Samenstelling
Mylotarg XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
Na reconstitutie bevat het concentraat 1 mg/ml gemtuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cyramza XGVS Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 50 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Imfinzi XGVS AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 2,4 ml, 10 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Keytruda XGVS Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Besponsa XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 0,25 mg/ml inotuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) staat op HOVON de geldende behandelrichtlijn en de concept-richtlijn 2018.
Advies
Zie de commissie BOM (2015) voor het advies van ramucirumab als tweedelijnsbehandeling van gemetastaseerd maagcarcinoom.
Zie voor de behandeling van maagcarcinoom de geldende behandelrichtlijn via richtlijnendatabase.nl.
Zie de commissie BOM (2016) voor het advies van ramucirumab in combinatie met FOLFIRI als tweedelijnsbehandeling van gemetastaseerd colorectaal carcinoom.
Zie voor de behandeling van colorectaal carcinoom de geldende behandelrichtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Zie de commissie BOM (2016) voor het advies van ramucirumab in combinatie met docetaxel als tweedelijnsbehandeling van niet-kleincellig longcarcinoom.
Zie voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Zie de commissie BOM (2020) voor het advies van ramucirumab bij gevorderd of gemetastaseerd hepatocellulair carcinoom.
Zie voor de behandeling van hepatocellulair carcinoom de geldende behandelrichtlijn via de richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de adviezen van de commissie BOM op Oncologische middelen onder durvalumab op nvmo.org.
Voor de behandeling van niet-kleincellig longcarcinoom en kleincellig longcarcinoom staan op richtlijnendatabase.nl de geldende behandelrichtlijnen.
Advies
Zie Oncologische middelen van de Commissie BOM op NVMO.org voor de adviezen over pembrolizumab bij de verschillende indicaties.
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2020).
Indicaties
- Niet eerder behandelde de novo CD33-positieve acute myeloïde leukemie (AML), met uitzondering van acute promyelocytaire leukemie (APL), in combinatie met daunorubicine en cytarabine (AraC), bij volwassenen en kinderen ≥ 15 jaar.
Indicaties
Maagcarcinoom of adenocarcinoom van de gastro-oesofageale overgang bij volwassenen
- bij gevorderde ziekte met progressie na eerdere chemotherapie gebaseerd op platina en een fluoropyrimidine in combinatie met paclitaxel;
- bij gevorderde ziekte met progressie na eerdere chemotherapie gebaseerd op platina of een fluoropyrimidine als monotherapie indien combinatie met paclitaxel niet geschikt is.
Colorectaal carcinoom bij volwassenen
- bij gemetastaseerde ziekte (mCRC) waarbij progressie optreedt bij of na behandeling met bevacizumab, oxaliplatine en een fluoropyrimidine, in combinatie met FOLFIRI (folinezuur (calciumzout, systemisch), 5-fluoro-uracil en irinotecan).
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) bij volwassenen
- bij gemetastaseerde ziekte met epidermale groeifactor receptor (EGFR)-activerende mutaties, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met erlotinib.
- bij lokaal gevorderde of gemetastaseerde ziekte met progressie na chemotherapie gebaseerd op platina, in combinatie met docetaxel.
Hepatocellulair carcinoom (HCC) bij volwassenen
- bij gevorderde of inoperabele ziekte, met een serumconcentratie α-foetoproteïne (AFP) ≥ 400 ng/ml en na eerdere behandeling met sorafenib.
Indicaties
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- Lokaal gevorderd, niet operatief te verwijderen NSCLC bij volwassenen als monotherapie, indien de tumoren PD-L1 tot expressie brengen op ≥ 1% van de tumorcellen én indien de ziekte geen progressie heeft vertoond na platinumbevattende therapie met radiotherapie.
- gemetastaseerd NSCLC zonder sensibiliserende EGFR-mutaties of ALK-positieve mutaties bij volwassenen, als eerstelijnsbehandeling in combinatie met tremelimumab en platinumbevattende chemotherapie.
Kleincellig longcarcinoom in een gevorderd stadium (ES-SCLC)
- ES-SCLC bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling in combinatie met etoposide en carboplatine of cisplatine.
Cholangiocarcinoom
- Irresectabel of gemetastaseerd cholangiocarcinoom bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling in combinatie met gemcitabine en cisplatine.
Hepatocellulair carcinoom (HCC)
- gevorderd of irresectabel HCC bij volwassenen als eerstelijnsbehandeling, als monotherapie of in combinatie met tremelimumab.
Endometriumcarcinoom
- Eerstelijnsbehandeling van primair gevorderd of recidiverend endometriumcarcinoom bij volwassenen die in aanmerking komen voor systemische therapie, in combinatie met paclitaxel en carboplatine. Gevolgd door onderhoudsbehandeling met:
- durvalumab monotherapie bij endometriumcarcinoom met een 'mismatch repair'-deficiëntie (dMMR) of;
- durvalumab in combinatie met olaparib bij endometriumcarcinoom dat 'mismatch repair'-proficiënt (pMMR) is.
Indicaties
Hoge microsatellietinstabiele (MSI-H) of 'mismatch-repair'-deficiënte (dMMR) tumoren
Colorectaalcarcinoom (CRC)
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd MSI-H of dMMR CRC bij volwassenen, als monotherapie.
- inoperabel of gemetastaseerd MSI-H of dMMR CRC na eerdere combinatietherapie die fluoropyrimidine bevat.
Niet-colorectaalcarcinomen
- gevorderd of recidiverend MSI-H of dMMR endometriumcarcinoom bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere behandeling met therapie die platina bevat, ongeacht de behandelfase, en die niet in aanmerking komt voor curatieve chirurgie of bestraling, als monotherapie.
- inoperabel of gemetastaseerd MSI-H of dMMR maagcarcinoom, dunnedarmdarmcarcinoom of galweg- of galblaascarcinoom met ziekteprogressie tijdens of na ten minste één eerdere behandeling.
Endometriumcarcinoom (EC)
- in combinatie met lenvatinib voor gevorderd of terugkerend EC, bij volwassenen met ziekteprogressie tijdens of na eerdere behandeling met platinumbevattende therapie, die niet in aanmerking komen voor curatieve chirurgie of bestraling.
Hodgkin-lymfoom (cHL)
- recidief of refractair klassiek cHL bij volwassenen en kinderen ≥ 3 jaar bij wie autologe stamceltransplantatie (ASCT) heeft gefaald, óf na minstens twee eerdere behandelingen indien ASCT niet in aanmerking komt, als monotherapie.
Hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom (HNSCC)
- recidiverend of gemetastaseerd HNSCC mét PD-L1-expressie met TPS ≥ 50% en met progressie tijdens of na platinumbevattende chemotherapie bij volwassenen, als monotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd of inoperabel recidiverend HNSCC bij volwassenen bij wie de tumoren een PD-L1-expressie vertonen met een 'combined positive score' (CPS) ≥ 1, als monotherapie of in combinatie met 5-fluoro-uracil (systemisch) en platinabevattende chemotherapie.
Melanoom
- gevorderd (inoperabel of gemetastaseerd) maligne melanoom van de huid bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie;
- als adjuvante behandeling van stadium IIB, stadium IIC of stadium III-melanoom, waarbij complete resectie heeft plaatsgevonden bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar, als monotherapie.
Niercelcarcinoom (RCC)
- eerstelijnsbehandeling van gevorderd RCC bij volwassenen, in combinatie met axitinib óf lenvatinib.
- adjuvante behandeling van RCC bij volwassenen met meer kans op een recidief na nefrectomie of na nefrectomie en resectie van gemetastaseerde laesies, als monotherapie.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- operabel NSCLC bij volwassenen met een hoog risico op recidief; in eerste instantie als neoadjuvante behandeling in combinatie met platinumbevattende chemotherapie, daarna voortgezet als adjuvante behandeling als monotherapie.
- adjuvante behandeling van NSCLC bij volwassenen met een hoge recidiefkans na complete resectie en platinumbevattende chemotherapie, als monotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC met PD-L1-expressie met een 'tumor proportion score' (TPS) ≥ 50% zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties bij volwassenen, als monotherapie;
- lokaal gevorderd of gemetastaseerd NSCLC mét PD-L1-expressie met een TPS ≥ 1% én waarbij ten minste één eerdere chemotherapie is toegepast bij volwassenen, als monotherapie. Indien daarnaast EGFR- of ALK-positieve tumormutaties aanwezig zijn, ook eerst de hiervoor goedgekeurde behandelingen uitvoeren alvorens een behandeling met pembrolizumab te beginnen;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC zonder EGFR- of ALK-positieve tumormutaties bij volwassenen, in combinatie met pemetrexed en platinabevattende chemotherapie;
- eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd NSCLC bij volwassenen, in combinatie met carboplatine én ofwel paclitaxel of 'nanoparticle albumin-bound' (nab)-paclitaxel, zie paclitaxel.
Oesofaguscarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd carcinoom van de slokdarm bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥10, in combinatie met platina- en fluoropyrimidinebevattende chemotherapie.
Triple-negatieve borstkanker (TNBC)
- lokaal gevorderd of vroegstadium TNBC met een grote kans op een recidief. In eerste instantie als neoadjuvante behandeling in combinatie met chemotherapie. Daarna voortgezet als monotherapie als adjuvante behandeling na een operatie.
- in combinatie met chemotherapie voor lokaal terugkerende inoperabele of gemetastaseerde TNBC, bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥ 10 en die niet eerder chemotherapie hebben gehad voor gemetastaseerde ziekte.
Urotheelcarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van inoperabel of gemetastaseerd urotheelcelcarcinoom bij volwassenen, in combinatie met enfortumab vedotine.
- lokaal gevorderd of gemetastaseerd urotheelcarcinoom:
- bij volwassenen die eerder platinumbevattende chemotherapie hebben ondergaan, als monotherapie óf
- bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor cisplatinebevattende chemotherapie én bij wie de tumoren een PD-L1-expressie vertonen met een 'combined positive score' (CPS) ≥ 10, als monotherapie.
Cervixcarcinoom
- aanhoudend, terugkerend of gemetastaseerd cervixcarcinoom bij volwassenen bij wie de tumoren PD-L1-expressie vertonen met een CPS ≥ 1, in combinatie met chemotherapie met of zonder bevacizumab.
Adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd inoperabel of gemetastaseerd HER2-positief adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang met PD-L1-expressie met een CPS ≥ 1, bij volwassenen in combinatie met trastuzumab en fluoropyrimidine- en platinumbevattende chemotherapie.
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd, inoperabel of gemetastaseerd HER-2-negatief adenocarcinoom in de maag of van de maag-slokdarm-overgang met PD-L1-expressie met een CPS ≥ 1, bij volwassenen in combinatie met fluoropyrimidine- en platinumbevattende chemotherapie,
Galblaas- en galwegcarcinoom
- eerstelijnsbehandeling van lokaal gevorderd, inoperabel of gemetastaseerd galblaas- en galwegcarcinoom bij volwassenen, in combinatie met gemcitabine en cisplatine.
Indicaties
- Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie.
- Philadelphiachromosoom-positieve (Ph+) gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie, indien ten minste één tyrosinekinaseremmer niet werkzaam is gebleken.
Doseringen
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties wordt aanbevolen: 1 uur voorafgaand aan de toediening een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Bij hyperleukocytaire AML (leukocytentelling ≥ 30 × 10⁹/l) wordt aanbevolen 48 uur vóór de start van de behandeling met gemtuzumab ozogamicine cytoreductie uit te voeren met leukaferese, oraal hydroxyureum óf cytarabine met of zonder hydroxyureum.
Niet eerder behandelde de novo CD33-positieve acute myeloïde leukemie (AML)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 15 jaar
Inductiefase: 3 mg/m² lichaamsoppervlak (tot max. één injectieflacon van 5 mg) via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur toedienen op dag 1, 4 en 7. Daunorubicine 60 mg/m² via een i.v.-infusie over een periode van 30 min geven op dag 1 tot en met dag 3 en cytarabine (AraC) 200 mg/m²/dag via continue i.v.-infusie op dag 1 tot en met dag 7.
Mocht een tweede inductiebehandeling nodig zijn, dan mag gemtuzumab ozogamicine hierbij niet worden toegediend. Dien alléén daunorubicine en cytarabine toe: daunorubicine 35 mg/m²/dag op dag 1 en 2 en cytarabine 1000 mg/m² elke 12 uur op dag 1 tot en met dag 3.
Consolidatiefase: na inductie van een complete remissie: max. 2 kuren: 3 mg/m² gemtuzumab ozogamicine (tot max. één injectieflacon van 5 mg) via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur toedienen op dag 1, 4 en 7. Daunorubicine 60 mg/m² via een i.v.-infusie over een periode van 30 min geven op dag 1 (eerste kuur) óf op dag 1 én dag 2 (tweede kuur) en cytarabine (AraC) 1000 mg/m² elke 12 uur via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur op dag 1 tot en met dag 4. Er is sprake van een complete remissie na de inductiefase bij < 5% blasten in normocellulair beenmerg en een ANC > 1,0 × 10⁹ cellen/l, met een plaatsjestelling ≥ 100 × 10⁹/l in perifeer bloed zonder transfusie.
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ 2× 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Gemtuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (persisterende trombocytopenie en/of neutropenie, stijging leverenzymwaarden, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 3 en 4).
Toediening: na reconstitutie verder verdunnen met steriel NaCl-oplossing 0,9% volgens de handleiding van de fabrikant. De verdunde oplossing onmiddellijk als i.v.-infusie toedienen over een periode van 2 uur, onder nauwlettende klinische bewaking van o.a. hartslag, bloeddruk en temperatuur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Doseringen
Premedicatie met een i.v. H1-receptorantagonist vóór de infusie met ramucirumab wordt aanbevolen. Als een patiënt een infusiegerelateerde reactie (IGR) van NCI CTCAE graad 1–2 ondervindt, moet voor alle volgende infusies premedicatie worden gegeven. Bij een tweede IGR van graad 1–2 dexamethason (of een equivalent) toedienen. Daarna voor daaropvolgende infusies premedicatie bestaande uit een i.v. H1-receptorantagonist, paracetamol en dexamethason geven.
Bij combinatie met paclitaxel of met FOLFIRI moet vóór elke toediening worden voldaan aan een aantal criteria (ten aanzien van het bloedbeeld, de leverfunctie en/of gastro-intestinale toxiciteit). Zie hiervoor de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie de link onder 'Zie ook'.
Bepaal bij combinatie met erlotinib voorafgaand aan de behandeling de EGFR-mutatiestatus van de patiënt.
Bepaal bij patiënten met HCC voorafgaand aan de behandeling de serumconcentratie AFP met een gevalideerde AFP-test. De serumconcentratie AFP dient ≥ 400 ng/ml te zijn.
Gevorderd maagcarcinoom en GEJ-adenocarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie met paclitaxel: ramucirumab: 8 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus op dag 1 en 15 van een cyclus van 28 dagen, voorafgaand aan de paclitaxel-infusie. Paclitaxel: 80 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infuus gedurende ca. 60 minuten op dag 1, 8 en 15 van een cyclus van 28 dagen. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of tot onacceptabele toxiciteit optreedt.
Monotherapie: ramucirumab: 8 mg/kg lichaamsgewicht via i.v.-infuus, elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Gemetastaseerd colorectaal carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie met FOLFIRI: ramucirumab: 8 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus, elke 2 weken, voorafgaand aan de FOLFIRI-toediening. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Niet-kleincellige longkanker (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Combinatietherapie met erlotinib: 10 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus, elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Combinatietherapie met docetaxel: ramucirumab: 10 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus op dag 1 van een cyclus van 21 dagen, voorafgaand aan de docetaxel-infusie. Docetaxel: 75 mg/m² lichaamsoppervlak via een i.v.-infuus gedurende ca. 60 minuten op dag 1 van een cyclus van 21 dagen; overweeg bij Oost-Aziatische patiënten een gereduceerde startdosis docetaxel van 60 mg/m² lichaamsoppervlak. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Hepatocellulair carcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Monotherapie: 8 mg/kg lichaamsgewicht via een i.v.-infuus, elke 2 weken. De behandeling voortzetten tot progressie van de ziekte of totdat onacceptabele toxiciteit optreedt.
Bij verminderde nier- of leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig.
Bij kinderen < 18 jaar: kan geen dosisadvies worden gegeven, door een beperkt aantal gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (zoals hypertensie, bloedingen, trombo-embolische complicaties, hematologische bijwerkingen, stomatitis/mucositis, gastro-intestinale bijwerkingen (waaronder perforatie, diarree, fistelvorming), hepatische encefalopathie/hepatorenaal syndroom, infusiegerelateerde bijwerkingen, proteïnurie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4), zie de link onder 'Zie ook'. In rubriek 4.2 zijn ook de eventueel noodzakelijke dosisaanpassingen te vinden van paclitaxel, FOLFIRI en docetaxel bij hematologische toxiciteiten en bij FOLFIRI ook bij diarree en stomatitis/mucositis.
Toediening: ramucirumab na verdunning toedienen als een i.v.-infusie gedurende ca. 60 minuten. Niet toedienen als intraveneuze bolus of push. Om de vereiste infusieduur van ca. 60 minuten te bereiken mag de maximum infusiesnelheid van 25 mg/minuut niet overschreden worden, maar kan in plaats daarvan de infusieduur verlengd worden. Indien tijdens de toediening een infusiegerelateerde reactie van graad 1 of 2 optreedt, de infusiesnelheid met 50% verlagen gedurende de huidige én alle volgende infusies.
Doseringen
Bij NSCLC vóór aanvang van de behandeling de tumorexpressie van PD-L1 bevestigen met een gevalideerde test.
Bij endometriumcarcinoom vóór aanvang van de behandeling de tumor-MMR-status bevestigen met een gevalideerde test.
Lokaal gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 10 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf 1500 mg elke 4 weken, als monotherapie. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt, met een maximale duur van 12 maanden.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: i.v. 10 mg/kg lichaamsgewicht elke 2 weken óf 20 mg/kg elke 4 weken.
Gemetastaseerd NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 1500 mg elke 3 weken gedurende 4 cycli, al dan niet in combinatie met tremelimumab en platinumbevattende chemotherapie. Dien eerst tremelimumab toe, daarna durvalumab en als laatst de chemotherapie. Daarna i.v. 1500 mg als monotherapie elke 4 weken en op histologie gebaseerde onderhoudstherapie met pemetrexed elke 4 weken. In week 16 een vijfde dosis tremelimumab naast durvalumab geven. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering verlagen naar 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Gevorderd kleincellig longcarcinoom (ES-SCLC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 1500 mg in combinatie met chemotherapie, elke 3 weken gedurende 4 cycli. Durvalumab voorafgaand aan chemotherapie op dezelfde dag toedienen. Daarna 1500 mg als monotherapie elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Cholangiocarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 36 kg: i.v. 1500 mg in combinatie met chemotherapie elke 3 weken gedurende 8 cycli. Durvalumab voorafgaand aan chemotherapie op dezelfde dag toedienen. Daarna i.v. 1500 mg als monotherapie elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 36 kg:de dosering verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Hepatocellulair carcinoom (HCC)
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: als monotherapie: i.v. 1500 mg elke 4 weken.
Als combinatietherapie: i.v. 1500 mg, in combinatie met een eenmalige dosis tremelimumab van 300 mg (of 4 mg/kg lichaamsgewicht bij lichaamsgewicht ≤ 40 kg) op dag 1 van cyclus 1. Durvalumab ná tremelimumab op dezelfde dag toedienen. Daarna i.v. 1500 mg als monotherapie elke 4 weken. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Endometriumcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Lichaamsgewicht > 30 kg: i.v. 1120 mg in combinatie met chemotherapie elke 3 weken gedurende minimaal 4-6 cycli. Gevolgd door durvalumab i.v. 1500 mg elke 4 weken als monotherapie bij dMMR óf in combinatie met olaparib 300 mg 2×/dag bij pMMR. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Lichaamsgewicht ≤ 30 kg: de dosering tijdens de onderhoudsfase verlagen naar i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN of bilirubine > 1,0-1,5 × ULN en elke ASAT) of matig verminderde leverfunctie (bilirubine > 1,5-3,0 × ULN en elke ASAT) is geen dosisaanpassing nodig. Het effect van een ernstig verminderde leverfunctie (bilirubine > 3,0 × ULN en elke ASAT) op de farmacokintiek van durvalumab is onbekend. Vanwege de geringe betrokkenheid van de lever bij de klaring van durvalumab, wordt geen effect verwacht.
(Ernstige) bijwerkingen: dosisescalatie of -vermindering van durvalumab wordt niet aanbevolen. Zie voor de richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 2, zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Toediening: voor toediening het concentraat verdunnen met NaCl-oplossing 0,9% of glucose-oplossing 5% tot een eindconcentratie van 1–15 mg/ml. De oplossing voorzichtig omkeren, maar niet schudden. Toedienen via een i.v.-infuus met behulp van een steriel laag-eiwitbindend inlinefilter over een periode van 60 min. Bij graad 1 (of 2) infusiegerelateerde bijwerkingen over een langere periode toedienen. Dien geen andere geneesmiddelen toe over dezelfde infusielijn. Bij combinatietherapie in de eerste cyclus ca. 1 uur (maximaal 2 uur) tussen de verschillende infusies aanhouden. Als zich geen problemen voordoen kan in de volgende cycli durvalumab direct na tremelimumab worden toegediend, en kan chemotherapie 30 min na durvalumamb worden gestart.
Doseringen
Test, indien dit gespecificeerd is voor de indicatie, voorafgaand aan de behandeling op de aanwezigheid van PD-L1-tumorexpressie of MSI-H/dMMR-tumorstatus.
Test bij colorectaalcarcinoom voorafgaand aan de behandeling op MSI-H/dMMR-tumorstatus.
Alle indicaties (m.u.v. triple-negatieve borstkanker)
Volwassenen (incl. ouderen)
200 mg via een i.v.-infusie elke 3 weken óf 400 mg elke 6 weken. Behandelen tot ziekteprogressie of oncontroleerbare toxiciteit optreedt. Als adjuvante behandeling van melanoom, NSCLC of RCC toedienen tot recidief, oncontroleerbare toxiciteit of voor een duur van maximaal 1 jaar.
Kinderen ≥ 12 jaar met melanoom of kinderen ≥ 3 jaar met Hodgkin-lymfoom
2 mg/kg lichaamsgewicht (maximaal 200 mg) via i.v.-infusie elke 3 weken. Behandelen tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
(Neo)adjuvante behandeling van NSCLC
Volwassenen (incl. ouderen)
Neoadjuvante behandeling (in combinatie met chemotherapie): 200 mg via i.v. infusie elke 3 weken (in totaal 4 doses) of 400 mg via i.v. infusie elke 6 weken (in totaal 2 doses). Patiënten met ziekteprogressie die een definitieve operatie uitsluit óf met onaanvaardbare toxiciteit bij de neoadjuvante behandeling, mogen niet behandeld worden met pembrolizumab monotherapie als adjuvante behandeling.
Adjuvante behandeling (monotherapie): via i.v.-infusie 200 mg elke 3 weken (in totaal 13 doses) of 400 mg elke 6 weken (in totaal 7 doses). Behandelen tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
(Neo)adjuvante behandeling van triple-negatieve borstkanker
Volwassenen (incl. ouderen)
Neoadjuvante behandeling (in combinatie met chemotherapie): 200 mg via i.v. infusie elke 3 weken (in totaal 8 doses) of 400 mg via i.v. infusie elke 6 weken (in totaal 4 doses). Patiënten met ziekteprogressie die een definitieve operatie uitsluit óf met onaanvaardbare toxiciteit bij de neoadjuvante behandeling, mogen niet behandeld worden met pembrolizumab monotherapie als adjuvante behandeling.
Adjuvante behandeling (monotherapie): via i.v.-infusie 200 mg elke 3 weken (in totaal 9 doses) of 400 mg elke 6 weken (in totaal 5 doses). Behandelen tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt.
Het wordt aanbevolen de behandeling bij klinisch stabiele patiënten met initieel vermoeden voor ziekteprogressie voort te zetten tot ziekteprogressie is bevestigd. Atypische responsen (initiële voorbijgaande toename van de tumorgrootte of kleine nieuwe laesies binnen de eerste paar maanden, gevolgd door kleiner worden van de tumor) zijn waargenomen.
Ouderen: in het algemeen is geen dosisaanpassing nodig bij ouderen ≥ 65 jaar. Bij een aantal indicaties zijn de gegevens bij ouderen beperkt, zie rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/onderzoeksgegevens.
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinine > 1,5× ULN).
Verminderde leverfunctie: bij een lichte leverfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een matige of ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5× ULN; ALAT, ASAT > 2,5× ULN bij afwezigheid van levermetastasen).
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (pneumonitis, colitis, nefritis, endocrinopathieën, hepatitis, huidreacties, overige immuungemedieerde bijwerkingen, infusiegerelateerde bijwerkingen en stijging leverenzymwaarden) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 en 4.4). Dosisverlaging van pembrolizumab wordt niet aanbevolen.
Toediening: het concentraat voor infusievloeistof volgens de richtlijnen van de fabrikant (officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 6.6)) vóór gebruik verdunnen tot een eindconcentratie 1–10 mg/ml. Toedienen als i.v.-infusie gedurende 30 minuten. Dien géén andere geneesmiddelen tegelijk toe via dezelfde infuuslijn. In combinatie met i.v. chemotherapie, pembrolizumab als eerste toedienen. In combinatie met enfortumab vedotine bij toediening op dezelfde dag, pembrolizumab als laatste geven.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling vaststellen dat de baseline CD22-positiviteit > 0% is met behulp van een gevalideerde en gevoelige test.
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties voorafgaand aan de toediening wordt aanbevolen: een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel ALL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Eerste cyclus: i.v.- infusie: 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²). De duur van cyclus 1 bedraagt 3 weken, maar kan worden verlengd tot 4 weken (dus met een behandelvrije week) bij het bereiken van een complete remissie (CR) of van een complete remissie met incompleet hematologisch herstel (CRi) en/of om tijd te geven voor herstel van een toxiciteit. Volgende cycli: 1,5 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,5 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien bij de vorige cyclus een CR/CRi bereikt is óf 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien géén CR/CRi bereikt is. De duur van de vervolgcyclus is 4 weken. Indien wordt overgegaan tot een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) is de aanbevolen behandelduur in totaal twee cycli; overweeg een derde cyclus indien géén CR óf CRi en minimale residuale ziekte-negativiteit bereikt is. Indien niet wordt overgegaan tot een HSCT kunnen max. 6 cycli worden toegediend; staak de behandeling indien binnen 3 cycli géén CR/CRi is bereikt.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min).
Leverfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine ≤ 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Inotuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde, tenzij het een gevolg is van hemolyse of van het syndroom van Gilbert; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
(Ernstige bijwerkingen): zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, stijging leverenzymwaarde en bilirubine, VOD/SOS of andere ernstige levertoxiciteit, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten (CTCAE graad ≥ 2)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2, 3 en 4). Indien de dosis is verlaagd vanwege een toxiciteit, mag de dosis niet meer worden verhoogd.
Toedieningsinformatie: de verdunde oplossing als i.v.-infusie toedienen over een periode van 1 uur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Tachycardie. Hemorragie (bij ca. 90%; waaronder bloedneus,bloedbraken, bloedplassen, subcutane bloeding, bloeding in het maag-darmkanaal of CZS). Dyspneu. Sepsis/bacteriëmie (bij ca. 53%), schimmelinfecties. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn. Huiduitslag (erythemateus, bulleus, (maculo-)papuleus, vesiculeus, exfoliatief, allergisch). Koorts, koude rillingen, vermoeidheid, oedeem. Verminderde eetlust, hyperglykemie (bij ca. 92%). Stijging ASAT (bij ca. 89%), ALAT (ca. 78%), alkalische fosfatase (ca. 80%), bilirubine (ca. 52%). Verhoging lactaatdehydrogenase. Hyperurikemie. (Febriele) neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie. Verhoging protrombinetijd (PT; bij ca. 85%), verlenging aPTT (bij ca. 80%).
Vaak (1-10%): infusiereactie (waaronder anafylaxie). Tumorlysissyndroom. Veno-occlusieve leverziekte, icterus, hepatomegalie. Ascites. Dyspepsie, oesofagitis. 'Multiple organ disfunction syndrome' (MODS). Jeuk. Lymfocytopenie, pancytopenie. Afwijkende leverfunctiewaarden, verhoogd γ-GT.
Soms (0,1-1%): leverfalen. Budd-Chiarisyndroom.
Verder zijn gemeld: interstitiële pneumonie. Neutropene colitis. Hemorragische cystitis.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Hoofdpijn. Buikpijn, diarree. Perifeer oedeem. Proteïnurie. Trombocytopenie.
Vaak (1-10%): arteriële trombo-embolische complicaties, waaronder myocardinfarct, hartstilstand, cerebrovasculaire accidenten, cerebrale ischemie. Hepatische encefalopathie (bij de indicatie HCC). Hemangioom. Epistaxis. Darmobstructie. Infusiegerelateerde reacties (zie de rubriek Waarschuwingen en Voorzorgen). Huiduitslag. Dysfonie. Hypothyroïdie. Neutropenie. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypoalbuminemie.
Soms (0,1-1%): maag-darmperforatie
Zelden (0,01-0,1%): trombotische microangiopathie. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie.
In combinatie met chemotherapie of erlotinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Infecties. Epistaxis. Alopecia. Stomatitis, diarree. Hoofdpijn. Vermoeidheid, mucositis, perifeer oedeem. Proteïnurie. Neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie.
Vaak (1-10%): sepsis. Maag-darmbloedingen (waaronder fataal verlopende), maag-darmperforatie. Pulmonale hemorragie. Hemangioom. Hand-voetsyndroom. Dysfonie. Bloedend tandvlees. Hypothyroïdie. Febriele neutropenie. Hypoalbuminemie, hyponatriëmie.
Soms (0,1-1%): hartfalen.
Zelden (0,01-0,1%): trombotische microangiopathie. Posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES).
Verder zijn gemeld: aneurysma, arteriële dissectie.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfecties. Hypothyroïdie. (Productieve) hoest. Buikpijn, diarree. Huiduitslag, jeuk. Artralgie. Koorts.
Vaak (1-10%): mondinfecties (zoals orale candidiase, gingivitis, periodontitis, pulpitis, tandabces), influenza, pneumonie (soms fataal). Hyperthyroïdie. Pneumonitis, dysfonie. Hepatitis (incl. acute, toxische en immuungemedieerde hepatitis). Stijging transaminasen. Nachtzweten. Myalgie. Stijging creatininespiegel in bloed, dysurie. Perifeer oedeem. Infusiegerelateerde reactie.
Soms (0,1-1%): thyroïditis, bijnierschorsinsufficiëntie. Interstitiële longziekte. Colitis (incl. enteritis en proctitis), pancreatitis. Dermatitis, psoriasis, pemfigoïd. Myositis. Nefritis.
Zelden (0,01-0,1%): diabetes mellitus type 1 (die zich eerst kan voordoen als diabetische ketoacidose die fataal kan zijn indien niet op tijd ontdekt). diabetes insipidus, hypofysitis/hypopituïtarisme. Myasthenia gravis, meningitis. Myocarditis. Polymyositis. Uveïtis. Niet-infectieuze cystitis. Coeliakie. Trombocytopenie.
Verder is gemeld: Niet-infectieuze encefalitis, Guillain-Barré-syndroom, myelitis transversa. Pancreatische exocriene insufficiëntie.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, buikpijn diarree, obstipatie, buikpijn. Jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Artralgie, spierpijn. Vermoeidheid, asthenie, koorts, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem), hoofdpijn. Hypothyroïdie. Anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), dermatitis (incl. acneïforme dermatitis), eczeem, vitiligo, droge huid, alopecia. Myopathie, polymyalgie rheumatica, rabdomyolyse, pijn in extremiteit, myositis, artritis. Droge mond, colitis. Droge ogen. Hepatitis. Duizeligheid, smaakstoornis, perifere neuropathie, lethargie. Slapeloosheid. Rillingen, griepachtige verschijnselen. Hyperthyroïdie, thyroïditis, myxoedeem. Trombocytopenie, lymfocytopenie, neutropenie. Hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypo- en hypercalciëmie. Stijging ASAT, ALAT, alkalische fosfatase, bilirubine en creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): pericarditis, pericardeffusie. Epilepsie, myastheen syndroom. Uveïtis. Pneumonie. Pancreatitis, maag-darmstelsel-ulceratie. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Sarcoïdose. Tendosynovitis. Psoriasis, lichenoïde keratose, papels, haarkleurveranderingen. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, thyroïditis. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Stijging amylase. Leukopenie, immuuntrombocytopenie, eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): vasculitis. Dunnedarmperforatie, pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie. Myocarditis. Guillain-Barré-syndroom, (niet-infectieuze) meningitis, niet-infectieuze cystitis, encefalitis, myelitis, neuritis optica. Hypoparathyroïdie. Erythema nodosum, Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Hemolytische anemie, zuivere rodebloedcel-aplasie, immuungemedieerde trombocytopenie (ITP), hemofagocytaire lymfohistiocytose. Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada, Syndroom van Sjögren. Scleroserende cholangitis.
Verder is gemeld: afstoting van transplantaat.
Combinatie met chemotherapie
Zeer vaak (> 10%): dyspneu, hoest. Verminderde eetlust, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus), jeuk, alopecia. Vermoeidheid, astenie, koorts. Myalgie, artralgie. Hyponatriëmie, hypokaliëmie. Anemie, neutropenie, trombocytopenie. Stijging ALAT, ASAT in het bloed.
Vaak: (1-10%): pneumonie. Hypertensie, vasculitis, hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Pneumonitis (vaker bij thoraxbestraling in de voorgeschiedenis). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Myxoedeem. Lethargie, dysgeusie, duizeligheid. Droge ogen. Droge mond, microscopische- en enterocolitis. (Acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Droge huid, ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, pemfigoïd), erytheem, (acneïforme) dermatitis, eczeem. Myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse, artritis, pijn in extremiteit, myositis. Hepatitis. Rillingen, griepachtige verschijnselen, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Hypo- en hyperthyroïdie. Febriele neutropenie, lymfopenie, leukopenie. Hypocalciëmie, hyponatriëmie. Stijging alkalisch fosfatase, bilirubine, creatinine in bloed.
Soms (0,1-1%): pericardeffusie, pericarditis. Epilepsie, encefalitis. Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, hypofysitis, thyroïditis. Pancreatitis, ulceratie van het maag-darmstelsel. Psoriasis, vitiligo, papels. Uveïtis. Tendosynovitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, niet-infectieuze cystitis. Diabetes mellitus type 1, ketoacidose. Verhoogd amylase in bloed. Eosinofilie.
Zelden (0,01-0,1%): pericarditis. Haarkleurveranderingen, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema nodosum, lichenoïde keratose,Syndroom van Sjögren. Guillain-Barré-syndroom, encefalitis. Dunnedarmperforatie, pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie. Hypoparathyroïdie. Scleroserende cholangitis. Hemolytische anemie, immuuntrombocytopenie.
Combinatie met axitinib of lenvatinib
Zeer vaak (> 10%): hypertensie. Urineweginfectie. Dyspneu, hoest, dysfonie. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn, verminderde eetlust. Hand-voetsyndroom, jeuk, huiduitslag (o.a. erythemateus, maculeus, papuleus, maculopapuleus, folliculair, vesiculeus). Myalgie, artralgie, pijn in de extremiteit. Vermoeidheid, asthenie, hoofdpijn, dysgeusie, koorts. Smaakstoornis. Hyperthyroïdie, hypothyroïdie. Anemie Stijging waarden ASAT, ALAT, lipase en creatinine in het bloed.
Vaak (1-10%): hartaritmieën (incl. atriumfibrilleren). Infusiegerelateerde reactie (o.a. anafylactische of anafylactoïde reactie, cytokinevrijgavesyndroom, geneesmiddelovergevoeligheid). Pneumonie, pneumonitis (vaker bij thoraxbehandeling in de voorgeschiedenis). Colitis, gastritis, pancreatitis, droge mond. Hepatitis. Auto-immuun nefritis, tubulo-interstitiële nefritis, (acuut) nierfalen, nefrotisch syndroom. Ernstige huidreacties (o.a. erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis, bulleuze dermatitis, huidnecrose), droge huid, alopecia. eczeem. Slapeloosheid. Duizeligheid, lethargie, perifere neuropathie. Slapeloosheid. Droge ogen. Myositis (bv. myopathie, polymyalgia rheumatica, rabdomyolyse), artritis, tendosynovitis. Rillingen, influenza-achtig beeld, oedeem (perifeer, gegeneraliseerd gezichtsoedeem, lokaal oedeem). Hypofysitis (met hypopituïtarisme), bijnierschorsinsufficiëntie, hyperthyroïdie, thyroïditis. Hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypocalciëmie, hypercalciëmie. Neutropenie, lymfopenie, leukopenie, trombocytopenie. Stijging alkalische fosfatase, bilirubine en amylase in het bloed.
Soms (0,1-1%): myocarditis, pericardeffusie. Ulceratie van het maag-darmstelsel. Uveïtis. Myastheen syndroom, encefalitis. Lichenoïde keratose, eczeem, psoriasis, papels, vitiligo, haarkleurveranderingen. Diabetes mellitus type 1. Hypofysitis. Lymfopenie, eosinofilie. Syndroom van Sjögren.
Zelden (0,01-0,1%): Syndroom van Vogt-Koyanagi-Harada. Dunnedarmperforatie. Hypoparathyroïdie. Toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom. Neuritis optica.
Verder is gemeld: pancreatische exocriene insufficiëntie, coeliakie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bacteriëmie, sepsis. Luchtweginfecties. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen. Hoofdpijn. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Bloedneus. (Febriele) neutropenie (bij resp. ca. 26 en 49%), leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 51%), anemie. Stijging ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase en hyperbilirubinemie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Bloeding in centraal zenuwstelsel. Maag-darmbloeding, abdominale distensie, ascites. Veno-occlusieve leverziekte of sinusoïdaal-obstructie syndroom (VOD/SOS). Tumorlysissyndroom, hyperurikemie. QT-verlenging. Pancytopenie. Stijging amylase, lipase.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met gemtuzumab ozogamicine. Gemtuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Interacties
Vóór het starten van durvalumab het gebruik van (hogere doses) systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva vermijden, in verband met mogelijke beïnvloeding van de farmacodynamiek en werkzaamheid; een fysiologische dosis systemische corticosteroïden (≤ 10 mg/dag prednison of equivalent) kan wel worden gebruikt. Ná het starten van durvalumab kunnen (hogere doses) systemische corticosteroïden en andere immunosuppressiva echter wél gebruikt worden om immuungerelateerde bijwerkingen te bestrijden.
Doorgaans hebben monoklonale antilichamen geen groot potentieel voor farmacokinetische geneesmiddelinteracties, omdat zij geen direct effect hebben op CYP-enzymen en geen substraten zijn van renale of hepatische transporters.
Interacties
Systemische corticosteroïden of immunosuppressiva niet toedienen voorafgaand aan de behandeling vanwege een mogelijke interferentie met de werkzaamheid van pembrolizumab. Deze middelen kunnen wel toegepast worden ná het starten met pembrolizumab om immuungemedieerde bijwerkingen te behandelen.
Interacties
Vaccinatie met levende virale vaccins wordt niet aanbevolen gedurende ten minste 2 weken vóór de start van de behandeling, tijdens de behandeling en tot het herstel van B-lymfocyten na de laatste behandelcyclus.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Bij combinatie het QT-interval nauwgezet controleren.
Er zijn van dit middel verder geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met inotuzumab ozogamicine. Inotuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid bij supratherapeutische doseringen (o.a. afwezigheid van de aortaboog, misvormingen van de vingers, afwijkingen in de lange botten in de voorpoten, misvormde scapula, aan elkaar vastgegroeide sternebrae).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen. Bij mannelijke dieren o.a. een verminderd aantal spermatocyten, een afname van testiculaire spermatiden en epididymaal sperma, vacuolisering van de nucleus in spermatiden en/of het verschijnen van reuscellen. De effecten waren gedeeltelijk reversibel of niet reversibel. Bij vrouwelijke dieren zijn atrofie van de eierstokken, eileiders, uterus en cervix gezien bij gebruik van zeer hoge doses. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient twee vormen van anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 7 maanden en mannen tot 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Remming van de angiogenese kan schadelijke effecten op de placenta-ontwikkeling, foetale en postnatale ontwikkeling tot gevolg hebben.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Gebaseerd op dierstudies is het waarschijnlijk dat de vrouwelijke vruchtbaarheid tijdens de behandeling met ramucirumab negatief wordt beïnvloed.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Humaan IgG1 passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta, bij dieren is passage van durvalumab over de placenta aangetoond.
Teratogenese: Bij de mens onbekend. Bij dieren resulteert remming van de Pd-L1/PD-1 signaalroute in immuungerelateerde afstoting van de zich ontwikkelende foetussen met foetaal overlijden tot gevolg. Op grond van het werkingsmechanisme wordt daarom een toename in aantal abortussen of doodgeborenen verwacht.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de laatste dosis van de therapie.
Zwangerschap
Monoklonale antilichamen passeren geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen onderzoeksgegevens. In zwangerschapsmodellen bij dieren is gebleken dat blokkade van PD-L1-signalering de immunotolerantie tegenover de foetus verstoort en leidt tot een stijging van verlies van foetussen. Toediening tijdens de zwangerschap zou daarom mogelijk kunnen leiden tot een toegenomen kans op abortus of doodgeboorte.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens en gedurende ten minste 4 maanden na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken vooral bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Op basis van niet-klinische bevindingen wordt aangenomen dat inotuzumab ozogamicine de voortplantingsfunctie en vruchtbaarheid kan aantasten. Bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen: bij mannelijke dieren testiculaire degeneratie (in combinatie met hypospermie), atrofie van de prostaat en de zaadblaasjes; bij vrouwelijke dieren atrofie van de eierstokken, uterus, vagina en borstklieren. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 8 maanden en mannen tot 5 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte is geen passieve overgang van ramucirumab in de moedermelk te verwachten. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Farmacologisch effect: Negatieve effecten op de zuigeling kunnen niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tijdens én tot ten minste 3 maanden ná de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij dieren is een lage concentratie van durvalumab in de moedermelk aangetroffen. De mogelijkheid van absorptie door en schade aan de zuigeling is onbekend. Gezien de aard van deze middelen is terughoudendheid geboden.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van pembrolizumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 2 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- Bij de indicatie NSCLC: holtevorming in de tumor of als er grote vaten betrokken zijn bij de tumor.
Contra-indicaties
Er zijn van dit geneesmiddel geen contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- (een geschiedenis van) bevestigde diagnose van ernstige of aanhoudende veno-occlusieve leverziekte/sinusoïdaal-obstructiesyndroom (VOD/SOS);
- ernstig aanhoudende leverziekte zoals cirrose, nodulaire regeneratieve hyperplasie, actieve hepatitis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige hematologische toxiciteitmet levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis gemtuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedtelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie, bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen of de behandeling definitief te staken.
Ernstige hepatotoxiciteit met evensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Toediening van gemtuzumab ozogamicine bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie vermeerdert de kans op VOD. Controleer bij alle patiënten vóór elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter controleren. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen of de behandeling definitief te staken. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Indien bij een complete remissie besloten wordt een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) uit te voeren, wordt voor de zekerheid aanbevolen tussen de laatste dosis gemtuzumab ozogamicine en de HSCT een interval van 2 maanden aan te houden.
Vanwege de kans op infusiereacties de infusie toedienen onder nauwlettende klinische bewaking (o.a. hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur). Het wordt daarnaast aanbevolen ca. 1 uur vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt bewaken totdat alle verschijnselen volledig zijn verdwenen. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. Klachten en verschijnselen die binnen 24 uur na toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie.
Vanwege de kans op het tumorlysissyndroom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Bij hyperleukocytaire AML (leukocytentelling ≥ 30 × 10⁹/l) wordt aanbevolen 48 uur vóór de start van de behandeling met gemtuzumab ozogamicine een cytoreductie uit te voeren met leukaferese, oraal hydroxyureum óf cytarabine met of zonder hydroxyureum. Bij een hoge tumorlast zijn fatale gevallen van het tumorlysissyndroom gemeld, met acuut nierfalen als complicatie.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid van gemtuzumab ozogamicine is aangetoond bij AML met gunstige en intermediaire cytogenetische risicokenmerken; de werkzaamheid is nog onvoldoende onderzocht bij AML met ongunstige cytogenetische risicokenmerken. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 15 jaar, met niet eerder behandelde AML óf met gerecidiveerde of refractaire AML, zijn niet vastgesteld. Gemtuzumab ozogamicine is niet onderzocht bij een verminderde nier- of leverfunctie; er zijn ook geen farmacokinetische onderzoeken uitgevoerd. De aanbevelingen van het gebruik bij een verminderde nier- of leverfunctie zijn gebaseerd op een farmacokinetische populatieanalyse.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege de kans op hypertensie voorafgaand aan elke toediening de bloeddruk controleren en behandelen indien klinisch geïndiceerd. Bij ernstige hypertensie de toediening tijdelijk staken totdat deze met medische maatregelen onder controle is.
Bloedingen: screenpatiënten met HCC met bewezen portale hypertensie of die bekend zijn met oesofageale varicesbloedingen vóór start van de behandeling op oesofageale varices en behandel deze eerst indien klinisch geïndiceerd. Voer bij alle indicaties tijdens de behandeling bloedtellingen uit en controleer de stollingsparameters bij risicofactoren voor het ontstaan van bloedingen (zoals bij gelijktijdig gebruik van anticoagulantia). Ernstige maag-darmbloedingen zijn vooral gemeld bij de combinatietherapie met paclitaxel en met FOLFIRI. Bij optreden van een ernstige bloeding (CTCAE graad 3 of 4) de behandeling definitief staken.
Vanwege meer kans op aneurysma en arteriële dissectie bij toepassing van remmers van de VEGF-route, voor aanvang van de behandeling afwegen of bij aanwezigheid van risicofactoren (bv. hypertensie, een voorgeschiedenis van aneurysma) een behandeling met ramucirumab is geïndiceerd.
Patiënten met plaveiselcelcarcinoom hebben meer kans op het ontwikkelen van een ernstige pulmonale bloeding. Patiënten met de volgende risicofactoren voor een pulmonale bloeding werden uitgesloten van klinische studies met ramicurumab:
- recente pulmonale bloeding (> 2,5 ml of helder rood bloed);
- holtevorming in tumor;
- bewijs voor invasie van de tumor of groei rond de grote bloedvaten;
- comedicatie met anticoagulantia (deels uitgesloten) of chronische behandeling met NSAID's of plaatjesaggregatieremmers (o.a. aspirine ≥ 325 mg/dag).
Gevallen van het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES), waaronder met dodelijke afloop, zijn gemeld. Staak de behandeling bij ontwikkeling van PRES. Het is niet bekend of ramucirumab veilig kan worden herstart bij patiënten die herstellen van PRES. Symptomen die kunnen wijzen op PRES zijn consulten, hoofdpijn, misselijkheid, braken, blindheid of veranderd bewustzijn, met of zonder hypertensie.
De meeste infusiegerelateerde bijwerkingen treden op tijdens de eerste of tweede infusie van ramucirumab. Controleer vooral tijdens deze toedieningen op symptomen zoals dyspneu, paresthesie, rillingen, blozen en in ernstige gevallen o.a. bronchospasme, supraventriculaire tachycardie en hypotensie. Staak definitief de behandeling bij optreden van CTCAE-graad 3–4 reacties. Bij graad 1–2 reacties de infusiesnelheid bij de huidige toediening en alle toedieningen daarna verlagen met 50%.
Vanwege een grotere kans op hartfalen de patiënt nauwlettend controleren op klinische verschijnselen en symptomen van hartfalen. Bij optreden van dergelijke symptomen overwegen de behandeling te staken.
De behandeling definitief staken bij ontstaan van ernstige arteriële trombo-embolische complicaties, maag- en darmperforaties, ernstige bloeding (CTCAE graad 3 of 4), spontane ontwikkeling van fistels, hepatische encefalopathie of hepatorenaal syndroom, ernstige bloeding (CTCAE graad 3 of 4), infusiegerelateerde reactie van graad 3 of 4, hypertensie die niet veilig met antihypertensiva onder controle gebracht kan worden en bij een proteïnespiegel in de urine van > 3 g/24 uur of nefrotisch syndroom.
Controleer tijdens de behandeling op de ontwikkeling of het erger worden van proteïnurie. Als het urineproteïne op een teststrip ≥ 2+ is, gedurende 24 uur urine verzamelen. Onderbreek de behandeling bij een proteïnespiegel in de urine ≥2 g/24 uur. Hervat de behandeling met een lagere dosis zodra de proteïnespiegel in de urine weer is gedaald tot < 2 g/24 uur. Als de proteïnespiegel in de urine vervolgens opnieuw stijgt de dosis verder verlagen. Raadpleeg voor de aanbevolen dosisreducties de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2), zie de link onder 'Zie ook'. Staak definitief de behandeling bij een proteïnespiegel in de urine van > 3 g/24 uur of nefrotisch syndroom.
In verband met een mogelijk negatief effect op de wondgenezing de behandeling ten minste 4 weken (tijdelijk) staken voordat electieve chirurgie plaatsvindt. In geval van complicaties bij wondgenezing de behandelingtijdelijk staken, totdat de wond volledig genezen is.
Mogelijk hebben ouderen (≥ 65 j.) meer kans op bijwerkingen. Bij de indicatie NSCLC in combinatie met erlotinib werden bijwerkingen ≥graad ≥ 3 en alle graden ernstige bijwerkingen vaker gemeld bij ouderen ≥ 70 jaar. De werkzaamheid bij de indicatie NSCLC in combinatie met docetaxel is mogelijk minder bij hogere leeftijd (≥ 65 j.). Comorbiditeit, geassocieerd met gevorderde leeftijd, performance status (ECOG) en de waarschijnlijke tolerantie voor chemotherapie grondig evalueren vóór aanvang van de behandeling bij ouderen.
Onderzoeksgegevens: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 15–29 ml/min) en geen gegevens over het gebruik bij ernstige leverfunctiestoornis. Bij levercirrose met Child-Pughscore 7–15, cirrose met hepatische encefalopathie, klinisch significante ascites als gevolg van cirrose of hepatorenaal syndroom alleen na zorgvuldige overweging toepassen vanwege het zeer beperkt voorhanden zijn van gegevens over werkzaamheid en veiligheid. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld, vanwege een relatief weinig gegevens.
Waarschuwingen en voorzorgen
Immuungerelateerde bijwerkingen: controleer voortdurend tijdens én ook regelmatig na de therapie op het optreden van immuungerelateerde bijwerkingen (met name (bestralings)pneumonitis, myocarditis, colitis, hepatitis, pancreatitis, nefritis, endocrinopathie (o.a. hyper-/hypothyroïdie, bijnierinsufficiëntie, hypofysitis, diabetes mellitus type 1), (poly)myositis, myasthenia gravis, encefalitis, meningitis, Guillain-Barré-syndroom, niet-infectieuze cystitis, pancreatitis en immuungemedieerde huiduitslag of dermatitis (incl. pemfigoïd)). Met het oog hierop ook voorafgaand aan de behandeling de leverfunctiewaarden (ALAT, ASAT, bilirubine), nier- en schildklierfunctie controleren. De meeste immuungerelateerde bijwerkingen zijn reversibel na onderbreken van de behandeling en na starten van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Patiënten met een reeds bestaande auto-immuunziekte hebben mogelijk meer kans op immuungerelateerde bijwerkingen. Na verbetering de behandeling met corticosteroïden langzaam afbouwen gedurende ten minste een maand. Overweeg andere immunosuppressiva indien geen verbetering optreedt. Durvalumab niet hervatten zolang immunosuppressieve doses corticosteroïden of andere immunosuppressiva worden gegeven. De behandeling definitief staken bij elke terugkerende immuungerelateerde bijwerking van CTCAE-graad 3 of 4, behalve voor endocrinopathieën die onder controle kunnen worden gehouden met bijvoorbeeld hormoonvervangende therapie.
Bij infusiereacties CTCAE-graad 1 of 2 de infusiesnelheid verlagen of de behandeling onderbreken; bij graad 3 of 4 de behandeling definitief staken. Bij graad 1 of 2 de toediening voortzetten/hervatten onder nauwlettende controle; overweeg premedicatie met antipyretica en antihistaminica.
Cholangitis of galweginfecties zijn gemeld bij patiënten met cholangiocarcinoom. Controleer hen nauwlettend op de ontwikkeling hierop voorafgaand aan de behandeling en regelmatig daarna.
Zuivere rode bloedcelaplasie (PRCA; pure red cell aplasia) is gemeld bij de combinatie met olaparib bij patiënten met endometriumcarcinoom. Controleer hen nauwlettend op de ontwikkeling van PRCA en staak de behandeling bij bevestiging van PRCA.
Auto-immuun hemolytische anemie (AIAH) is gemeld bij de combinatie met olaparib bij patiënten met endometriumcarcinoom. Controleer hen nauwlettend op de ontwikkeling van AIAH en staak de behandeling bij bevestiging van AIAH.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.). Patiënten met de volgende aandoeningen/kenmerken werden uitgesloten van de klinische onderzoeken:
- actieve, of een voorgeschiedenis van, auto-immuunziekte of van immunodeficiëntie (< 2 j. voorafgaand aan de start van de therapie);
- een voorgeschiedenis van ernstige immuungemedieerde bijwerkingen;
- een voorgeschiedenis ziekten die hogere systemische corticosteroïden vereisten (> 10 mg/dag prednison of equivalent);
- ongecontroleerde gelijktijdige ziekten;
- actieve tuberculose, HIV-, hepatitis B- of hepatitis C-infectie;
- een ECOG-prestatiescore ≥ 2;
- na toediening van een verzwakt levend vaccin binnen 30 dagen voorafgaand aan of na de start van durvalumab.
- gelijktijdige profylactische craniale bestraling bij kleincellig longcarcinoom.
Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij:
- ouderen ≥ 75 jaar met gemetastaseerd NSCLC die werden behandeld met durvalumab, tremelimumab en platinumbevattende chemotherapie;
- ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine > 1,5 × ULN en elke ASAT);
- een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer op veranderingen in de schildklierfunctie aan het begin van de behandeling en daarna periodiek en op indicatie. Hypothyroïdie komt vaker voor bij patiënten met hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom die eerder in dit gebied zijn bestraald.
Houd bij eerder behandeld urotheelcelcarcinoom (met platinumbevattende chemotherapie) rekening met een vertraagde werkzaamheid/effect van pembrolizumab bij patiënten met slechtere prognostische kenmerken en/of agressieve ziekte. In klinisch onderzoek werd een hoger aantal sterfgevallen binnen twee maanden waargenomen in vergelijking met chemotherapie. Risicofactoren zijn een snelle progressieve ziekte tijdens een eerdere platinumbevattende therapie en levermetastasen.
Controleer bij gevorderd niercelcarcinoom de leverenzymwaarden (ALAT, ASAT) aan het begin van de behandeling en daarna periodiek. Bij de combinatie met axitinib zijn vaker ALAT- en ASAT-stijgingen van graad 3 en 4 waargenomen. Zie voor het beleid voor onderbreking of staken van de behandeling bij stijging van leverenzymwaarden de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2; zie daarvoor de link onder 'Zie ook'.
Controleer patiënten met cholangiocarcinoom, vooral degenen met een galwegstent, vóór aanvang en regelmatig daarna nauwlettend op de ontwikkeling van cholangitis.
Vanwege de mogelijke ontwikkeling van hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.
De meeste immuungemedieerde bijwerkingen zijn reversibel en meestal goed onder controle te krijgen door onderbreken van de behandeling, toediening van corticosteroïden en/of ondersteunende zorg. Ernstige gevallen met fatale afloop zijn echter gemeld. Immuungemedieerde bijwerkingen kunnen ook nog ná de behandeling met pembrolizumab ontstaan. Diverse immuungemedieerde bijwerkingen kunnen gelijktijdig vóórkomen. Controleer op tekenen van pneumonitis; bevestig dit met radiologische beeldvorming en sluit andere oorzaken uit. Controleer tevens op tekenen van colitis, nefritis, en immuungemedieerde endocrinopathie. Bij endocrinopathie (bv. bijnierinsufficiëntie (primair en secundair), diabetes mellitus type 1 (incl. diabetische ketoacidose), hypofysitis, hypo- en hyperthyroïdie) kan een langdurige hormoonsubstitutie noodzakelijk zijn. Hypothyroïdie wordt vaker gemeld bij patiënten met HNSCC die eerder zijn bestraald, controleer op veranderingen in schildklierfunctie. Controleer ook op andere mogelijk immuungemedieerde aandoeningen zoals artritis, myositis, hemolytische anemie, pancreatitis, ernstige huidreacties, myasthenie, Guillain-Barré-syndroom, uveïtis, sarcoïdose en encefalitis. In verband met de mogelijke ontwikkeling van immuungemedieerde hepatitis controleren op veranderingen van de leverfunctie aan het begin van de behandeling, periodiek tijdens de behandeling, en indien geïndiceerd.
Naast de ernstige huidreacties Stevens-Johnsonsyndroom en epidermale necrolyse zijn teven ernstige immuungemedieerde huidreacties gemeld. Controleer nauwgezet op eerste tekenen van het ontstaan van dergelijke ernstige huidreacties. Onderbreking van de behandeling of permanent staken kan nodig zijn. Wees voorzichtig bij een ernstige of levensbedreigende huidreactie bij eerdere behandeling met andere immunostimulerende middelen tegen kanker.
Transplantatie: gevallen van graft-versus-host-ziekte (GVHD) en hepatische veno-occlusieve ziekte (VOD) zijn waargenomen bij een allogene HSCT ná voorafgaande blootstelling aan pembrolizumab. Overweeg daarom zorgvuldig of een HSCT in dat geval nog is geïndiceerd. Dit gaat ook andersom op; bij een voorgeschiedenis van allogene HSCT is eveneens acute GVHD (waaronder met fatale afloop) gemeld ná een behandeling met pembrolizumab; overweeg daarom het voordeel van de behandeling met pembrolizumab af tegen het risico van GVHD. Verder is bij de behandeling met PD-1-remmers transplantaat-afstoting gemeld; ook bij deze patiënten het voordeel van de therapie afwegen tegen het risico van een eventuele orgaanafstoting.
Onderzoeksgegevens:
Er zijn geen gegevens over het gebruik bij patiënten die:
- tevens een infectie hebben met HIV, HBV of HCV (behalve voor cholangiocarcinoom);
- andere actieve infecties hebben ten tijde van initiëring van de therapie;
- een klinisch significante nier- (creatinine > 1,5 × ULN ('upper limit of normal') of leverafwijking (bilirubine > 1,5 × ULN, ALAT, ASAT > 2,5 × ULN in afwezigheid van levermetastasen) hebben bij aanvang van de therapie;
- een ECOG PS ('Eastern Cooperative Oncology Group performance status score') ≥ 2 hebben (behalve voor urotheel- of niercelcarcinoom);
- actieve metastasen hebben in het centraal zenuwstelsel;
- een actieve systemische auto-immuunziekte hebben;
- eerder pneumonitis hebben doorgemaakt waarbij behandeling met systemische corticosteroïden nodig was;
- in het verleden een ernstige overgevoeligheidsreactie hebben gehad op een ander monoklonaal antilichaam.
Er zijn relatief weinig gegevens bij:
- oogmelanoom;
- bij patiënten met cHL die niet in aanmerking komen voor ASCT om andere reden dan gefaalde salvage-chemotherapie;
- bij een leeftijd ≥ 65 jaar met recidief of refractair klassiek Hodgkin-lymfoom;
- bij kinderen (< 18 j.), behalve bij kinderen met cHL en melanoom;
- bij een leeftijd ≥ 75 jaar:
- als monotherapie bij geresecteerd stadium III-melanoom;
- in combinatie met chemotherapie bij gemetastaseerd NSCLC en oesofaguscarcinoom;
- in combinatie met axitinib bij gevorderd niercelcarcinoom;
- als monotherapie of in combinatie met chemotherapie bij gemetastaseerd of inoperabel recidiverend HNSCC.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische toxiciteit: ernstige bloedbeeldafwijkingen met levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis inotuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedceltelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie tijdens de behandeling en na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen, te verlagen of de behandeling definitief te staken. Zonodig profylactisch middelen tegen infecties geven.
Hepatotoxiciteit: levensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Controleer bij alle patiënten vóór en na elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter levertesten uitvoeren en controleren op symptomen van leverziekte. Controleer bij alle patiënten tevens nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Risicofactoren voor het optreden van VOD/SOS zijn een leeftijd van ≥ 55 jaar, een voorgeschiedenis van leverziekte en/of hepatitis, een eerdere HSCT, een groter aantal behandelcycli, salvagebehandelingen opgestart in een later stadium. De kans op VOD/SOS is vooral significant groter indien ná inotuzumab ozogamicine een HSCT wordt uitgevoerd; VOD/SOS treedt bij ≥ 50% van de patiënten op indien sprake is van een leeftijd ≥ 65 jaar, een serumbilirubine ≥ ULN (voor aanvang van de HSCT) of een HSCT-conditioneringsschema met 2 alkylerende middelen. De behandeling definitief staken indien VOD/SOS optreedt.
Infusiereacties: klachten en verschijnselen die tijdens en na de toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie. Daarom de infusie toedienen onder nauwlettende klinische controle en het wordt aanbevolen vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt gedurende ten minste 1 uur na het einde van de infusie controleren op deze reacties. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Tumorlysissyndroom: bij hoge tumorlast kunnen ernstige complicaties optreden zoals acuut nierfalen. Daarom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitaal of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling elektrolyten controleren en ECG beoordelen.
Controleer regelmatig op verhogingen van amylase en lipase.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine > 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Het gebruik is niet onderzocht bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min). Zie ook de informatie onder Hepatotoxiciteit: in deze rubriek.
Overdosering
Symptomen
Bij doses tot 9 mg/m² is geen overdosering vastgesteld. Hogere doses zijn niet getest.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met gemtuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met ramucirumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met durvalumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met pembrolizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inotuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gemtuzumab ozogamicine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD33 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan het cytotoxische middel N-acetyl-γ-calicheamicine. Het CD33-antigeen is een adhesie-eiwit dat zich op het oppervlak van myeloïde leukemische blastcellen en onrijpe normale cellen van de myelomonocytaire cellijn bevindt, maar niet op normale hematopoëtische stamcellen. N-acetyl-γ-calicheamicine is een semisynthetisch product. Na binding aan CD33 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD33-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) intracellulair wordt afgegeven. Na activatie veroorzaakt N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 160 uur (IgG4κ). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinant humaan IgG1 monoklonaal antilichaam, dat wordt geproduceerd in muriene (NS0)cellen. Ramucirumab bindt specifiek aan vasculaire endotheliale groeifactorreceptor (VEGF- receptor) 2, de voornaamste mediator van door VEGF geïnduceerde angiogenese. Het blokkeert de binding van VEGF-A, VEGF-C en VEGF-D. Ramucirumab verhindert hiermee de ligand-gestimuleerde activering van VEGF-receptor 2 en zijn in een later stadium signalerende componenten, waaronder p44/p42 mitogeen-geactiveerde proteïnekinasen, waarbij het de ligand-geïnduceerde proliferatie en migratie van humane endotheelcellen neutraliseert.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
Metabolisering | zoals andere antilichamen, vnl. via katabolisme. |
T 1/2el | ca. 14 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Durvalumab is een gehumaniseerd IgG1κ-monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster door middel van recombinant-DNA-technologie. Bindt aan 'programmed death-ligand 1' (PD-L1), dat tot expressie kan komen op tumorcellen en/of tumorinfiltrerende cellen. Hierdoor wordt de binding van PD-L1 aan zowel PD-1- als CD80 (= B7.1) geblokkeerd. Durvalumab heft zo de PD-L1/PD-1-gemedieerde remming van de immuunrespons op waardoor de antitumor-immuunrespons op gang gebracht wordt zonder inductie van antilichaam-afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,08 l/kg. |
Overig | stabiele spiegels worden na ca. 16 weken bereikt. |
Metabolisering | door biodegradatie in het reticulo-endotheliale systeem tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 18 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Monoklonaal antilichaam. Pembrolizumab is een recombinant gehumaniseerd antilichaam (IgG4/κ-isotype met een stabiliserende sequentieverandering in het Fc-fragment), geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt aan de 'programmed death-1' (PD-1)-receptor en blokkeert daarmee de interactie van PD-L1 en PD-L2 liganden aan deze receptor. Omdat de PD-1-receptor een negatieve regulator is van T-celactiviteit, versterkt pembrolizumab, door deze receptor te blokkeren, de T-celrespons, inclusief de antitumorrespons.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,11 l/kg. |
Overig | de extravasculaire distributie is beperkt. |
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 22 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een recombinant gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD22 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine. Het CD22-antigeen is een transmembraan glycoproteïne dat specifiek op het oppervlak van B-cellen voorkomt. N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine is een cytotoxische stof. Na binding aan CD22 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD22-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazide intracellulair wordt afgegeven. Na activering induceert N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,17 l/kg (inotuzumab ozogamicine). |
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 12 dagen (inotuzumab ozogamicine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gemtuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
ramucirumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
durvalumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
pembrolizumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
inotuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (intraveneus) (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk