivalent daarvan. Bepaal de LVEF voorafgaand aan de behandeling en vervolgens éénmalig bij een neoadjuvante behandeling of elke 12 weken bij gemetastaseerd mammacarcinoom en bij een adjuvante behandeling. Zie voor de voorwaarden voor (tijdelijk) staken van de behandeling de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Infusiereacties:gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. De patiënt gedurende ten minste 60 min na het begin van de eerste infusie en gedurende ten minste 30–60 min na het begin van de vervolginfusies controleren op infusiegerelateerde symptomen. Bij het optreden van een infusiereactie de infusiesnelheid vertragen of de infusie onderbreken en zonodig de symptomen behandelen. De infusie hervatten als de symptomen afnemen.
Overgevoeligheidsreacties (incl. anafylaxie): controleer de patiënt nauwlettend op overgevoeligheidsreacties; ernstige overgevoeligheid, waaronder anafylaxie en gevallen met een fatale afloop zijn gemeld. Bij de NCI–CTCAE graad 4 overgevoeligheidsreactie, bronchospasmen of acute-respiratory-distresssyndroom (ARDS) de behandeling onmiddellijk en definitief staken.
Diarree: kan ernstig zijn en komt het vaakst voor bij gelijktijdige behandeling van pertuzumab met een taxaan. Ouderen hebben meer kans op diarree. Overweeg een vroege interventie met loperamide, vocht en elektrolyten, vooral bij ouderen en bij ernstige of langdurige diarree. Overweeg de behandeling tijdelijk te staken indien dit onvoldoende helpt.
Bij de combinatiebehandeling pertuzumab, trastuzumab én docetaxel is er meer kans op febriele neutropenie, vooral tijdens de eerste drie behandelcycli; deze kan samenhangen met mucositis en diarree. Een pro–actieve behandeling met anti-diarreemiddelen is aan te raden.
Huiduitslag komt vooral voor tijdens de eerste twee cycli (meestal graad 1 of 2); deze reageren in het algemeen goed op topicale of orale acnebehandeling.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij verminderde leverfunctie en bij ernstig verminderde nierfunctie zijn niet vastgesteld. Er zijn relatief weinig gegevens bij ouderen > 75 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen (< 18 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige infusiereacties kunnen ondanks premedicatie optreden, met name tijdens de eerste infusie. Bij een IRR een graad ≥ 2 bereikt, elotuzumab onderbreken en gepaste medische en ondersteunende maatregelen instellen. Controleer de vitale functies elke 30 minuten tot 2 uur na het einde van de infusie. Zodra de reactie verdwenen is (symptomen ≤ graad 1) kan de infusie opnieuw worden gestart met de aanvankelijke infusiesnelheid van 0,5 ml/min. Indien de symptomen zich niet opnieuw voordoen, de infusiesnelheid elke 30 minuten stapsgewijs verhogen tot een maximum van 5 ml/min (zie ook rubriek Dosering, Toediening). Bij zeer ernstige IRR's overwegen om de behandeling definitief te staken en een noodbehandeling te starten. Bij lichte tot matig ernstige IRR's de infusiesnelheid verlagen en de patient nauwgezet controleren.
Wees bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason alert op het ontstaan van diepveneuze trombose. Profylaxe kan nodig zijn.
Weesalert op de ontwikkeling van tweede primaire maligniteiten: vaste tumoren en niet-melanome huidkanker, in het bijzonder bij gecombineerd gebruik met lenalidomide en dexamethason.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (TB > 1,5× ULN en welke ASAT-waarde ook) zijn niet onderzocht. Er zijn relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij ouderen ≥ 85 jaar. Er is geen relevante toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Zie voor aanvullende waarschuwingen en voorzorgen:
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij de combinatie met ipilimumab zijn cardiopulmonale bijwerkingen (o.a. atriumfibrillatie, ventriculaire aritmie, longembolie) gezien. Controleer voortdurend nauwgezet op cardiale en pulmonale bijwerkingen. Controleer vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling op klinische tekenen, symptomen en laboratoriumafwijkingen die kunnen wijzen op verstoringen van de water- en elektrolytenbalans. Staak de combinatiebehandeling bij levensbedreigende of opnieuw optredende, ernstige cardiale en pulmonale bijwerkingen.
Controleer bij aanvang van en periodiek tijdens de behandeling de schildklierfunctie. Bij symptomatische hypothyroïdie de behandeling onderbreken en hormonale substitutietherapie starten. Bij symptomatische hyperthyroïdie het gebruik van nivolumab achterwege laten en indien nodig antithyroïde medicatie starten. Staak nivolumab of nivolumab plus ipilimumab definitief bij een levensbedreigend karakter van de schildklierstoornis (bv. thyrotoxische storm).
Controleer voortdurend tijdens én tot ten minste 5 maanden na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name pneumonitis, gastritis, duodenitis, colitis, hepatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hypopituïtarisme), spiertoxiciteit (myositis, myocarditis en rabdomyolyse), huiduitslag en verder pancreatitis, uveïtis (incl. syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada), demyelinisatie, neuropathie, Guillain-Barré-syndroom, myasthenia gravis, myastheen syndroom, aseptische meningitis, encefalitis, sarcoïdose en hemofagocytaire lymfohistiocytose (HLH)). Deze bijwerkingen komen voor bij zowel nivolumab monotherapie als in combinatie met ipilimumab, bij verschillende doseringen en bij de verschillende tumortypes. In klinisch onderzoek was echter definitief staken van de behandeling vaker nodig bij de combinatie met ipilimumab of cabozantinib dan bij monotherapie. Op basis van de ernst van een immuungerelateerde bijwerking de behandeling staken en corticosteroïden toedienen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Andere immunosuppressiva kunnen worden toegevoegd indien geen verbetering optreedt. Nivolumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken in geval van CTCAE-graad 2 of 3 bijwerkingen die aanhouden ondanks behandeling en in geval van graad 4 of opnieuw optredende graad 3 bijwerkingen. Gebruik bij een eerdere ernstige immuungerelateerde bijwerking van de huid door gebruik van immunostimulerende oncolytica moet worden afgewogen.
Afstoting van transplantaat is gemeld bij PD-1-remmers; weeg bij dergelijke patiënten zorgvuldig het voordeel van de therapie tegen het verwachte voordeel van de therapie.
Bij ernstige infusiereacties de behandeling staken; bij lichte of matige infusiereacties kan de toediening worden voortgezet onder nauwlettende controle.
Bij verschillende indicaties is in klinisch onderzoek een vertraagd effect gezien van nivolumab, vaak bij kenmerken voor een slechtere prognose en/of agressieve ziekte. Houd hier rekening mee. Zie voor details de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.4.
Onderzoeksgegevens: wees zeer voorzichtig bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (totaal bilirubine > 1,5 × ULN en een verhoogde ASAT-waarde) vanwege onvoldoende gegevens; er zijn tevens onvoldoende gegevens bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld, behalve bij kinderen ≥ 12 jaar met melanoom. Bij de indicaties SCCHN, adjuvant melanoom en adjuvant OC of GEJC zijn er onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen ≥ 75 jaar, bij de indicatie cHL bij ouderen ≥ 65 jaar. Zie voor informatie over patiënten met specifieke kenmerken die uitgesloten werden van klinisch onderzoek per indicatie de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.4.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op veranderingen in de schildklierfunctie aan het begin van de behandeling en daarna periodiek en op indicatie. Hypothyroïdie komt vaker voor bij patiënten met hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom die eerder in dit gebied zijn bestraald.
Houd bij eerder behandeld urotheelcelcarcinoom (met platinumbevattende chemotherapie) rekening met een vertraagde werkzaamheid/effect van pembrolizumab bij patiënten met slechtere prognostische kenmerken en/of agressieve ziekte. In klinisch onderzoek werd een hoger aantal sterfgevallen binnen twee maanden waargenomen in vergelijking met chemotherapie. Risicofactoren zijn een snelle progressieve ziekte tijdens een eerdere platinumbevattende therapie en levermetastasen.
Controleer bij gevorderd niercelcarcinoom de leverenzymwaarden (ALAT, ASAT) aan het begin van de behandeling en daarna periodiek. Bij de combinatie met axitinib zijn vaker ALAT- en ASAT-stijgingen van graad 3 en 4 waargenomen. Zie voor het beleid voor onderbreking of staken van de behandeling bij stijging van leverenzymwaarden de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2; zie daarvoor de link onder 'Zie ook'.
Controleer patiënten met cholangiocarcinoom, vooral degenen met een galwegstent, vóór aanvang en regelmatig daarna nauwlettend op de ontwikkeling van cholangitis.
Vanwege de mogelijke ontwikkeling van hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.
De meeste immuungemedieerde bijwerkingen zijn reversibel en meestal goed onder controle te krijgen door onderbreken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Ernstige gevallen met fatale afloop zijn echter gemeld. Immuungemedieerde bijwerkingen kunnen ook nog ná de behandeling met pembrolizumab ontstaan. Diverse immuungemedieerde bijwerkingen kunnen gelijktijdig vóórkomen. Controleer op tekenen van pneumonitis; bevestig dit met radiologische beeldvorming en sluit andere oorzaken uit. Controleer tevens op tekenen van colitis, nefritis, en immuungemedieerde endocrinopathie. Bij endocrinopathie (bv. bijnierinsufficiëntie (primair en secundair), diabetes mellitus type 1 (incl. diabetische ketoacidose), hypofysitis, hypo- en hyperthyroïdie) kan een langdurige hormoonsubstitutie noodzakelijk zijn. Hypothyroïdie wordt vaker gemeld bij patiënten met HNSCC die eerder zijn bestraald, controleer op veranderingen in schildklierfunctie. Controleer ook op andere mogelijk immuungemedieerde aandoeningen zoals artritis, myositis, hemolytische anemie, pancreatitis, ernstige huidreacties, myasthenie, Guillain-Barré-syndroom, uveïtis, sarcoïdose en encefalitis. In verband met de mogelijke ontwikkeling van immuungemedieerde hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.
Naast de ernstige huidreacties Stevens-Johnsonsyndroom en epidermale necrolyse zijn teven ernstige immuungemedieerde huidreacties gemeld. Controleer nauwgezet op eerste tekenen van het ontstaan van dergelijke ernstige huidreacties. Onderbreking van de behandeling of permanent staken kan nodig zijn. Wees voorzichtig bij een ernstige of levensbedreigende huidreactie bij eerdere behandeling met andere immunostimulerende middelen tegen kanker.
Transplantatie: gevallen van graft-versus-host-ziekte (GVHD) en hepatische veno-occlusieve ziekte (VOD) zijn waargenomen bij een allogene HSCT ná voorafgaande blootstelling aan pembrolizumab. Overweeg daarom zorgvuldig of een HSCT in dat geval nog is geïndiceerd. Dit gaat ook andersom op; bij een voorgeschiedenis van allogene HSCT is eveneens acute GVHD (waaronder met fatale afloop) gemeld ná een behandeling met pembrolizumab; overweeg daarom het voordeel van de behandeling met pembrolizumab af tegen het risico van GVHD. Verder is bij de behandeling met PD-1-remmers transplantaat-afstoting gemeld; ook bij deze patiënten het voordeel van de therapie afwegen tegen het risico van een eventuele orgaanafstoting.
Onderzoeksgegevens:
Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten die:
- tevens een infectie hebben met HIV, HBV of HCV (behalve voor cholangiocarcinoom);
- andere actieve infecties hebben ten tijde van initiëring van de therapie;
- een klinisch significante nier- (creatinine > 1,5 × ULN ('upper limit of normal') of leverafwijking (bilirubine > 1,5 × ULN, ALAT, ASAT > 2,5 × ULN in afwezigheid van levermetastasen) hebben bij aanvang van de therapie;
- een ECOG PS ('Eastern Cooperative Oncology Group performance status score') ≥ 2 hebben (behalve voor urotheel- of niercelcarcinoom);
- actieve metastasen hebben in het centraal zenuwstelsel;
- een actieve systemische auto-immuunziekte hebben;
- eerder pneumonitis hebben doorgemaakt waarbij behandeling met systemische corticosteroïden nodig was;
- in het verleden een ernstige overgevoeligheidsreactie hebben gehad op een ander monoklonaal antilichaam.
Er zijn relatief weinig gegevens bij:
- oogmelanoom;
- bij patiënten met cHL die niet in aanmerking komen voor ASCT om andere reden dan gefaalde salvage-chemotherapie;
- bij een leeftijd ≥ 65 jaar met recidief of refractair klassiek Hodgkin-lymfoom;
- bij kinderen (< 18 j.), behalve bij kinderen met cHL en melanoom;
- bij een leeftijd ≥ 75 jaar:
- als monotherapie bij geresecteerd stadium III-melanoom;
- in combinatie met chemotherapie bij gemetastaseerd NSCLC en oesofaguscarcinoom;
- in combinatie met axitinib bij gevorderd niercelcarcinoom;
- als monotherapie of in combinatie met chemotherapie bij gemetastaseerd of inoperabel recidiverend HNSCC.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties kunnen ernstig zijn en van anafylactische of anafylactoïde aard óf zich uiten in een cytokineafgiftesyndroom. De symptomen kunnen ondanks premedicatie tijdens de eerste infusie en tot enkele uren daarna optreden of tijdens volgende infusies. Nauwgezette monitoring van de patiënt is vereist, vooral tijdens de eerste toediening. De patiënt waarschuwen voor mogelijke late reacties en laat hen onmiddellijk contact opnemen als symptomen optreden. De kans op anafylactische reacties is sterk vergroot bij een voorgeschiedenis van allergie voor rood vlees of tekenbeten of bij positieve testuitslagen voor IgE-antistoffen tegen cetuximab; in deze gevallen cetuximab alleen na zorgvuldige afweging toedienen. Bij ernstige reacties (CTCAE-graad 3–4) de behandeling definitief staken.
Huidreacties komen zeer vaak voor (vooral in combinatie met chemotherapie) en onderbreken of staken van de behandeling kan vereist zijn. Door de huidlaesies is er meer kans op superinfecties met soms ernstige complicaties (gevallen van 'staphylococcal scalded skin syndrome', necrotiserende fasciitis en sepsis, soms met fatale afloop). Overweeg profylactisch oraal tetracycline (6–8 weken) en cutaan 0,1% HCA-crème met vochtinbrenger. Indien huidreacties optreden kan een behandeling nodig zijn met cutaan matig-sterke tot sterke corticosteroïden en een (orale) kuur van een tetracycline.
De elektrolytenspiegels, waaronder kalium, calcium en magnesium vóór en tijdens de behandeling regelmatig controleren en indien nodig aanvullen. Progressief afnemende magnesiumspiegels treden vaak op en kunnen tot ernstige hypomagnesiëmie leiden (reversibel na stoppen van cetuximab). Hypokaliëmie treedt veelal op als gevolg van diarree. Hypocalciëmie ontstaat vooral bij combinatie met op platina gebaseerde chemotherapie.
Cardiovasculaire bijwerkingen: bij leeftijd > 65 jaar, een verminderde algemene conditie, cardio-pulmonale aandoeningen in de voorgeschiedenis en/of gelijktijdige toediening van cardiotoxische geneesmiddelen (bv. fluoropyrimidines) extra controleren op (ernstige) cardiovasculaire bijwerkingen.
Interstitiële longziekte (ILD): let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiële longziekte (ILD) de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken. Risicofactoren voor het optreden van ILD zijn o.a. Japanse origine, reeds bestaande pulmonale aandoeningen en gelijktijdige chemotherapie (waarvan bekend is dat deze ILD kunnen doen ontstaan).
Neutropenie: controleer patiënten die ook een platinabevattende therapie ontvangen zorgvuldig op het optreden van ernstige neutropenie en (ernstige) infecties, vooral indien huidlaesies, mucositis en/of diarree is opgetreden.
Oogaandoeningen: wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van (ulceratieve) keratitis of ernstig droge ogen. Bij klachten die wijzen op keratitis (bv. acute of verergerende oogontsteking, tranende ogen, gevoeligheid voor licht, wazig zien, oogpijn, rode ogen), doorverwijzen naar een oogarts; bij een diagnose van keratitis ulcerosa de behandeling onderbreken of staken. Het dragen van contactlenzen is een risicofactor voor het ontstaan hiervan.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij bestaande hematologische aandoeningen (Hb < 5,6 mmol/l, leukocyten < 3,0 × 109/l, ANC < 1,5 × 109/l en trombocyten < 100 × 109/l), en bij matige tot ernstige nier- of leverfunctiestoornissen. Bij behandeling van colorectaal carcinoom is de ervaring in combinatie met radiotherapie beperkt. Er is geen relevante toepassing bij kinderen. De ervaring bij een leeftijd > 75 j. is beperkt; een dosisaanpassing is echter in principe niet nodig.
Overdosering
Neem voor informatie over een overdosering met elotuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met nivolumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met pembrolizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam, geproduceerd in Chinese hamsterovariumcellen. Pertuzumab richt zich specifiek op het extracellulaire dimerisatiedomein van het humane epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-eiwit. Hiermee remt pertuzumab de ligandafhankelijke intracellulaire signaaltransductie via twee belangrijke signaalcascades, namelijk die via mitogeen geactiveerd–proteïnekinase (MAP–kinase) en via fosfoïnositide 3–kinase (PI3–kinase), wat uiteindelijk leidt tot remming van de celgroei en tot apoptose.
Kinetische gegevens
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 18 dagen (mediaan). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan IgG1 monoklonaal antilichaam, dat wordt geproduceerd in muriene (NS0) cellen. Elotuzumab bindt specifiek aan het eiwit SLAMF7 (signalerend lymfocytactivatiemolecuul familielid 7). Dit wordt tot expressie gebracht op natural killer (NK-)cellen, normale plasmacellen en andere immuuncellen én in hoge mate op multipel myeloom-cellen, onafhankelijk van cytogenetische afwijkingen. Elotuzumab heeft een dubbele werking. Het activeert door de binding aan SLAMF7 op een directe manier de NK-cellen (immunostimulatie). Door de binding aan SLAMF7 op de multipel myeloom-cellen kan het Fc-gedeelte van het monoklonale antilichaam elotuzumab binden aan de inmiddels gestimuleerde NK-cellen, gevolgd door de release van cytotoxische granules, met als resultaat vernietiging van de multipel myeloom-cellen (antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit). In niet-klinische modellen is synergistische activiteit met lenalidomide, pomalidomide of bortezomib aangetoond.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,086 l/kg. |
Metabolisering | zoals andere antilichamen, vnl. via eiwitkatabolisme tot peptiden en aminozuren. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan immunoglobuline G4 (IgG4) monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster met behulp van recombinant-DNA-techniek. Nivolumab bindt zich aan de geprogrammeerde celdood-1(PD-1)-receptor en voorkómt daardoor de interactie tussen de PD-1-receptor en de liganden PD-L1 en PD-L2, die tot expressie kunnen komen in tumoren of andere cellen in de micro-omgeving van de tumor. Hechting van PD-1 aan deze liganden zorgt voor de remming van T-cel-proliferatie en secretie van cytokinen. Door blokkering hiervan maakt nivolumab T-celrespons mogelijk, waaronder anti-tumorrespons.
Kinetische gegevens
Metabolisering | (waarschijnlijk) op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 27 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Pembrolizumab is een recombinant gehumaniseerd antilichaam (IgG4/κ-isotype met een stabiliserende sequentieverandering in het Fc-fragment), geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt aan de 'programmed death-1' (PD-1)-receptor en blokkeert daarmee de interactie van PD-L1 en PD-L2 liganden aan deze receptor. Omdat de PD-1-receptor een negatieve regulator is van T-celactiviteit, versterkt pembrolizumab, door deze receptor te blokkeren, de T-celrespons, inclusief de antitumorrespons.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,11 l/kg. |
Overig | de extravasculaire distributie is beperkt. |
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 22 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Chimerisch monoklonaal antilichaam IgG1, gericht tegen de epidermale groeifactor receptor (EGFR). EGFR-signaaltransductieroutes zijn (via activering RAS) betrokken bij de controle van de overleving en de progressie van de levenscyclus van de cel, angiogenese, migratie en cellulaire invasie/metastasering. Cetuximab bindt zich aan de EGFR met een affiniteit die circa 5–10× hoger is dan die van de endogene liganden en remt de werking van de receptor. Tevens richt het cytotoxische immuun effectorcellen naar de tumorcellen met EGFR-expressie (antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit).
Kinetische gegevens
V d | 1,5–6,2 l/m². |
Metabolisering | biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. Stabiele spiegels worden bij monotherapie na 3 weken bereikt. |
T 1/2el | 70–100 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pertuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
elotuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
nivolumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
pembrolizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
cetuximab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk