Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

buprenorfine

Opioïden N02AE01

Sluiten

morfine

Opioïden N02AA01

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Buprenorfine Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 3 of voor 4 dagen
Sterkte
35 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²

Kan tevens sojaolie bevatten (16 mg).

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 3 of voor 4 dagen
Sterkte
52,5 microg/uur
Verpakkingsvorm
37,5 cm²

Kan tevens sojaolie bevatten (24 mg).

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 3 of voor 4 dagen
Sterkte
70 microg/uur
Verpakkingsvorm
50 cm²

Kan tevens sojaolie bevatten (32 mg).

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
5 microg/uur
Verpakkingsvorm
6,25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
10 microg/uur
Verpakkingsvorm
12,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
15 microg/uur
Verpakkingsvorm
18,75 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
20 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²

BuTrans Mundipharma Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
5 microg/uur
Verpakkingsvorm
6,25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
10 microg/uur
Verpakkingsvorm
12,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
20 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²

Temgesic (als hydrochloride) Indivior Europe Limited

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,3 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Oromucosale tablet 'SL'
Sterkte
0,2 mg

Transtec Grünenthal bv

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 4 dagen
Sterkte
35 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 4 dagen
Sterkte
52,5 microg/uur
Verpakkingsvorm
37,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 4 dagen
Sterkte
70 microg/uur
Verpakkingsvorm
50 cm²

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Maracex (hydrochloride) Pharmamedic bv

Toedieningsvorm
Infusie-/injectievloeistof
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
1 ml, 5 ml

1 mg morfinehydrochloride komt overeen met 0,76 mg morfine.

Morfine drank/injectie/zetpil FNA (hydrochloride) Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
1 mg/ml
Verpakkingsvorm
200 ml
Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
5 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml
Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml

De dranken bevatten alcohol 9,6% en cognac-essence (Mixtura morphini FNA).

Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor epidurale toediening
Sterkte
5 mg/ml
Verpakkingsvorm
cassette 50 ml, 100 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor epidurale toediening
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
cassette 50 ml, 100 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof voor epidurale toediening
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 100 ml
Toedieningsvorm
Zetpil
Sterkte
10 mg, 20 mg, 50 mg

(Suppositoria morphini FNA).

Morfine injectie (hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml, 10 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml, 5 ml

Morfine tablet (als sulfaat) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
10 mg, 20 mg

Oramorph (sulfaat) Kyowa Kirin Pharma bv

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml
Toedieningsvorm
Drank 'Unit-Dose'
Sterkte
2 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml
Toedieningsvorm
Drank 'Unit-Dose'
Sterkte
6 mg/ml
Verpakkingsvorm
flacon 5 ml
Toedieningsvorm
Druppels
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
20 ml

De druppelvloeistof 20 mg/ml bevat 1,25 mg morfinesulfaat per druppel (4 druppels = 5 mg).

Sendolor (hydrochloridetrihydraat) EuroCept bv

Toedieningsvorm
Oplossing voor infusie
Sterkte
1 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml

1 zak van 100 ml bevat 75,9 mg morfine en 355 mg natrium.

Toedieningsvorm
Oplossing voor infusie
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml

1 zak van 100 ml bevat 759 mg morfine en 295 mg natrium.

Toedieningsvorm
Oplossing voor infusie
Sterkte
20 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml

1 zak van 100 ml bevat 1518,4 mg morfine en 236 mg natrium.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Volg bij pijnbehandeling een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.

Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).

Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.

Het gebruik van buprenorfine in de eerstelijnszorg wordt afgeraden vanwege onvoldoende ervaring met dit middel en geen bewezen voordelen ten opzichte van morfine of fentanyl, en bovendien hogere kosten (NHG-Standaard Pijn, herziene versie november 2016).

Offlabel: Voor de toepassing van de oromucosaal buprenorfine bij matige tot ernstige chronische pijn bij kanker is minder klinisch bewijs beschikbaar dan voor de pleister. Alleen bij slikproblemen (bv. door tumoren in het hoofd-/halsgebied) kan oromucosaal buprenorfine een alternatief vormen voor oraal morfine in lage dosering.

Advies

Volg bij pijnbehandeling een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.

Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).

Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.

De medicamenteuze behandeling van een niersteenkoliek bestaat uit pijnstilling en bevordering van de steenlozing. Ten aanzien van de acute pijnstilling heeft diclofenac intramusculair de voorkeur. Kies bij onvoldoende effect of als diclofenac gecontra-indiceerd is, voor subcutane of intramusculaire toediening van morfine. In de tweedelijnszorg is ook paracetamol i.v. een optie. Geef hierna voor recidiverende pijn gedurende enkele dagen een orale of rectale toediening van een NSAID of opioïd. Overweeg ter bevordering van de steenlozing offlabel kortdurend een α-blokker voor te schrijven, waarbij de voorkeur uitgaat naar tamsulosine.

De behandeling van artrose bestaat vooral uit niet-medicamenteuze adviezen. Oefentherapie en gewichtsverlies bij overgewicht zijn de belangrijkste adviezen. Geef in perioden met ernstige pijn pijnstilling in opeenvolgende stappen. Begin bij acute en chronische (gewrichts)pijn met paracetamol en/of een lokaal NSAID (minder bijwerkingen dan orale NSAID’s). Geef bij onvoldoende effect een systemisch NSAID, bij voorkeur een klassiek NSAID (naproxen, ibuprofen, diclofenac) in combinatie met paracetamol en bij risicogroepen een maagbeschermer. Door de combinatie met paracetamol volstaat een lagere dosering NSAID met bijgevolg minder risico op bijwerkingen. Intra-articulaire injecties met corticosteroïden en/of hyaluronzuur kunnen bij verergering van klachten worden overwogen, hoewel klinisch relevante effectiviteit en het effect op lange termijn onvoldoende is aangetoond.

Opioïden (morfine p.o.) zijn alleen bij ernstige pijn bij artrose en bij kortdurend gebruik een offlabel alternatief voor paracetamol en NSAID’s. Houd bij het voorschrijven van opioïden rekening met het risico op gewenning en afhankelijkheid. Chronisch gebruik van morfine wordt afgeraden.

Voor opioïden is bij neuropathische pijn geen plaats in de eerstelijnszorg, ze zijn bij deze indicatie voorbehouden aan gespecialiseerde pijncentra.

Offlabel: Bij vermoeden van een acuut coronair syndroom (ACS), als pijnbestrijding in de acute fase, nitroglycerine oromucosaal geven. Geef bij aanhoudende matige tot ernstige pijn of een contra-indicatie voor nitroglycerine: morfine of fentanyl intraveneus of fentanyl intranasaal. Start trombocytenaggregatieremming bij ACS zo snel mogelijk, bij voorkeur binnen 24 uur na het ontstaan van klachten. Een STEMI wordt behandeld met reperfusie door percutane coronaire interventie (PCI) of, indien dit niet mogelijk is, door trombolyse. Bij een NSTEMI (incl. IAP) wordt eerst aanvullend onderzoek, en een risicoanalyse verricht. Na behandeling van een ACS, volgt secundaire preventie van een recidief middels medicamenteuze en niet-medicamenteuze behandeling.

Offlabel: Bij acuut hartfalen is snel ingrijpen vereist. Overweeg bij telefonisch contact alvast een dosis nitroglycerine of isosorbidedinitraat in te laten nemen. Start zo snel mogelijk met toediening van zuurstof (indien beschikbaar) via een ‘non-rebreathing’-masker. Geef bij een systolische bloeddruk > 90 mmHg nitroglycerine sublinguaal elke 5 minuten tot de klachten voldoende verbeteren of de systolische bloeddruk daalt tot < 90 mmHg. Geef in geval van dyspneu door vochtretentie i.v. furosemide of bumetanide. Wees terughoudend met morfine bij acuut hartfalen. Overweeg uitsluitend bij persisterende ernstige onrust, dyspneu, angst of pijn in de vroege fase morfine i.v. Aanvullend onderzoek in de tweedelijnszorg bepaalt de verdere behandeling.

Indicaties

  • Injectie en oromucosale tablet: postoperatieve pijn bij niet-ambulante patiënten;
  • Offlabel: Oromucosale tablet: matige tot ernstige chronische pijn bij kanker;
  • 3-daagse pleister: matige tot ernstige chronische pijn bij kanker;
  • 3-daagse en 4-daagse pleister: ernstige chronische pijn die niet reageert op behandeling met een niet-opioïd;
  • 7-daagse pleister: matige chronische niet-maligne pijn als een opioïd vereist is, om adequate pijnstilling te bereiken.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Indicaties

  • Acute hevige pijn, onder andere postoperatief;
  • Chronische hevige pijn, met name in het terminale stadium van een ziekte;
  • Bij dyspneu en acuut longoedeem ten gevolge van linkerventrikel-decompensatie (asthma cardiale);
  • Premedicatie vóór, en als analgeticum tijdens anesthesie;
  • Sendolor: hevige acute pijn, kankerpijn en doorbraakpijn bij kanker;
  • Offlabel: ernstige dyspneu bij palliatieve patiënten met COPD wanneer luchtwegverwijders en corticosteroïden geen verlichting meer geven;
  • Offlabel: acuut coronair syndroom;
  • Offlabel: acuut hartfalen.

Gerelateerde informatie

  • Behandeling van acuut coronair syndroom in de acute fase
  • acute en chronische nociceptieve pijn
  • artrose
  • hartfalen, acuut
  • neuropathische pijn
  • niersteenkoliek

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Postoperatieve pijn

Volwassenen

Begindosering 0,3–0,6 mg parenteraal (i.m. of langzaam i.v.) of 4 microg/kg lichaamsgewicht.

Zo nodig iedere 6–8 uur herhalen óf de behandeling voortzetten met 0,4 mg oromucosaal iedere 6 uur, indien mogelijk verlagen tot 0,2 mg iedere 6 uur.

Ouderen

Oromucosaal: 0,2 mg 1–4×/dag. Voor i.m. of i.v. toediening is meestal geen dosisaanpassing nodig bij een leeftijd > 65 jaar; wees wel voorzichtiger naarmate de leeftijd stijgt.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Verlaag de startdosering bij een matige leverfunctiestoornis (bv. oromucosaal: 0,2 mg) en titreer zorgvuldig; buprenorfine (met uitzondering van pleisters) is gecontra-indiceerd bij een ernstige leverfunctiestoornis.

Verminderde nierfunctie: Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is dosisaanpassing in het algemeen niet nodig; wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis (GFR < 30 ml/min).

Matige tot ernstige pijn bij kanker

Volwassenen

Transdermaal: 3-daagse pleister: bij nog niet met opioïden behandelde patiënten wordt up-titratie met oromucosale tabletten aanbevolen. Voor dosisbepaling geldt dat 0,4–0,8 mg oromucosaal overeenkomt met een 3-daagse pleister 35 microg/uur, 0,8–1,2 mg oromucosaal met 52,5 microg/uur, 1,2–1,6 mg oromucosaal met 70 microg/uur en 1,6–3,2 mg oromucosaal met 2 pleisters van 70 microg/uur. Begindosering 35 microg/uur, vervolgens individueel titreren tot voldoende analgetisch effect; max. 2 pleisters tegelijk aanbrengen. Bij overschakeling van orale of parenterale opioïden kan bij behandeling met een opioïd in een dosering die overeenkomt met 120 mg morfine oraal/dag worden gestart met 52,5 microg/uur. Voorgaande pijnstilling gedurende de eerste 12 uur van het gebruik van de pleister voortzetten. Tijdens titratie moet voldoende aanvullende snelwerkende pijnmedicatie beschikbaar zijn totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister na uiterlijk 72 uur vervangen.

Offlabel: oromucosaal: 0,2–0,4 mg 3–4×/dag.

Matige chronische niet-maligne pijn

Volwassenen (incl. ouderen)

Transdermaal: 7-daagse pleister: begindosering 5 microg/uur; de eerste 3 dagen de dosering niet verhogen omdat na 3 dagen het maximale effect wordt bereikt. Daarna titreren op basis van analgetische respons en behoefte aan aanvullende pijnmedicatie. De dosis kan worden verhoogd door de pleister te vervangen door een grotere pleister of een combinatie van twee pleisters, tot een maximum van 40 microg/uur (2 pleisters van 20 microg/uur). Tijdens start en titratie zo nodig aanvullende kortwerkende pijnmedicatie gebruiken totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister iedere zevende dag vervangen.

Ernstige chronische pijn

Volwassenen (incl. ouderen)

Transdermaal: 4-daagse pleister: individueel. Begindosering bij nog niet met opioïden behandelde patiënten: 35 microg/uur, vervolgens individueel titreren tot voldoende analgetisch effect; max. 2 pleisters tegelijk aanbrengen. Bij patiënten die al opioïden ontvingen voor omrekening eerst de analgetische behoefte per 24 uur berekenen. Voor omrekening geldt bv. dat 30–60 mg oraal morfine/24 uur overeenkomt met ongeveer 1 pleister buprenorfine 35 microg/uur; 90 mg morfine met 52,5 microg/uur; 120 mg morfine met 70 microg/uur; en 240 mg morfine met 2 pleisters van 70 microg/uur; uit klinische ervaring blijkt dat bij overschakeling van orale of parenterale opioïden in een dosering die overeenkomt met 120 mg morfine oraal/dag of hoger kan worden gestart met buprenorfine 52,5 microg/uur of hoger. Voorgaande pijnstilling gedurende de eerste 12 uur van het gebruik van de pleister voortzetten. Tijdens titratie moet voldoende aanvullende snelwerkende pijnmedicatie beschikbaar zijn totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister na uiterlijk 96 uur vervangen, bv. 2× per week op een vast tijdstip.

3-daagse pleister: bij nog niet met opioïden behandelde patiënten wordt up-titratie met oromucosale tabletten aanbevolen. Voor dosisbepaling geldt dat 0,4–0,8 mg oromucosaal overeenkomt met een 3-daagse pleister 35 microg/uur, 0,8–1,2 mg oromucosaal met 52,5 microg/uur, 1,2–1,6 mg oromucosaal met 70 microg/uur en 1,6–3,2 mg oromucosaal met 2 pleisters van 70 microg/uur. Begindosering 35 microg/uur, vervolgens individueel titreren tot voldoende analgetisch effect; max. 2 pleisters tegelijk aanbrengen. Bij overschakeling van orale of parenterale opioïden kan bij behandeling met een opioïd in een dosering die overeenkomt met 120 mg morfine oraal/dag worden gestart met 52.5 microg/uur. Voorgaande pijnstilling gedurende de eerste 12 uur van het gebruik van de pleister voortzetten. Tijdens titratie moet voldoende aanvullende snelwerkende pijnmedicatie beschikbaar zijn totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister na uiterlijk 72 uur vervangen.

Toediening

  • Tablet: onder de tong laten oplossen, dit kan 5–10 min duren.
  • Pleister: aanbrengen op droge, niet-behaarde, niet-geïrriteerde en niet-bestraalde huid van het bovenlichaam, elke keer op een andere plek: bij de 3- en 4-daagse pleister de plek minstens een week overslaan; bij de 7-daagse pleister minstens 3–4 weken. Bij herhaalde toediening op dezelfde plek neemt de blootstelling aan buprenorfine aanzienlijk toe. De pleisters niet blootstellen aan overmatige warmte (bv. elektrische deken, verwarmd waterbed, sauna). De pleisters niet doorknippen of splitsen. De pleister direct na openen van de sachet aanbrengen. Als de randen van de pleister voortijdig loskomen, kunnen ze worden vastgezet met voor de huid geschikt tape. De pleister na gebruik dubbelvouwen met het plakgedeelte naar binnen. Bij switchen naar een ander opioïde, na verwijdering van een buprenorfinepleister het nieuwe opioïde pas na 24 uur toedienen.
  • Injectievloeistof: toedienen als i.m injectie of trage i.v.-injectie.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Acute en chronische hevige pijn

Volwassenen

Oraal: 10–20 mg per keer, zo nodig elke 4 uur.

Bij overschakeling van parenterale naar orale toediening zijn om voldoende analgesie te bereiken meestal hogere (met 50–100%) doseringen nodig.

Parenteraal: s.c. of i.m.: 5–20 mg – gewoonlijk 10 mg – per keer, zo nodig elke 4 uur; intraveneus: 2,5–15 mg in 4–5 ml in 4–5 min.

Epiduraal: (Sendolor) begindosering 5 mg, bij onvoldoende pijnverlichting zo nodig na 1 uur 1–2 mg, zo nodig herhalen; gewoonlijk max. 10 mg per dag.

Epiduraal als infusie: (Maracex) begindosering 2–4 mg, zo nodig na 6-24 uur nog een dosis van 1–2 mg. De fabrikant van Sendolor adviseert: bij opioïd-naïeve patiënten een begindosering van 3,5–7,5 mg per 24 uur, zo nodig verhogen met 1–2 mg per dag; bij patiënten met enige mate van opoïdtolerantie kan 4,5–10 mg per 24 uur gebruikt worden. Tijdens de behandeling kan de dosisbehoefte beduidend toenemen, bij sommige patiënten (bv. bij langdurige behandeling bij kankerpatiënten) kan dan 20–30 mg/24 uur nodig zijn, soms 100 mg of (bv. in de late stadia van de ziekte) hoger.

Intrathecaal: 0,2–1 mg éénmaal, bij voorkeur niet herhalen. Bij intrathecale combinatie met bupivacaïne kan de dosering van morfine worden verlaagd.

Bij een geïmplanteerd micro-infusiesysteem kan de dagdosis langzaam oplopen tot 25 mg (na 40 weken continue behandeling).

Rectaal: 10–20 mg per keer zo nodig elke 4 uur.

Ouderen

5–10 mg per keer. Sendolor: bij i.v, i.m. of s.c.-toediening eventueel beginnen met 2,5 mg.

Kinderen

Volgens het Kinderformularium van het NKFK: Oraal: à terme neonaat 0,05–0,1 mg/kg elke 4 uur; 1 maand–18 jaar 0,1–0,2 mg/kg elke 4 uur.

Rectaal: à terme neonaat 0,1–0,2 mg/kg elke 4 uur; 1 maand–18 jaar 0,2–0,4 mg/kg elke 4 uur.

I.v.: premature (zwangerschapsduur < 37 weken) of à terme neonaat: startdosering 0,05–0,1 mg/kg in 60 min, onderhoudsdosering 0,003–0,02 mg/kg/uur als continu infuus. (Voor postoperatieve pijn geeft het Kinderformularium voor een à terme neonaat een iets afwijkende dosering, namelijk starten met 0,025–0,05 mg/kg en een onderhoudsdosering van 0,005–0,02 mg/kg/uur als continu infuus). Toediening onder bewaking. Bij onvoldoende effect een uurdosis van het continue infuus als bolusinjectie geven en het continue infuus stapsgewijs ophogen; 1 maand–18 jaar startdosering 0,1 mg/kg in 5–10 min, onderhoudsdosering 0,25 mg/kg per dag als continu infuus, toediening onder bewaking. Bij onvoldoende effect een uurdosis van het continue infuus als bolusinjectie geven en het continue infuus stapsgewijs ophogen. De fabrikant van Sendolor geeft het volgende doseeradvies: alleen als snel intreden van de werking vereist is: voldragen neonaat: 0,025–0,05 mg/kg lichaamsgewicht, zeer langzaam toedienen (verdunnen met fysiologische zoutoplossing); bij kinderen tot 18 jaar: 0,05–0,1 mg/kg lichaamsgewicht.

Met PCA-pomp: 5–18 jaar: 1 mg/kg in 50 ml natriumchloride-oplossing (= 20 microg/kg/ml): bolus van 1 ml (= 20 microg/kg), lock-out interval van 10 min, achtergrond-infusie van 0,25 ml/uur gedurende de eerste 24 uur (= 5 microg/kg/uur).

S.c.: 1 maand–18 jaar: startdosering 0,05–0,1 mg/kg eenmalig. Onderhoudsdosering 0,01 mg/kg/uur als continu infuus, max. 0,03 mg/kg/uur in niet-beademde patiënten. De fabrikant van Sendolor geeft het volgende doseeradvies: voldragen neonaat: 0,025–0,05 mg/kg lichaamsgewicht, zo nodig, maximaal elke 4 uur; bij kinderen tot 18 jaar 0,05–0,2 mg/kg lichaamsgewicht, maximaal per keer 10 mg, maximaal elke 4 uur.

I.m.: 3 maanden–18 jaar: 0,1 mg/kg eenmalig. De fabrikant van Sendolor geeft het volgende doseeradvies: voldragen neonaat: 0,025–0,05 mg/kg lichaamsgewicht, zo nodig, maximaal elke 4 uur; bij kinderen tot 18 jaar 0,05–0,2 mg/kg lichaamsgewicht, maximaal per keer 10 mg, maximaal elke 4 uur.

Nierfunctiestoornis

Door verminderde renale klaring kunnen ernstige bijwerkingen optreden: een actieve metaboliet wordt via de nieren uitgescheiden. Voorzichtig titreren, houd bij een matige nierinsufficiëntie (creatinineklaring 30–60 ml/min) 75% van de normale dosis aan; bij een ernstige nierfunctiestoornis (< 30 ml/min) 50% van het gebruikelijke dosisinterval aanhouden.

Leverfunctiestoornis

De eliminatiehalfwaardetijd neemt toe. Overweeg bij ernstig gestoorde leverfunctie een halvering van de toedieningsfrequentie (verdubbeling van het toedieningsinterval).

Ouderen

Begin met een lagere dosis en titreer individueel op basis van de respons. De eliminatie verloopt trager; verlaging van de dagdosis kan nodig zijn, met name bij continue toediening van morfine.

Asthma cardiale

Volwassenen

Intraveneus: 5–10 mg per keer. Overweeg bij ouderen met 2,5 mg te beginnen en deze dosering zo nodig te herhalen.

Offlabel: Ernstige dyspneu in de palliatieve fase bij patiënten met COPD

Volwassenen

Volgens de LNA-richtlijn ' Palliatieve zorg voor mensen met COPD' (pdf 0,3 MB, p. 4): Startdosering: 5 mg oraal of 2,5–5 mg s.c., 4–6×/dag. Bij onvoldoende effect: verhoog de dosering met 50%. Onderhoudsdosering: geef de dagdosis als morfine in retardvorm. Rescue-medicatie: geef zo nodig 15% van de 24-uursdosering extra (in niet-retardvorm).

Offlabel: vermoeden van acuut coronair syndroom

Volwassenen (incl. ouderen)

Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2020): 5-10 mg (0,1 mg/kg lichaamsgewicht) i.v. in 4-5 min; bij een leeftijd > 65 jaar of hartfalen: 2,5-5 mg (0,05 mg/kg lichaamsgewicht).

Offlabel: acuut hartfalen

Volwassenen

Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2020): bij persisterende hevige onrust, dyspneu, angst of pijn in de vroege fase 2,5-5 mg (0,05 mg/kg) i.v. in 4-5 min:, herhaal zo nodig na 10 tot 20 minuten.

Zie voor overschakeling van en naar morfine de omrekentabel opioïden in de groepstekst opioïden, rubriek Toepasbaarheid.

Toediening

  • De tablet heel innemen;
  • Bij Oramorph 20 mg/ml de hoeveelheid vloeistof met de bijgeleverde doseerpipet/druppelaar afmeten, in een glas vloeistof (bv. water) druppelen en direct opdrinken, de 2 mg/ml oplossing kan direct worden opgedronken. Indien een morfinedrank onverdund wordt ingenomen dan voldoende vloeistof (bv. water) nadrinken om tandbederf tegen te gaan;
  • De ampul met injectievloeistof kan worden verdund met 0,9% fysiologisch-zoutoplossing; bij kinderen wordt dit aanbevolen. Morfinezouten zijn onder andere onverenigbaar met de natriumzouten van barbituraten en fenytoïne;
  • Te snelle intraveneuze toediening kan de frequentie van bijwerkingen verhogen. Bij kinderen zeer langzaam toedienen;
  • Bij een slechte circulatie (bv. oedeem) dient morfine langzaam i.v. te worden gegeven omdat het s.c. nauwelijks wordt geabsorbeerd.

Bijwerkingen

De frequentie en aard van de bijwerkingen kan verschillen per toedieningsvorm.

Zeer vaak (> 10%): met de injectievloeistof treden slaperigheid (bij ca. twee derde) en apathie (waardoor de postoperatieve herstelperiode kan zijn verlengd) het meest frequent op; met de pleisters misselijkheid, erytheem, huiduitslag, oedeem en jeuk (vooral op toedieningsplaats). Met de sublinguale tablet: sedatie, vertigo, misselijkheid.

Vaak (1-10%): dyspneu. Braken, obstipatie, diarree, buikpijn, dyspepsie, anorexie, droge mond. Duizeligheid, hoofdpijn, nervositeit, angst, tremor. Exantheem, hyperhidrose. Vermoeidheid, spierzwakte, asthenie, sufheid.

Soms (0,1-1%): hypo- of hypertensie, syncope, blozen. Hoest, hypoxie. Urineretentie, urine-incontinentie, mictiestoornissen. Libidoverlies. Flatulentie. Verwardheid, depressie, slaapstoornissen, rusteloosheid, eufore stemming, emotionele labiliteit, agressie, geheugenverlies, migraine. Spierpijn, spierspasmen, dysartrie, hypo-esthesie, paresthesie. Tinnitus, vertigo. Koorts, malaise, uitputting. Coma. Tremor. Conjunctivitis. Vertraagde overgevoeligheidsreacties met ontstekingsverschijnselen (bv. contacteczeem). Gewichtsverlies. Ontwenningsverschijnselen. Verhoogde ALAT-waarden.

Zelden (0,01-0,1%): opvliegers, dehydratie, vasodilatatie, orthostatische hypotensie, circulatoire collaps, angina pectoris. Zuurbranden, anorexie, dysgeusie, dysfagie, ileus, diverticulitis. Psychotomimetische effecten (hallucinaties, angst, nachtmerries), concentratiestoornissen, spraakstoornissen, gevoelloosheid, evenwichtsstoornissen. Erectiestoornis. Droge huid, urticaria. Rinitis, hyperventilatie, verergering van astma. Visusstoornissen, droge ogen, ooglid- en gezichtsoedeem. Griepachtige verschijnselen.

Zeer zelden (< 0,01%): tachycardie, palpitaties. Hikken, kokhalzen. Ademhalingsdepressie kan optreden (vooral peri- en onmiddellijk postoperatief). Stemmingsveranderingen, fasciculaties, smaaksstoornissen, miose. Oorpijn. Puisten, blaasjes. Thoracale pijn.

Verder zijn gemeld: anafylactische shock, angio-oedeem. Convulsies. Galkoliek, hepatitis. Bronchospasme. Neonataal abstinentiesyndroom. Depersonalisatie.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Vaak (1-10%): Anorexie, droge mond, buikpijn, dyspepsie, obstipatie, misselijkheid (vooral als de patiënt rondloopt) en braken (vooral in de eerste 1–2 weken van de behandeling). Verwardheid, slapeloosheid, vermoeidheid, slaperigheid, sedatie die meestal na enkele dagen afneemt, duizeligheid, hoofdpijn. Hyperhidrose, contacteczeem, urticaria, jeuk. Asthenie.

Soms (0,1-1%): allergische of anafylactische reacties. Vasodilatatie, (orthostatische) hypotensie, brady- of tachycardie, palpitaties, (overmatig) blozen. Longoedeem, ademhalingsdepressie (vooral bij i.v.- of i.m-toediening), dyspneu, bronchospasme. Urineretentie en oligurie. Spasmen van de galwegen, Ileus, smaakstoornissen. Stemmingsveranderingen, licht gevoel in het hoofd, vertigo, agitatie, eu- of dysforie, somberheid, hallucinaties, nachtmerries, verhoogde intracraniële druk. Visusstoornissen (miose, dubbelzien), convulsies, hypertonie, paresthesie, evenwichtsstoornis, syncope, rillingen, koorts. Urticaria. Malaise, perifeer oedeem. Amenorroe, libidoverlies, erectiestoornis. Geestelijke en lichamelijke afhankelijkheid. Pijn op de toedieningsplaats.

Zelden (0,01-0,1%): hypothermie. Verminderde geestelijke en motorische activiteit. Jeuk. Verlengde partusduur.

Gemeld zijn: abnormale gedachten, geheugen- en concentratiestoornissen, afhankelijkheid, verminderde hoestreflex, allodynie, hyperalgesie, hyperhidrose, (neonataal) abstinentiesyndroom, bewegingsstoornissen, spierrigiditeit, myoclonus, veranderingen in leverenzymen, biliair spasme.

Ontwenningsverschijnselen zijn o.a. pijn, tremor, rustelozebenen-syndroom, diarree, abdominale koliek, misselijkheid, griepachtige verschijnselen, tachycardie, mydriase, dysfore stemming, angst en prikkelbaarheid.

Na epiduraal gebruik zijn misselijkheid, braken, sedatie, urineretentie, jeuk (vooral bij jonge patiënten na een hoge dosis) en ademhalingsdepressie gemeld.

Te snelle intraveneuze toediening kan de frequentie van bijwerkingen verhogen.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hoestprikkeldempende middelen, hypnotica en sedativa) en cimetidine kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering, verwardheid, duizeligheid). Pas de dosis van beide middelen aan en vermijd alcoholgebruik.

Combinatie van opioïden met benzodiazepinen kan leiden tot diepe sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. De combinatie alleen voorschrijven als er geen andere behandelmogelijkheid is, en dan in de laagst nog effectieve dosering en zo kort mogelijk. Monitor de patiënt zorgvuldig op tekenen van ademhalingsdepressie en sedatie. Vermijd de combinatie als er kans is op misbruik.

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.

Combinatie met andere serotonerge middelen, zoals MAO-remmers, SSRI's, SNRI's of tricyclische antidepressiva kan leiden tot het serotoninesyndroom. Volg de patiënt nauwlettend, met name aan het begin van de behandeling en bij dosisverhoging.

Buprenorfine wordt voor ca. 30% gemetaboliseerd door CYP3A4; krachtige remmers van CYP3A4 zoals ketoconazol en HIV-proteaseremmers als indinavir en ritonavir, en ook erytromycine en gestodeen kunnen de plasmaspiegel van buprenorfine verhogen; dosisverlaging kan nodig zijn; titreer voorzichtig. Ook bij inductoren van CYP3A4 (bv. fenobarbital, fenytoïne, carbamazepine, oxcarbazepine, efavirenz, nevirapine, rifampicine, rifabutine, sint-janskruid) is voorzichtigheid geboden; het effect van buprenorfine kan afnemen.

Vermindering van de hepatische doorbloeding, bijvoorbeeld door halothaan, kan de eliminatie van buprenorfine door de lever vertragen. Verlaag de startdosering van buprenorfine en titreer zorgvuldig.

Het effect van opiaatagonisten kan door buprenorfine als partiële agonist worden verminderd. In het algemeen mag een volgend opioïd pas 24 uur na verwijderen van een buprenorfinepleister worden toegediend.

Interacties

Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals gabapentine, algemene anesthetica, sederende antihistaminica, anxiolytica, tricyclische antidepressiva, fenothiazinen, andere opioïden en spierverslappers) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, hypotensie, diepe sedatie, coma of overlijden).

Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.

Bij combinatie met β-blokkers kan versterkte remming van het centrale zenuwstelsel optreden en toename van de (bij)werkingen van de β-blokkers.

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.

Morfine kan het effect van anticoagulantia versterken.

Alcohol kan al bij kleine hoeveelheden het respiratoir-depressieve effect van morfine versterken, vermijd de combinatie.

Cimetidine, nimodipine, methylfenidaat en gabapentine kunnen het analgetische effect van morfine versterken.

Tricyclische antidepressiva versterken het analgetisch effect van morfine, waarschijnlijk door verhoging van de plasmaspiegel. Pas zo nodig de dosering aan.

Gecombineerde opioïdagonisten/antagonisten (buprenorfine, nalbufine) kunnen het analgetisch effect van morfine verminderen, door competitieve blokkering van receptoren. De kans op ontwenningsverschijnselen neemt bij dergelijke combinaties toe.

Ritonavir kan door inductie van glucuronidering, de plasmaspiegel van morfine doen dalen.

Rifampicine kan de plasmaconcentratie van morfine verlagen.

Oplossingen van morfinesulfaat en 5-fluoro-uracil zijn onverenigbaar (precipitaatvorming).

Zwangerschap

Buprenorfine passeert de placenta.

Teratogenese: Er zijn relatief weinig gegevens over gebruik van buprenorfine tijdens de zwangerschap bij de mens; deze laten geen toegenomen kans op congenitale afwijkingen zien. Bij dieren is reproductietoxiciteit aangetoond: foetale groeiachterstand, toegenomen postimplantatieverlies en verminderde postnatale overleving zijn waargenomen.

Farmacologisch effect: Toediening vlak voor de partus aan de moeder kan ademhalingsdepressie bij de pasgeborene veroorzaken. Langdurig gebruik van buprenorfine kan leiden tot het neonataal abstinentiesyndroom.

Advies: Gebruik ontraden, tijdens de zwangerschap en bij vruchtbare vrouwen die geen adequate anticonceptie toepassen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Opioïden passeren de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is teratogeniteit en reproductietoxiciteit aangetoond.

Farmacologisch effect: Schadelijkheid mogelijk. Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kunnen opioïdverslaving en neonataal abstinentiesyndroom (NAS) veroorzaken (rusteloosheid, braken, toegenomen eetlust, irritatie, hyperactiviteit, trillen, verstopte neus, convulsies, hoge tonen huilen). Wanneer morfine vlak vóór (2–3 uur) of tijdens de partus aan de moeder wordt toegediend, kan het de variatie van de foetale hartfrequentie verminderen en ademhalingsdepressie bij de pasgeborene veroorzaken. Vooral bij prematuren is er meer kans op ademhalingsdepressie. Door verminderde uterusmobiliteit kan de partusduur worden verlengd.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik tijdens de partus naloxon beschikbaar houden. Tijdens de partus niet systemisch, maar alleen lokaal in de epidurale of intrathecale ruimte toedienen. Controleer pasgeborenen van wie de moeder tijdens de zwangerschap morfine heeft gebruikt op verschijnselen van NAS: behandel eventueel met een opioïd; geef bij ernstige ademhalingsdepressie een opioïde-antagonist.

Vruchtbaarheid: chromosoomschade in kiemcellen en verminderde vruchtbaarheid kunnen optreden (zoals vastgesteld in dieronderzoek bij de rat), vruchtbare mannen en vrouwen dienen effectieve anticonceptie toe te passen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: Kan ademhalingsdepressie veroorzaken en vermindering van gewichtstoename bij de zuigeling.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in hogere concentraties dan in het maternale plasma.

Farmacologisch effect: ademhalingsdepressie en nadelig effect op het centrale zenuwstelsel.

Advies: Gebruik ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • acute ademhalingsdepressie, ernstige ademhalingsinsufficiëntie;
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • delirium tremens;
  • myasthenia gravis;
  • opioïdverslaving;
  • injectievloeistof en oromucosale tablet bij ernstige respiratoire en leverinsufficiëntie;
  • 3-daagse pleister: overgevoeligheid voor soja of pinda's.

Contra-indicaties

  • acute ademhalingsdepressie; astma en chronisch obstructieve longziekten, overmatige aanwezigheid van bronchussecreet of cyanose;
  • hersentrauma, schedelletsel, verhoogde intracraniële druk; delirium tremens, alcoholisme, angst of agitatie tijdens het effect van alcohol of hypnotica; coma, therapieresistente convulsieve aandoeningen;
  • operaties aan gal en galwegen, paralytische ileus, galkolieken, acute leverziekten, ernstige abdominale pijn, peritonitis.

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig (overweeg dosisverlaging en volg nauwkeurig) bij:

  • verzwakte patiënten;
  • patiënten met cardiovasculaire aandoeningen;
  • hypotensie/shock; omdat de bloeddruk (verder) kan dalen;
  • hoofdletsel, depressie van het centrale zenuwstelsel of coma;
  • convulsieve aandoeningen (buprenorfine kan de drempel voor convulsies verlagen);
  • patiënten met een aangetaste ademhalingsfunctie, zoals bij COPD, astma, cor pulmonale, verminderde ademhalingsreserve, hypoxie, hypercapnie, of bestaande ademhalingsdepressie;
  • verminderde longfunctie en/of overmatige slijmvorming in de luchtwegen;
  • cholelithiase;
  • andere aandoeningen aan de galwegen; de intracholedochale druk kan toenemen;
  • pancreatitis;
  • matig gestoorde leverfunctie (ernstige leverfunctiestoornis is een contra-indicatie voor de toepassing van oromucosale tablet of injectievloeistof);
  • prostaathypertrofie, urethrastrictuur;
  • hypothyroïdie;
  • onbehandeld myxoedeem;
  • bijnierschorsinsufficiëntie;
  • alcoholisme;
  • toxische psychose;
  • kyfoscoliose.

De pleisters en de oromucosale tablet zijn niet geschikt voor bestrijding van acute pijn.

Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid, misbruik (op eigen initiatief innemen) is mogelijk. Vooral bij patiënten die gevoelig zijn voor verslaving is voorzichtigheid geboden; evalueer vooraf de opioïde-afhankelijkheid bij patiënten met een voorgeschiedenis van opioïde-misbruik. Na langdurig gebruik kan het optreden van ontwenningsverschijnselen (agitatie, angst, nervositeit, slapeloosheid, hyperkinesie, tremor en maag-darmstoornissen) niet worden uitgesloten; deze treden op vanaf 2 dagen tot 2 weken na het staken.

Buprenorfine kan ademhalingsdepressie veroorzaken, met name na intraveneuze toediening. Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie naloxon i.v. worden toegediend.

Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, bijvoorbeeld centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg bij CSA een verlaagde opioïddosering.

Buprenorfine kan de cerebrospinale druk verhogen.

Buprenorfine wordt niet aanbevolen onmiddellijk na een operatieve ingreep of in andere situaties waarbij sprake is van smalle therapeutische breedte of een snel variërende behoefte aan analgetica.

Bij verminderde leverfunctie zorgvuldig controleren; buprenorfine wordt via de lever afgebroken. Bij een ernstig verminderde leverfunctie nam in onderzoek de blootstelling in het plasma toe met een factor 3.

Vanwege het analgetische effect van opioïden kunnen ernstige intra-abdominale complicaties, zoals darmperforatie, gemaskeerd worden.

De applicatieplaats van de pleisters niet blootstellen aan externe warmtebronnen. Bij koorts en verhoogde lichaamstemperatuur kan bij gebruik van de pleister de plasmaconcentratie toenemen. De pleisters niet herhaaldelijk op dezelfde plaats aanbrengen (zie ook rubriek Dosering).

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar (voor de oromucosale tablet: 12 jaar) zijn niet vastgesteld.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden; bij de pleisters tot ten minste 24 uur na verwijdering.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij: verminderde respiratoire functie zoals bij emfyseem, ernstige bronchiale astma, ernstig cor pulmonale, overmatige slijmvorming in de luchtwegen en bij ernstige obesitas; bij verhoogde intracraniële druk; bij cardiovasculaire aandoeningen, hypotensie gepaard gaand met hypovolemie, shockverschijnselen; onbehandeld myxoedeem of toxische psychose; galwegaandoeningen, pancreatitis, inflammatoire darmziekten; delirium tremens, alcoholintoxicatie; prostaathyperplasie; convulsieve aandoeningen; myasthenia gravis. Bij ernstige lever- en nierfunctiestoornis, hypothyroïdie, en bij kinderen en ouderen moet de dosering worden aangepast (zie ook Dosering). Uiterste voorzichtigheid betrachten bij patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie en het vermoeden van gastro-intestinale lediging.

Ernstige intra-abdominale complicaties, zoals een darmperforatie, kunnen gemaskeerd worden door het analgetische effect van morfine.

Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid. De kans hierop is groter bij langduriger gebruik en hogere doses. Wees voorzichtig bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten, bv. bij een voorgeschiedenis van alcohol- of drugsmisbruik.

Bij staken van de behandeling langzaam afbouwen om ontwenningsverschijnselen te voorkomen.

Bij het optreden van opioïde-geïnduceerde hyperalgesie die niet reageert op verdere dosisverhoging zo nodig de dosering verlagen of overschakelen op een ander opioïde.

Het gebruik dient 24 uur vóór een operatie die de pijnoorzaak wegneemt, te worden gestaakt. Indien nodig kan na de operatie de dosering aan de nieuwe behoefte worden aangepast. Alleen gebruiken na een abdominale operatieve ingreep bij normale darmfunctie. Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie 0,1–0,2 mg naloxon i.v. worden toegediend; zo nodig na 2–3 minuten herhalen tot gewenst effect intreedt. Deze dosering kan na 45–90 minuten worden herhaald.

Bij vermoeden van paralytische ileus de behandeling staken.

Opioïden kunnen reversibele bijnierinsufficiëntie veroorzaken, waarvoor controle en eventueel vervangingstherapie met glucocorticoïden nodig zijn. Symptomen zijn misselijkheid, braken, verlies van eetlust, vermoeidheid, zwakte, duizeligheid en lage bloeddruk.

Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors of hypothalamus hypofysaire gonade as beïnvloeden. De prolactinespiegel kan stijgen en de cortisol- en testosteronspiegels kunnen dalen. Symptomen zijn o.a. een verminderd libido, seksuele disfunctie en amenorroe.

Te snelle intraveneuze toediening kan de frequentie van bijwerkingen verhogen; ernstige ademhalingsdepressie, apneu, hypotensie, perifere circulatoire collaps, rigiditeit van de borstkaswand, hartstilstand en anafylactoïde reacties zijn gemeld. Bij i.v. of epidurale toediening, een opiaatantagonist zoals naloxon en voorzieningen voor zuurstoftoediening en controle van de ademhaling beschikbaar houden

Morfine kan histamine vrijmaken; houd hiermee rekening bij patiënten met astma of allergie.

Herhaalde intrathecale toediening wordt ontraden vanwege het risico van sepsis.

Er is een mogelijk verband tussen het optreden van acuut borstsyndroom en morfinegebruik tijdens een vaso-occlusieve crisis, bij patiënten met sikkelcelziekte.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Overdosering

Symptomen

Ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van stupor tot coma), duidelijk zichtbare miose, misselijkheid en braken, hypothermie, bradycardie, hypotensie, shock en dood.

Therapie

Het specifieke antidotum, de opioïd-antagonist naloxon, is slechts gedeeltelijk werkzaam; start met de gebruikelijke dosering maar een hogere dosering (bv. 2 mg) kan nodig zijn. Herhaal om de 2–3 minuten tot een bevredigende respons optreedt. Het intreden van het effect van naloxon kan met 30 min of meer vertraagd zijn. Overweeg geactiveerde kool alleen als de patiënt goed bij bewustzijn is en als er een goede peristaltiek is.

Voor symptomen en behandeling zie ook: toxicologie.org.

Overdosering

Symptomen

'pin-point'-pupillen/speldenknop-pupillen, mogelijk fatale ademhalingsdepressie (ademhalingsfrequentie, of ademvolume, of beide zijn verlaagd), spierzwakte, bradycardie, hypotensie; depressie van het centrale zenuwstelsel van stupor tot coma, aspiratiepneumonie, shock, circulatoire collaps, hartstilstand. De patiënt wordt cyanotisch en de bovenste luchtweg raakt geblokkeerd omdat de larynx- en tongspieren verslappen. De pupillen worden meestal kleiner (soms zijn ze verwijd door asfyxie), de spiertonus neemt af en de huid voelt koud en klam.

Therapie

Eventueel bij ademhalingsdepressie i.v. 0,4 mg naloxon, zo nodig herhalen met intervallen van 45-90 min vanwege de korte werkingsduur; kinderen: 10 microg/kg lichaamsgewicht. Bij patiënten met een opioïdverslaving zullen door behandeling met naloxon acute onttrekkingssymptomen optreden.

Zie voor symptomen en behandeling ook toxicologie.org of vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Buprenorfine is een semisynthetische partiële opiaatagonist die zich aan μ- en κ-receptoren in de hersenen bindt, met agonistische werking op de μ-receptor en antagonistische op de κ-receptor. Werkt sterk analgetisch. Uit de pleisters komt buprenorfine gedurende de applicatieduur met een relatief constante snelheid vrij, die bepaald wordt door de polymeergebaseerde matrix en door diffusie van buprenorfine door de huidlagen. Werking: i.v. na 15–30 min, i.m./oromucosaal na 30–60 min. Werkingsduur: 6 uur. Bij transdermale toediening kan de werking pas na 24 uur worden beoordeeld. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

Overig uit de tablet wordt alleen na oromucosale opname een therapeutische bloedspiegel van buprenorfine gevonden en niet na gastro-intestinale opname.
Resorptie i.m. snel voor 40–90%; oromucosaal traag. De resorptie uit de pleisters neemt toe bij herhaald aanbrengen op dezelfde plaats en bij gebruik van externe warmtebronnen direct op de pleister.
F 50–70% (oromucosaal).
T max oromucosaal: 2,5 (1–3) uur; pleister: gem. 30–80 uur.
V d 6 l/kg (na i.v.-toediening).
Eiwitbinding 96%.
Metabolisering in de lever door glucuronidering en ca. 30% door CYP3A4 tot norbuprenorfine, een μ-agonist. Als de oromucosale tablet (per ongeluk of in geval van misbruik) wordt doorgeslikt, vindt snelle metabolisering plaats in de darm en de lever wat de beschikbaarheid van de werkzame stof vermindert.
Eliminatie twee derde onveranderd met de feces en een derde als conjugaat met de urine.
T 1/2el oromucosale tablet 3–4 uur; 7-daagse pleister ca. 12 (10–24) uur, 4-daagse pleister ca. 30 (22–36) uur, 3-daagse pleister ca. 25 (24–27) uur (na verwijderen van de pleister door continue resorptie vanuit de huid). De eliminatie verloopt bi- of tri-exponentieel en buprenorfine heeft een terminale halfwaardetijd in het plasma van 32–35 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Opiumalkaloïde met agonistische activiteit op met name de µ-opioïdreceptor en daarnaast de κ en δ-receptor. Morfine heeft een sterk analgetisch effect, deels door veranderde pijnperceptie en deels door verhoging van de pijndrempel. Stimulatie van de µ-opioïdreceptor geeft analgesie; stimulatie van de κ-receptor geeft analgesie, sedatie en miose. Na systemische toediening werkt morfine onder meer op het perifere zenuwstelsel, het ruggenmerg en de supraspinale regio. Na epidurale toediening bindt morfine aan de opioïdreceptoren in het ruggenmerg. Morfine werkt ook direct op de zenuwplexus van de darmwand en veroorzaakt daardoor obstipatie.

Werking: maximale pijnstilling na 20 min (i.v.), na 6–30 min (epiduraal), na 30–60 min (i.m.), na 50–90 min (s.c.), na ca. 1 uur (oraal), 20–60 min (rectaal). Werkingsduur: parenteraal tot 7 uur, epiduraal 16–24 uur, intrathecaal tot 24 uur.

Dit geneesmiddel valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

Resorptie oraal variabel, rectaal onregelmatig en onvolledig. Na epidurale toediening wordt morfine ook rostraal in de bloedsomloop opgenomen, wat enkele uren na toediening voor bijwerkingen (ademhalingsdepressie) kan zorgen.
F 19–40% wisselend en sterk verminderd door groot 'first pass'-effect. Distributie door het hele lichaam, voornamelijk in nier, lever, long en milt; lagere concentraties in hersenen en spieren. Morfine is de minst vetoplosbare van de opioïden en passeert de Bloed-hersenbarrière vrij langzaam.
V d ca. 1,8 l/kg. Bij ouderen is het distributievolume kleiner.
Metabolisering vooral in de lever en ca. 30 % in de nieren: glucuronidering tot inactief morfine-3-glucuronide en in geringe mate (tot ca. 5%) in actief morfine-6-glucuronide. De derde metaboliet is normorfine. Er zijn aanwijzingen voor een enterohepatische kringloop.
Eliminatie met de urine 90% en de gal ca. 10%.
T 1/2el 2–3 uur, bij gestoorde nierfunctie verlengd.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

buprenorfine hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Groepsinformatie

morfine hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • Behandeling van acuut coronair syndroom in de acute fase
  • acute en chronische nociceptieve pijn
  • artrose
  • hartfalen, acuut
  • neuropathische pijn
  • niersteenkoliek

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".