Samenstelling
Prednison Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Di-Adreson-F aquosum (Na-succinaat) ACE Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (voor i.m., i.v., s.c., intrathecale en intra- of peri-articulaire injectie en rectale toediening)
- Sterkte
- 25 mg
- Verpakkingsvorm
- met en zonder solvens (water voor injectie) 1 ml
De gereconstitueerde oplossing bevat: prednisolonnatriumsuccinaat 25 mg/ml, overeenkomend met prednisolon 18,7 mg/ml.
Prednisolon capsule FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 10-75 mg
Oplopend met 5 mg (Capsulae prednisoloni FNA).
Prednisolon drank/injectie FNA (als di-Na-fosfaat) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat (Mixtura prednisoloni FNA). Bevat tevens: propyleenglycol (9,1 mg/ml).
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Conserveermiddel: methylparahydroxybenzoaat (Mixtura prednisoloni FNA). Bevat tevens: propyleenglycol (9,1 mg/ml).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof (voor i.m. of i.v. gebruik)
- Sterkte
- 12,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Bevat per ml: prednisolondinatriumfosfaat 16,8 mg, overeenkomend met prednisolon 12,5 mg. (Iniectabile prednisoloni FNA).
Prednisolon injectie (Na-succinaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (voor i.m., i.v., s.c. en intra- of peri-articulaire injectie)
- Sterkte
- 25 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
De gereconstitueerde oplossing bevat: prednisolonnatriumsuccinaat 25 mg/ml, overeenkomend met prednisolon 18,7 mg/ml.
Prednisolon tablet Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg, 20 mg, 30 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Trispan XGVS EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
Conserveermiddel: benzylalcohol 9 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole comorbiditeit een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering orale NSAID’s, oraal predniso(lo)n of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een tussentijdse aanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine. Ga bij onvoldoende effect of onaanvaardbare bijwerkingen en aantoonbare uraatafzetting over op febuxostat. Benzbromaron is derde keus.
Advies
Stimuleer ter preventie van (verergering van) met jicht geassocieerde cardiovasculaire en metabole comorbiditeit een gezonde leefstijl. Behandel een acute jichtaanval kortdurend met een hoge dosering orale NSAID’s, oraal predniso(lo)n of colchicine, afhankelijk van de comorbiditeit en comedicatie van de patiënt. Wissel van middel als na 3–5 dagen geen verbetering optreedt. Overweeg intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij onvoldoende effect. Start, indien de diagnose voldoende zeker is, bij recidiverende jichtaanvallen of jichttophi profylaxe met allopurinol als urinezuurverlagende therapie. Behandel een tussentijdse aanval als een acute jichtaanval. Overweeg bij hoge frequentie van tussentijdse aanvallen langdurige behandeling met een NSAID of colchicine. Ga bij onvoldoende effect of onaanvaardbare bijwerkingen en aantoonbare uraatafzetting over op febuxostat. Benzbromaron is derde keus.
Advies
Voor triamcinolonhexacetonide is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van inflammatoire gewrichtsaandoeningen.
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (Felty-, Sjögren-syndroom) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals exacerbatie van astma of COPD, geselecteerde gevallen van sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa en ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Reumatologische aandoeningen zoals geselecteerde gevallen of bijzondere vormen (zoals Felty- en Sjögren-syndroom) van reumatoïde artritis, incl. juveniele reumatoïde artritis, acuut reuma, lupus erythematodes disseminatus, polyarteriitis nodosa en andere vasculitiden, arteriitis temporalis, poly- en dermatomyositis.
- Longaandoeningen zoals exacerbatie van astma of COPD, chronische astmatische bronchitis, sarcoïdose, allergische longaandoeningen (bv. eosinofiele longinfiltratie), longaandoeningen ten gevolge van aspiratie, cryptogene fibroserende alveolitis.
- Maag-darmaandoeningen zoals colitis ulcerosa (alleen rectaal) en ziekte van Crohn, m.n. bij een acute aanval van de ziekte; en bepaalde vormen van hepatitis.
- Hematologische afwijkingen zoals auto-immuun hemolytische anemie, immuungemedieerde trombocytopenie bij volwassenen en reticulo-lymfoproliferatieve aandoeningen.
- Nieraandoeningen: nefrotisch syndroom, vooral indien onderdeel van lupus erythematodes.
- Endocrinologische aandoeningen zoals congenitale bijnierschorshyperplasie in die gevallen waarbij natriumretentie optreedt, endocriene exophthalmus.
- Oncologische aandoeningen zoals lymfatische leukemieën (m.n. acute vormen), maligne lymfomen (ziekte van Hodgkin, non-Hodgkin-lymfoom), de ziekte van Kahler, gemetastaseerd mammacarcinoom, hypercalciëmie ten gevolge van skeletmetastasen of de ziekte van Kahler.
- Neurologische aandoeningen zoals acute exacerbaties van multipele sclerose, hersenoedeem ten gevolge van hersenmetastasen.
- Oogheelkundige aandoeningen zoals choroïdoretinitis, iridocyclitis, neuritis optica en pseudotumor orbitae.
- Huidaandoeningen zoals pemfigus vulgaris en parapemphigus, erytrodermie, Stevens-Johnsonsyndroom, mycosis fungoides, bulleuze dermatitis herpetiformis.
- Diversen: Als adjuvans bij heftige allergische en anafylactische reacties. Als immunosuppressivum bij orgaantransplantatie. Als adjuvans bij preventie van misselijkheid en braken bij behandeling van kanker met oncolytica met een ernstig emetogeen effect.
Gelokaliseerde injectie:
- articulaire en peri-articulaire aandoeningen van inflammatoire aard.
Di-Adreson-F aquosum injectie tevens:
- intrathecale therapie, in combinatie met andere intrathecaal toegediende geneesmiddelen (bv. methotrexaat en cytarabine), bij de behandeling van acute lymfatische leukemie in kinderen en adolescenten, met als doel preventie van recidieven in het centraal zenuwstelsel.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Lokale symptomatische behandeling van subacute en chronische inflammatoire gewrichtsaandoeningen, waaronder:
- reumatoïde artritis;
- juveniele idiopathische artritis (JIA);
- osteoartritis en posttraumatische artritis;
- synovitis, tendinitis, bursitis en epicondylitis.
Dosering
Diverse aandoeningen:
Volwassenen:
In het algemeen wordt een kortdurende stootkuur, die min of meer abrupt kan worden gestaakt, een langdurige intensieve therapie of een chronische palliatieve therapie (bv. bij reumatoïde artritis) gegeven. Bij een langdurige intensieve therapie, afhankelijk van de ernst van het ziekteproces, beginnen met 0,5–1 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 2–4 giften; zo nodig verhogen. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en de toedieningsfrequentie verminderen tot 1 gift 1×/dag 's ochtends of 1× per 2 dagen (alternerende therapie). Hoe dichter de onderhoudsdosering wordt benaderd, hoe voorzichtiger de onttrekking moet plaatsvinden. Dit ter verkleining van de kans op recidief en bijnierschorsinsufficiëntie.
Bij hypothyreoïdie of levercirrose kunnen relatief lage doses voldoende zijn of kan een dosisreductie noodzakelijk zijn.
De tablet bij voorkeur innemen vóór of tijdens de maaltijd met melk of water. Maagirritatie kan worden voorkomen door inname tijdens of vlak na het eten.
Dosering
Diverse aandoeningen:
Volwassenen:
Oraal: In het algemeen wordt een kortdurende stootkuur, die min of meer abrupt kan worden gestaakt, een langdurige intensieve therapie of een chronische palliatieve therapie (bv. bij reumatoïde artritis) gegeven. Bij een langdurige intensieve therapie, afhankelijk van de ernst van het ziekteproces, beginnen met 0,5–1 mg/kg lichaamsgewicht, verdeeld over 2–4 giften; zo nodig verhogen. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en de toedieningsfrequentie verminderen tot 1 gift 1×/dag 's ochtends of 1× per 2 dagen (alternerende therapie). Hoe dichter de onderhoudsdosering wordt benaderd, hoe voorzichtiger de onttrekking moet plaatsvinden. Dit ter verkleining van de kans op een recidief en bijnierschorsinsufficiëntie.
I.m. of s.c.-injectie (Na-succinaat): begindosering 25 mg per dag, zo nodig verhogen. Prednisoloninjectie FNA (als di-Na-fosfaat): i.m. begindosering 18,7 mg per dag, zo nodig verhogen. Indien binnen een paar dagen geen gunstige respons wordt verkregen, de toediening staken. Bij voldoende resultaat geleidelijk de dagdosis verlagen en indien mogelijk overschakelen op orale therapie, bij voorkeur 1 gift 1×/dag 's ochtends of 1× per 2 dagen (alternerende therapie).
I.v.-injectie (Na-succinaat): tot 125 mg (in 3–5 min toedienen of via een i.v.-infuus) bij acute, levensbedreigende situaties. Prednisoloninjectie FNA (als di-Na-fosfaat): tot 93,5 mg i.v. in 3-5 min in levensbedreigende situaties.
Kinderen:
Oraal of intraveneus: Zie voor de doseergegevens het Kinderformularium van het NKFK.
Jichtartritis:
Volwassenen:
Volgens de NHG-Standaard Artritis (2017): 30 mg 1×/dag, gedurende 5 dagen; verleng tot 10 dagen bij verbetering maar onvoldoende herstel.
Exacerbatie van astma of COPD:
Volwassenen:
Volgens de NHG-Standaard Astma bij volwassenen en COPD (2015): 40 mg 1×/dag gedurende 5 dagen óf 30 mg 1×/dag gedurende 7 dagen. Zo nodig verlengen tot maximaal 14 dagen.
Colitis ulcerosa:
Volwassenen:
Rectaal (Na-succinaat): 25 mg in 120 ml fysiologisch-zoutoplossing als retentieklysma.
(Peri)articulaire aandoeningen:
Volwassenen:
Intra- of peri-articulair: (Na-succinaat): 10–25 mg, afhankelijk van de grootte van het gewricht en de ernst van de symptomen, zo nodig de injectie herhalen. Maximaal vijf injecties per gewricht toedienen in het gehele leven vanwege het gevaar van aseptische botnecrose.
Acute lymfatische leukemie:
Kinderen:
Intrathecaal: Di-Adreson-F aquosum injectie: De dosering is gebaseerd op expert-opinie en kan worden gevonden in de behandelprotocollen van Stichting Kinder Oncologie Nederland (SKION).
De tabletten bij voorkeur innemen vóór of tijdens de maaltijd met een ruime hoeveelheid melk of water. De capsules heel doorslikken óf openmaken en de inhoud mengen met chocolademelk. Maagirritatie kan worden voorkomen door inname tijdens of vlak na het eten.
Dosering
Subacute en chronische inflammatoire gewrichtsaandoeningen:
Volwassenen:
Intra-articulair: 2–20 mg afhankelijk van de grootte van het gewricht en de hoeveelheid gewrichtsvloeistof, meestal 10–20 mg in grote gewrichten (knie, heup, schouder), 5–10 mg in gemiddeld grote gewrichten en 2–6 mg in kleinere gewrichten. Zo nodig met intervallen van ten minste 3–4 weken herhalen.
Peri-articulair: bij bursitis/epicondylitis over het algemeen 10–20 mg, afhankelijk van de grootte van de bursa en de ernst van de ziekte; meestal is eenmalige behandeling voldoende. Bij synovitis/tendinitis over het algemeen 10–20 mg, zo nodig herhalen.
Juveniele idiopathische artritis:
Kinderen van 3–12 jaar:
Intra-articulair: 1 mg/kg lichaamsgewicht in grote gewrichten (knie, heup, schouder), 0,5 mg/kg in kleinere gewrichten (enkel, pols, elleboog), 1–2 mg per gewricht in metacarpofalangeale (MCP/MTP-) gewrichten in hand en voet en 0,6–1 mg per gewricht in proximale interfalangeale (PIP-) gewrichten in hand en voet.
Intra-articulair, peri-articulair of intrasynoviaal toedienen.
Bij elke behandelingssessie ten hoogste in twee gewrichten een injectie geven. Niet toedienen in instabiele gewrichten.
De suspensie voorzichtig schudden voor gebruik.
Bijwerkingen
Vocht- en elektrolytenevenwicht: natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose.
Bewegingsapparaat: spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen).
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis.
Huid: vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, petechiën en ecchymose, erytheem van het gelaat, acne, striae, urticaria, rosacea-achtige dermatitis.
Hematologische effecten: erytro- en granulocytose, matige leukocytose, lymfo- en eosinopenie.
Bloedvaten: hypertensie, atherosclerose, trombo-embolie, vasculitis (ook als onthoudingsverschijnsel na langdurige therapie).
Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocriene effecten: menstruatiestoornis, erectiestoornis, hirsutisme, Cushingsyndroom, groeiremming bij kinderen, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnier-as, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden.
Oog: subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien.
Psychische reacties: stemmingsveranderingen, euforie, angst, prikkelbaarheid, depressie, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen), hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie.
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen, verstoorde immuunrespons. Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties).
Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Bijwerkingen
Vocht- en elektrolytenevenwicht: Natrium- en vochtretentie, hartfalen bij daarvoor gevoelige patiënten, kaliumverlies, hypokaliëmische alkalose, hypertensie.
Bewegingsapparaat: Spierzwakte en spieratrofie (steroïdmyopathie), osteoporose met kans op compressiefracturen van de wervels of pathologische fracturen, aseptische botnecrose (vooral van de femur- en humeruskoppen). Intra-articulaire toediening: na herhaalde injecties kan pijnloze destructie van het gewricht, gelijkend op artropathie van Charcot, optreden.
Maag-darmstelsel: ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis, oesofagitis, misselijkheid en opgezette buik.
Huid: Vertraagde wondgenezing, dunne kwetsbare huid, erytheem (van het gelaat), toegenomen transpiratie, acne, urticaria, allergische dermatitis, hypopigmentatie en atrofie op de plaats van injectie.
Hematologische effecten: Petechiën en ecchymose, erytro- en granulocytose, lymfo- en eosinopenie, trombo-embolie.
Neurologische effecten: intracraniële drukverhoging met papiloedeem (pseudotumor cerebri), vooral bij kinderen tijdens of kort na snelle onttrekking, convulsies, vertigo, hoofdpijn.
Endocriene effecten: Menstruatiestoornissen, hirsutisme, ontstaan van het Cushingsyndroom, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verlaagde koolhydraattolerantie, waardoor latente diabetes mellitus manifest kan worden, belemmering van de groei bij kinderen.
Oog: Subcapsulaire lenscataracten, glaucoom, centrale sereuze chorioretinopathie, wazig zien.
Psychische reacties: Stemmingsveranderingen, euforie, angst, depressie, slapeloosheid, psychose.
Stofwisseling: Negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak, gewichtstoename, centripetale vetzucht (gelaat, romp), versterkt door toename van de eetlust (te beperken door dieetmaatregelen).
Overige: verhoogde gevoeligheid voor infecties en maskering van klinische verschijnselen. Overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reacties), malaise.
Na langdurige therapie kan staken van de toediening van corticosteroïden een corticosteroïdonthoudingssyndroom tot gevolg hebben, begeleid door koorts, myalgie, artralgie en malaise; dit kan zelfs zonder tekenen van bijnierschorsinsufficiëntie optreden.
Na intrathecale toediening in combinatie met methotrexaat en cytarabine zijn neurotoxische bijwerkingen zoals toevallen, leuko-encefalopathie en langetermijn cognitieve stoornissen, en secundaire tumoren gemeld.
Bijwerkingen
Bijwerkingen zijn afhankelijk van de dosis en de duur van de behandeling. Systemische bijwerkingen komen zelden voor, maar kunnen optreden als gevolg van herhaalde peri-articulaire injectie.
Vaak (1-10%): reacties op de injectieplaats zoals steriel abces, erytheem, pijn, zwelling en necrose.
Zelden (0,01-0,1%): vertigo. Subcutane atrofie (bij overmatige dosering of te frequente toediening van injecties op dezelfde plaats; herstel kan enkele maanden duren).
Zeer zelden (< 0,01%): anafylactische reacties. Trombo-embolie. Hyper- of hypopigmentatie. Calcinose, peesruptuur.
Frequentie onbekend: exacerbatie of maskering van infectie. Onregelmatige menstruatie, amenorroe, vaginaal bloedverlies bij postmenopauzale vrouwen, hirsutisme, Cushingsyndroom, remming van hypothalamus-hypofyse-bijnieras, met kans op bijnierschorsinsufficiëntie ten tijde van stress (zoals trauma, operatie en ziekte), verminderde koolhydraattolerantie, manifestatie van latente diabetes mellitus. Verergering van reeds bestaande psychiatrische aandoeningen, stemmingswisselingen, euforie, depressie, slapeloosheid, psychotische symptomen. Verhoogde intracraniële druk met papiloedeem (meestal na behandeling), hoofdpijn. Verhoogde oogdruk, glaucoom, posterieure subcapsulaire cataracten, wazig zien. Hartfalen, aritmieën. Hypertensie. Ulcus pepticum met meer kans op bloeding en (gemaskeerde) perforatie, pancreatitis. Gestoorde wondgenezing, huidatrofie, petechiën en ecchymose, purpura, striae, erytheem in het gelaat, hyperhidrose, acneïforme erupties, urticaria, huiduitslag. Verlies van spiermassa, osteoporose, spontane fracturen, aseptische botnecrose van de femur- en humeruskop, Charcot-achtige artropathie. Negatieve stikstofbalans door eiwitafbraak. Groeisuppressie bij kinderen.
Interacties
Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat en ritonavir, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De respons op somatropine kan verminderen.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
Hoge doses corticosteroïden kunnen neuromusculair blokkerende stoffen antagoneren en de kans op myopathie verhogen.
Bij combinatie met ACE-remmers is er meer kans op het optreden van veranderingen in bloedceltellingen.
Huidreacties veroorzaakt door allergietesten kunnen worden onderdrukt.
Interacties
Vaccinatie met levende virussen bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd. Toediening van geïnactiveerde virus- of bacteriële vaccins is mogelijk niet effectief.
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen. De interactie is alleen relevant bij behandeling langer dan twee weken. Zowel bij starten als bij staken van de enzyminductor de corticosteroïddosering zo nodig bijstellen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat en ritonavir, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
De werking van zowel ciclosporine als corticosteroïden kan toenemen bij gelijktijdige toediening.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
Bij gelijktijdig gebruik van lisdiuretica, thiazide-diuretica of amfotericine B is er meer kans op hypokaliëmie.
De toxische grens van digoxine kan eerder bereikt zijn.
Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De respons op somatropine kan verminderen.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe.
Hoge doses corticosteroïden kunnen neuromusculair blokkerende stoffen antagoneren en de kans op myopathie verhogen.
Bij combinatie met ACE-remmers is er meer kans op het optreden van veranderingen in bloedceltellingen.
Huidreacties veroorzaakt door allergietesten kunnen worden onderdrukt.
Interacties
Enzyminductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, primidon en rifampicine, kunnen de werking van corticosteroïden verminderen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, zoals cobicistat of ritonavir, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
Bij gelijktijdige toediening van amfotericine B-injectie en kaliumonttrekkende middelen (zoals lis- of thiazide-diuretica) extra controleren op additieve hypokaliëmie.
Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
De behoefte aan insuline of orale bloedglucoseverlagende middelen bij diabetici kan toenemen.
De plasmaspiegel van isoniazide kan dalen.
Bij gelijktijdig gebruik van ciclosporine kan een stijging in zowel ciclosporine- als corticosteroïdenactiviteit ontstaan.
De toxiciteit van digoxine kan toenemen.
De respons op somatropine kan verminderen.
Bij gebruik van hoge doses corticosteroïden kan de werking van perifeer werkende spierrelaxantia worden verminderd en de kans op myopathie toenemen.
Gelijktijdig gebruik met NSAID's leidt tot een additief ulcerogeen effect.
De eliminatie van salicylaten kan worden versneld; bij het staken van de behandeling neemt de kans op salicylaatintoxicatie toe. Bij hypoprotrombinemie acetylsalicylzuur terughoudend toepassen in combinatie met corticosteroïden.
Oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. amiodaron, disopyramide, domperidon, kinidine, methadon, sotalol, macrolide antibiotica, chinolonen, imidazool–antimycotica, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica).
Zwangerschap
Predniso(lo)n wordt grotendeels geïnactiveerd in de placenta.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Kan worden gebruikt tijdens de zwangerschap, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.
Vruchtbaarheid: Bij gebruik van prednisolon in hoge doses gedurende een lange periode (30 mg/dag gedurende minimaal 4 weken) zijn bij vruchtbare mannen reversibele stoornissen van spermatogenese waargenomen die een aantal maanden na staken van de behandeling aanhielden.
Zwangerschap
Prednisolon wordt grotendeels geïnactiveerd in de placenta. De foetale serumconcentratie is ca. 10% van de maternale concentratie.
Teratogenese: Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Kan worden gebruikt tijdens de zwangerschap, mits zo kort en zo laag mogelijk gedoseerd.
Vruchtbaarheid: Bij gebruik van prednisolon in hoge doses gedurende een lange periode (30 mg/dag gedurende minimaal 4 weken) zijn bij vruchtbare mannen reversibele stoornissen van spermatogenese waargenomen die een aantal maanden na staken van de behandeling aanhielden.
Zwangerschap
Triamcinolon passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren schadelijk gebleken. Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Benzylalcohol passeert de placenta en kan daardoor vergiftigingsverschijnselen bij prematuren en neonaten veroorzaken na toediening vlak voor of tijdens de bevalling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate.
Farmacologisch effect: Er zijn geen effecten gemeld op de zuigeling, ook niet bij kortdurende toediening van hogere doses.
Advies: Kan worden gebruikt. Bij langerdurend gebruik overwegen om na inname 3–4 uur te wachten met voeden. Bij gebruik van een hogere dosis gedurende langere tijd, de groei en ontwikkeling van het kind extra controleren.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In geringe mate. Bij systemisch gebruik van doseringen tot 80 mg per dag is de relatieve kinddosis circa 1–2%.
Farmacologisch effect: Er zijn geen effecten gemeld op de zuigeling, ook niet bij kortdurende toediening van hogere doses.
Advies: Kan worden gebruikt. Bij langerdurend gebruik (zoals bij behandeling van een auto-immuunziekte) overwegen om na inname 3–4 uur te wachten met voeden. Bij gebruik van een hogere dosis gedurende langere tijd, de groei en ontwikkeling van het kind extra controleren.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Kan worden gebruikt, mits in lage dosering en voor incidenteel gebruik.
Contra-indicaties
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Systemische therapie:
- ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- acute infectieuze processen, m.n. virusinfecties en systemische schimmelinfecties;
- parasitaire infecties, tropische worminfecties;
- overgevoeligheid voor glucocorticoïden;
- zie ook de rubriek Interacties.
Lokale therapie:
- infectie op de plaats van aandoening, bijvoorbeeld septische artritis ten gevolge van gonorroe of tuberculose;
- bacteriëmie of systemische schimmelinfecties;
- instabiliteit van het gewricht;
- overgevoeligheid voor glucocorticoïden.
Voor intrathecale therapie gelden de contra-indicaties voor systemische en lokale therapie.
Contra-indicaties
- actieve tuberculose;
- keratitis veroorzaakt door Herpes simplexvirus;
- acute psychose;
- systemische mycosen en parasitosen (strongyloïde infecties);
- gebruik bij kinderen tot 3 jaar, vanwege de hoeveelheid benzylalcohol aanwezig in de injectievloeistof.
Waarschuwingen en voorzorgen
Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie). Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens en ook nog gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen.
Vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: ulcuslijden in de anamnese, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), latente tuberculose, psychische stoornissen in de anamnese, osteoporose, hypertensie, hartfalen, (familie-anamnese van) diabetes, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, leverfalen, nierinsufficiëntie, epilepsie, myasthenia gravis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Wees voorzichtig bij systemische sclerose omdat bij een dagdosering van ≥ 15 mg prednisolon een verhoogde incidentie van (mogelijk fatale) renale crisis met hypertensie en verminderde urineproductie is waargenomen. Controleer bloeddruk en nierfunctie regelmatig. Bij verdenking op renale crisis de bloeddruk intensief reguleren.
Bij langdurig gebruik is regelmatige oogheelkundige controle, alsook controle van de bloedglucosespiegel vereist. De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering. Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.
Bij een gestoorde leverfunctie heeft het gebruik van prednisolon de voorkeur boven prednison, omdat in dit geval de omzetting van prednison in prednisolon verminderd kan zijn.
Waarschuwingen en voorzorgen
Langdurige behandeling kan resulteren in onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie). Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens en ook nog gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infectie met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Tevens kunnen latente infecties veroorzaakt door bijvoorbeeld Mycobacterium, Pneumocystis jiroveci, Strongyloides en Entamoeba histolytica manifest worden. Bij bacteriële infecties zo mogelijk eerst de verwekker(s) bepalen en de infectie behandelen alvorens met de toediening van glucocorticoïden te beginnen.
Vanwege meer kans op complicaties voorzichtig zijn bij: ulcuslijden in de voorgeschiedenis, diverticulitis, colitis ulcerosa met een dreigende perforatie of met een pyogene infectie (zoals een abces), latente tuberculose, psychische stoornissen in de anamnese, osteoporose, hypertensie, hartfalen, (familie-anamnese van) diabetes, eerder door glucocorticoïd teweeggebrachte myopathie, leverfalen, nierinsufficiëntie, epilepsie, myasthenia gravis, glaucoom en oculaire herpes vanwege een mogelijke perforatie van de cornea. Bij risicofactoren voor maagcomplicaties kan profylactisch gebruik van een maagbeschermer noodzakelijk zijn.
Bij systemische sclerose is bij een dagdosering van ≥ 15 mg prednisolon een verhoogde incidentie van (mogelijk fatale) renale crisis met hypertensie en verminderde urineproductie waargenomen. Controleer bloeddruk en nierfunctie regelmatig bij deze patiënten. Bij verdenking op renale crisis de bloeddruk intensief reguleren.
Anafylactische reacties zijn voorgekomen bij behandeling met parenterale glucocorticoïden. Daarom vóór toediening de aangewezen voorzorgsmaatregelen nemen, in het bijzonder wanneer de patiënt eerder allergisch reageerde op een geneesmiddel.
Bij langdurig gebruik is regelmatige oogheelkundige controle, alsook controle van de bloedglucosespiegel vereist. De groei en ontwikkeling van kinderen nauwlettend volgen bij langdurig gebruik; om groeiremming te voorkomen streven naar een alternerende dosering. Bij ouderen is zorgvuldige observatie van belang omdat de gebruikelijke bijwerkingen (zoals osteoporose, hypertensie, hypokaliëmie, diabetes mellitus, gevoeligheid voor infecties en atrofie van de huid) bij hen tot levensbedreigende reacties kunnen leiden.
Niet toepassen bij de behandeling van hoofdtrauma of beroerte, omdat het effect ervan twijfelachtig is of zelfs schadelijk zou kunnen zijn. I.m.-injectie niet toepassen bij immuungemedieerde trombocytopenie.
De hulpstof propyleenglycol kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol (pdf 0,2 MB) hierover.
Waarschuwingen en voorzorgen
Er mag geen intra-articulaire injectie worden gegeven als er een actieve infectie in of rond het gewricht aanwezig is. Het preparaat mag niet worden gebruikt om gewrichtspijn te behandelen die voortkomt uit infecties zoals gonokokken- of tuberculeuze artritis.
De belasting op verrekte gewrichten moet verlicht worden nadat de injectie is gegeven om overbelasting te voorkomen. Herhaalde injecties kunnen het gewricht beschadigen. Er kan ernstige gewrichtsdestructie met botnecrose optreden als er gedurende een lange tijdsperiode herhaalde intra-articulaire injecties worden gegeven.
Bij langdurige corticosteroïdbehandeling kan steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie ontstaan, die nog maanden na staken van de behandeling kan aanhouden. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Tijdens langdurige behandeling kan een tijdelijke dosisstijging nodig zijn in geval van bijkomende aandoeningen, letsel of operaties; na staken van de behandeling kan het in deze situaties nodig zijn om tijdelijk weer met corticosteroïden te behandelen.
Bij gebruik van glucocorticoïden bestaat een verhoogde gevoeligheid voor infecties met maskering van de klinische verschijnselen van infectie en ontsteking. Waterpokken, mazelen of andere overdraagbare ziekten kunnen bij niet-immune patiënten een ernstig beloop hebben; blootgestelde patiënten direct onder medische behandeling stellen.
Wees voorzichtig bij colitis ulcerosa, diverticulitis, recente darmanastomosen, peptisch ulcus in de anamnese, nierinsufficiëntie, cirrose, diabetes mellitus, hypothyreoïdie, glaucoom, hypertensie, hartfalen, acute coronaire ziekte, tromboflebitis, trombo-embolie, exantheem, osteoporose, metastaserend carcinoom, myasthenia gravis, psychose in de anamnese en infecties die niet met antibiotica behandeld kunnen worden.
Bij kinderen die langdurig worden behandeld met corticosteroïden de groei en ontwikkeling nauwlettend volgen.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Prednison zelf is onwerkzaam en wordt in de lever omgezet in de werkzame stof prednisolon, dat glucocorticoïde eigenschappen heeft; de mineralocorticoïde werking is gering.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. Na resorptie vindt omzetting plaats in het actieve prednisolon (first-pass-metabolisme). |
T max | 1–2 uur (prednisolon). |
Eiwitbinding | ca. 90% (prednisolon), met hoge affiniteit voor transcortine en lage affiniteit voor albumine. Bij doses > 10 mg wordt de bindingscapaciteit van transcortine in toenemende mate uitgeput en is meer vrij prednisolon aanwezig. Dit kan resulteren in een snellere metabolische eliminatie. |
Metabolisering | in de lever tot werkzaam prednisolon. Prednisolon wordt vervolgens verder gemetaboliseerd, o.a. door reductie en glucuronidering. |
Eliminatie | als metabolieten met de urine. |
T 1/2el | 2–4 uur (prednisolon), bij ernstige leverfunctiestoornis kan deze verlengd zijn. |
Overig | de biologische halfwaardetijd = 12–36 uur (prednisolon). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Corticosteroïd met glucocorticoïde eigenschappen; de mineralocorticoïde werking is gering.
Kinetische gegevens
Overig | prednisolonnatriumsuccinaat (Di-Adreson-F aquosum) wordt na toediening snel door esterasen omgezet in prednisolon. |
Resorptie | goed. |
T max | oraal 1–2 uur. |
Eliminatie | vnl. met de urine als vrije en geconjugeerde metabolieten, en een aanzienlijke hoeveelheid onveranderd prednisolon. |
T 1/2 | 2–4 uur. Biologische halfwaardetijd = 12–36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch glucocorticoïd met zeer geringe mineralocorticoïde eigenschappen. Plaatselijke injectie heeft een anti-inflammatoir effect.
De hexacetonide-ester is bijna onoplosbaar in water, zodat het oplossen langzaam verloopt en het effect in het weefsel van de injectieplaats langdurig aanhoudt. Veelal treedt het effect na 24 uur in en houdt dan circa 4–6 weken aan.
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
prednison hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- triamcinolon (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
prednisolon (systemisch) hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolon (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk
Groepsinformatie
triamcinolonhexacetonide hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolon (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- astma, aanvalsbehandeling
- colitis ulcerosa
- contacteczeem
- COPD, aanvalsbehandeling
- jicht
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- ziekte van Crohn
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- astma, aanvalsbehandeling
- colitis ulcerosa
- contacteczeem
- COPD, aanvalsbehandeling
- jicht
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- ziekte van Crohn