Farmacotherapeutisch Kompas

U bevindt zich hier:

Farmacotherapeutisch Kompas Geneesmiddelen
Wis invoer

Uitbreiden…

Open/sluiten

Welke geneesmiddelen wilt u aan de vergelijking toevoegen?

tramadol

Opioïden N02AX02

Sluiten

fentanyl (transdermaal)

Opioïden N02AB03

Sluiten

remifentanil

Opioïden N01AH06

Sluiten

buprenorfine

Opioïden N02AE01

Sluiten

morfine (retard)

Opioïden N02AA01

Sluiten

alfentanil

Opioïden N01AH02

Sluiten

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Tramadol (hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Bruistablet
Sterkte
50 mg

Kan aspartaam bevatten; 8–10 mg, overeenkomend met 4,4–5,5 mg fenylalanine.

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
50 mg
Toedieningsvorm
Capsule met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
50 mg, 100 mg, 150 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Druppelvloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
10 ml
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
100 mg, 150 mg, 200 mg
Toedieningsvorm
Zetpil
Sterkte
100 mg

Tramagetic (hydrochloride) Mundipharma Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'Once-Daily'
Sterkte
200 mg, 300 mg

Tramal (hydrochloride) Grünenthal bv

Toedieningsvorm
Capsule
Sterkte
50 mg
Toedieningsvorm
Druppelvloeistof
Sterkte
100 mg/ml
Verpakkingsvorm
10 ml

Bevat tevens: glycerol en propyleenglycol (150 mg/ml).

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
50 mg/ml
Verpakkingsvorm
2 ml
Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte 'Retard'
Sterkte
100 mg, 150 mg, 200 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Durogesic Janssen-Cilag bv

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '12'
Sterkte
12 microg/uur
Verpakkingsvorm
5,25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '25'
Sterkte
25 microg/uur
Verpakkingsvorm
10,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '50'
Sterkte
50 microg/uur
Verpakkingsvorm
21 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '75'
Sterkte
75 microg/uur
Verpakkingsvorm
31,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '100'
Sterkte
100 microg/uur
Verpakkingsvorm
42 cm²

Alle pleisters bevatten 0,4 mg/cm².

Fentanyl pleister Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '12'
Sterkte
12 microg/uur
Verpakkingsvorm
3,75–5,25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '25'
Sterkte
25 microg/uur
Verpakkingsvorm
7,5–10,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '37'
Sterkte
37 microg/uur
Verpakkingsvorm
15,75 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '50'
Sterkte
50 microg/uur
Verpakkingsvorm
15–21 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '75'
Sterkte
75 microg/uur
Verpakkingsvorm
22,5–31,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte '100'
Sterkte
100 microg/uur
Verpakkingsvorm
30–42 cm²

De pleisters bevatten productafhankelijk 0,25–0,55 mg/cm².

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Remifentanil (als hydrochloride) XGVS Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Poeder voor concentraat voor infusie- of injectievloeistof
Sterkte
1 mg, 2 mg, 5 mg

Bevat tevens: glycine.

Ultiva (als hydrochloride) XGVS Aspen Netherlands bv

Toedieningsvorm
Poeder voor concentraat voor infusie- of injectievloeistof
Sterkte
1 mg, 2 mg, 5 mg

Bevat tevens: glycine.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Buprenorfine Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 3 of voor 4 dagen
Sterkte
35 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²

Kan tevens sojaolie bevatten (16 mg).

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 3 of voor 4 dagen
Sterkte
52,5 microg/uur
Verpakkingsvorm
37,5 cm²

Kan tevens sojaolie bevatten (24 mg).

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 3 of voor 4 dagen
Sterkte
70 microg/uur
Verpakkingsvorm
50 cm²

Kan tevens sojaolie bevatten (32 mg).

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
5 microg/uur
Verpakkingsvorm
6,25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
10 microg/uur
Verpakkingsvorm
12,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
15 microg/uur
Verpakkingsvorm
18,75 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
20 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²

BuTrans Mundipharma Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
5 microg/uur
Verpakkingsvorm
6,25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
10 microg/uur
Verpakkingsvorm
12,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 7 dagen
Sterkte
20 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²

Temgesic (als hydrochloride) Indivior Europe Limited

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,3 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 1 ml
Toedieningsvorm
Oromucosale tablet 'SL'
Sterkte
0,2 mg

Transtec Grünenthal bv

Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 4 dagen
Sterkte
35 microg/uur
Verpakkingsvorm
25 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 4 dagen
Sterkte
52,5 microg/uur
Verpakkingsvorm
37,5 cm²
Toedieningsvorm
Pleister met gereguleerde afgifte voor 4 dagen
Sterkte
70 microg/uur
Verpakkingsvorm
50 cm²

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Morfine retardtablet (sulfaat of hydrochloride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
10 mg, 30 mg, 60 mg, 100 mg, 200 mg

MS Contin (sulfaat) Mundipharma Pharmaceuticals bv

Toedieningsvorm
Tablet met gereguleerde afgifte
Sterkte
10 mg, 15 mg, 30 mg, 60 mg, 100 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Samenstelling

Alleen de belangrijkste hulpstoffen worden genoemd. Raadpleeg altijd de productinformatie van CBG/EMA voor een compleet overzicht van hulpstoffen.

Rapifen (als hydrochloride) Piramal critical care

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,5 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml, 10 ml

Alfentanil Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
0,5 mg/ml
Verpakkingsvorm
ampul 2 ml, ampul 10 ml

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Volg bij acute en chronische nociceptieve pijn een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.

Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).

Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.

Offlabel: De behandeling van artrose bestaat vooral uit niet-medicamenteuze adviezen. Oefentherapie en gewichtsverlies bij overgewicht zijn de belangrijkste adviezen. Geef in perioden met ernstige pijn pijnstilling in opeenvolgende stappen. Begin bij acute en chronische (gewrichts)pijn met paracetamol en/of een lokaal NSAID (minder bijwerkingen dan orale NSAID’s). Geef bij onvoldoende effect een systemisch NSAID, bij voorkeur een klassiek NSAID (naproxen, ibuprofen, diclofenac) in combinatie met paracetamol en bij risicogroepen een maagbeschermer. Door de combinatie met paracetamol volstaat een lagere dosering NSAID met bijgevolg minder risico op bijwerkingen. Intra-articulaire injecties met corticosteroïden en/of hyaluronzuur kunnen bij verergering van klachten worden overwogen, hoewel klinisch relevante effectiviteit en het effect op lange termijn onvoldoende is aangetoond. Opioïden (morfine p.o.) zijn alleen bij ernstige pijn bij artrose en bij kortdurend gebruik een alternatief voor paracetamol en NSAID’s. Houd bij het voorschrijven van opioïden rekening met het risico op gewenning en afhankelijkheid. Chronisch gebruik van morfine wordt afgeraden. Tramadol is bij artrose een alternatief voor paracetamol en NSAID’s.

Offlabel: Bij diabetische neuropathische pijn is tramadol een alternatief in de tweedelijnszorg voor een TCA, pregabaline, gabapentine of duloxetine.

Advies

Volg bij pijnbehandeling een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.

Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal (fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).

Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.

Pleister: bij de behandeling van chronische pijn bij kanker zal de keuze steeds individueel worden bepaald. Indien een opioïd is geïndiceerd gaat de voorkeur uit naar oraal morfine met gereguleerde afgifte. Transdermaal fentanyl kan in aanmerking komen bij slikklachten. Nadelen van de pleister zijn dat vooral in de beginfase van de behandeling relatief vaak additionele medicatie met een kortwerkend opioïd nodig is, en de lange halfwaardetijd in geval van het optreden van bijwerkingen.

Advies

Pijn: remifentanil wordt gebruikt tijdens inductie of onderhoud van algehele anesthesie en bij kunstmatig beademde intensivecare-patiënten. Er is voor deze toepassing geen advies vastgesteld.

Advies

Volg bij pijnbehandeling een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.

Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).

Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.

Het gebruik van buprenorfine in de eerstelijnszorg wordt afgeraden vanwege onvoldoende ervaring met dit middel en geen bewezen voordelen ten opzichte van morfine of fentanyl, en bovendien hogere kosten (NHG-Standaard Pijn, herziene versie november 2016).

Offlabel: Voor de toepassing van de oromucosaal buprenorfine bij matige tot ernstige chronische pijn bij kanker is minder klinisch bewijs beschikbaar dan voor de pleister. Alleen bij slikproblemen (bv. door tumoren in het hoofd-/halsgebied) kan oromucosaal buprenorfine een alternatief vormen voor oraal morfine in lage dosering.

Advies

Volg bij pijnbehandeling een stapsgewijze aanpak en ga bij onvoldoende pijnstilling, contra-indicaties of een specifieke indicatie over naar de volgende stap.

Begin met paracetamol. De volgende stap is een NSAID (diclofenac, ibuprofen of naproxen) eventueel in combinatie met paracetamol. De daaropvolgende stap is tramadol, bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De volgende stap is een sterkwerkend opioïd, oraal (morfine) of transdermaal (fentanylpleister), bij voorkeur in combinatie met paracetamol of een NSAID. De laatste medicamenteuze stap is subcutane of intraveneuze toediening van een sterkwerkend opioïd (morfine).

Bij pijn met een oncologische oorzaak wordt meestal gelijk met sterkwerkende opioïden gestart, bij voorkeur gecombineerd met paracetamol en/of een NSAID. Zorg bij doorbraakpijn dat, naast een effectieve onderhoudsbehandeling, ook snelwerkende pijnstilling als rescue-medicatie beschikbaar is (wees bedacht op het sterk verslavende effect). Neem eventueel contact op met het palliatieteam.

Advies

De toepassing van alfentanil is beperkt. Alfentanil wordt als analgeticum gebruikt tijdens anesthesie bij kortdurende en poliklinische ingrepen en in combinatie met een hypnoticum om anesthesie bij kinderen in te leiden.

Indicaties

  • Acute en chronische, matige tot ernstige pijn.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn
  • artrose
  • neuropathische pijn

Indicaties

Pleister:

  • Ernstige chronische pijn bij volwassenen en kinderen vanaf twee jaar bij wie langdurige toediening van opioïden vereist is.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Indicaties

Analgeticum tijdens inductie en/of onderhoud van de algehele anesthesie. Analgeticum voor kunstmatig beademde intensivecare-patiënten van 18 jaar en ouder.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Indicaties

  • Injectie en oromucosale tablet: postoperatieve pijn bij niet-ambulante patiënten;
  • Offlabel: Oromucosale tablet: matige tot ernstige chronische pijn bij kanker;
  • 3-daagse pleister: matige tot ernstige chronische pijn bij kanker;
  • 3-daagse en 4-daagse pleister: ernstige chronische pijn die niet reageert op behandeling met een niet-opioïd;
  • 7-daagse pleister: matige chronische niet-maligne pijn als een opioïd vereist is, om adequate pijnstilling te bereiken.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Indicaties

  • Chronische hevige pijn, die niet anders dan met opioïden kan worden behandeld.
  • Offlabel: ernstige dyspneu bij palliatieve patiënten met COPD wanneer luchtwegverwijders en corticosteroïden geen verlichting meer geven.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Indicaties

Volwassenen

  • Analgeticum tijdens anesthesie bij kortdurende en poliklinische ingrepen; voor inductie van anesthesie en/of onderhoud van algehele anesthesie.

Kinderen vanaf de geboorte

  • In combinatie met een hypnoticum om anesthesie in te leiden.
  • Als opioïde analgeticum in combinatie met algehele anesthesie en voor zowel kort- als langdurende operatieve ingrepen.

Gerelateerde informatie

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Dosering

De druppelvloeistof bevat 2,5 mg tramadol per druppel (100 mg = 40 druppels, 50 mg = 20 druppels, 12,5 mg = 5 druppels).

De dosering aanpassen aan de ernst van de pijn en de individuele gevoeligheid van de patiënt.

Klap alles open Klap alles dicht

Acute pijn en chronische pijn:

Volwassenen en kinderen > 12 j.:

Oraal: begindosering 50–100 mg iedere 4 tot 6 uur, maximaal 400 mg/dag. Volgens de NHG-Standaard Pijn: volwassenen begindosering 50 mg 1 tot 4 ×/dag, zo nodig elke 3 tot 5 dagen verhogen tot maximaal 400 mg per dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens bij kinderen van 12 tot 18 jaar: 50–100 mg zo nodig maximaal 4×/dag, maximaal 400 mg per dag. Retardcapsule/tablet: 50–100 mg 2×/dag òf 200 mg ('Once-Daily') 1×/dag, bij onvoldoende pijnstilling geleidelijk verhogen tot 150–200 mg (Retardtablet) 2×/dag òf 400 mg ('Once-Daily') 1×/dag.

Rectaal: 100 mg 3–4×/dag. De maximale dosering bedraagt 400 mg per dag, behalve in speciale klinische omstandigheden.

Parenteraal: 50–100 mg iedere 4–6 uur langzaam i.v. injectie (50 mg per 1–2 min) of i.m. of als infuus.

Ouderen:

Oraal: volgens de NHG-Standaard Pijn: begindosering 10 tot 25 mg 1 tot 4 ×/dag, zo nodig langzaam verhogen tot maximaal 100 mg/dag.

Parenteraal > 75 jaar: bij verlengde uitscheiding het toedieningsinterval naar behoefte verlengen.

Kinderen 1–12 j.:

Oraal (druppels): Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens bij kinderen: 1–2 mg/kg lichaamsgewicht als druppelvloeistof zo nodig maximaal 4×/dag, max. 8 mg/kg met een maximum van 100 mg/dosis en 400 mg/dag. Richtlijn voor de orale dosering in druppels: 1 jaar = 10 kg: 4–8 druppels; 3 jaar = 15 kg: 6–12 druppels; 6 jaar = 20 kg: 8–16 druppels; 9 jaar = 30 kg: 12–24 druppels; 11 jaar = 45 kg: 18–36 druppels.

Rectaal: volgens het Kinderformularium van het NKFK bij kinderen van 1–12 jaar: 1–2 mg/kg/dosis zo nodig maximaal 4×/dag en maximaal 100 mg/dosis; 12–18 jaar: 100 mg/dosis zo nodig maximaal 4×/dag.

I.v.: 1–12 jaar: 1–2 mg/kg/dosis zo nodig, maximaal 8 mg/kg/dag, maximaal 400 mg/dag. Volgens het Kinderformularium van het NKFK als alternatief: continu infuus: 2–2,5 mg/kg als bolus, dan 0,1–0,25 mg/kg/uur continu infuus; 12–18 jaar: 50–100 mg/dosis zo nodig maximaal 400 mg/dag. Alternatief: continu infuus: 2–2,5 mg/kg als bolus, dan 0,1–0,25 mg/kg/uur continu infuus.

Bij lever- of nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min): overweeg het toedieningsinterval te verlengen aan de hand van de behoefte van de patiënt; gebruik van de retardtablet wordt hierbij niet aangeraden. De NHG-Standaard Pijn raadt een toedieningsinterval van 12 uur aan en een maximum van 2×/dag 100 mg.

Bij CYP2D6-polymorfismen: pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.

Toedieningsinformatie: de bruistabletten voor gebruik oplossen in water. De Retardcapsule, Retardtablet of Once-Daily tablet heel innemen zonder kauwen met voldoende vloeistof. De druppelvloeistof innemen met vloeistof of op suiker. Bij slikstoornissen de bruistablet, druppelvloeistof of zetpil gebruiken (directe afgifte) of zo nodig de Retardcapsules openen en de pellets met voldoende vloeistof zonder kauwen doorslikken (gereguleerde afgifte).

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Chronische hevige pijn (pleister):

Volwassenen en kinderen > 16 jaar:

Begindosering bij nog niet met opioïden behandelde patiënten: 12 microg/uur elke 48–72 uur. Doseringstitratie vindt in de regel plaats met stappen van 12 of 25 microg/uur fentanyl, rekeninghoudend met de behoefte aan analgesie. Bij incidentele opleving van de pijn kunnen supplementaire doses van een kortwerkend opioïd nodig zijn. Bij doseringen > 300 microg/uur fentanyl kunnen bijkomende of alternatieve methoden voor opioïdtoediening nodig zijn. Bij verlies van een pleister kan deze worden vervangen door een nieuwe pleister te plakken op een ander lichaamsdeel, vanaf het moment van vervanging gaat de doseringstermijn van 72 uur weer in.

Bij patiënten die al opioïden ontvingen moet voor omrekening eerst de analgetische behoefte per etmaal worden berekend; deze wordt omgerekend in een equi-analgetische dosis morfine. Voor patiënten die behoefte hebben aan afwisseling van opioïden of voor klinisch minder-stabiele patiënten: de conversieverhouding van oraal morfine naar transdermaal fentanyl is ongeveer gelijk aan 150:1. Dat houdt in dat een dosis < 90 mg morfine/etmaal overeenkomt met een pleister fentanyl van 12 microg/uur, 90-134 mg oraal morfine/etmaal met fentanyl 25 microg/uur, 135–224 mg oraal morfine/etmaal met fentanyl 50 microg/uur, 225–314 mg oraal morfine/etmaal met fentanyl 75 microg/uur, 315–404 mg oraal morfine met fentanyl 100 microg/uur, etc. Voor patiënten die al stabiel zijn ingesteld en de opioïdbehandeling goed verdragen: de conversieverhouding van oraal morfine naar transdermaal fentanyl is ongeveer gelijk aan 100:1. Dat houdt in dat een dosis ≤ 44 mg morfine/etmaal overeenkomt met een pleister fentanyl van 12 microg/uur, 45-89 mg morfine/etmaal met fentanyl 25 microg/uur, morfine 90-149 mg/etmaal met fentanyl 50 microg/uur, morfine 150-209 mg/etmaal met fentanyl 75 microg/uur, morfine 210-269 mg/etmaal met fentanyl 100 microg/uur, etc. Voor doseringen boven 100 microg/uur fentanyl kunnen meerdere pleisters worden gebruikt.

Kinderen 2–16 jaar:

Alleen toepassen bij kinderen die al ten minste het equivalent van 30 mg morfine per etmaal krijgen toegediend. Voor berekening van de dosering eerst de analgetische behoefte per etmaal berekenen in een equi-analgetische dosis morfine. Bij een dosering < 45 mg oraal morfine/etmaal starten met fentanyl 12 microg/uur ; bij 45–90 mg oraal morfine/etmaal met fentanyl 25 microg/uur. Voor de omrekening van doseringen > 90 mg oraal morfine/etmaal zijn er weinig klinische gegevens.

Toedieningsinformatie: breng de pleister met de vlakke hand aan en druk gedurende 30 seconden krachtig aan. Elke nieuwe pleister op een andere huidplek dan de vorige aanbrengen. Bewaar de pleister in het oorspronkelijke zakje ter bescherming tegen licht. Gebruik geen geknipte of anderszins beschadigde pleister. Vouw de gebruikte pleister na het verwijderen dubbel met de kleefzijde naar binnen, doe terug in het zakje en lever in bij de apotheek. Ook eventuele ongebruikte pleisters terugbrengen naar de apotheek.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Als analgeticum tijdens algehele anesthesie:

Volwassenen:

Inductie: (samen met een standaarddosis van een hypnoticum): continue i.v. infusie: 0,5–1 microg/kg/min, met of zonder initiële langzame bolusinjectie van 1 microg/kg over minimaal 30 seconden toegediend. Bij endotracheale intubatie later dan 8–10 min na start remifentanil infusie is een bolusinjectie niet noodzakelijk. Onderhoudsdosering na endotracheale intubatie: aanvankelijk 0,25 microg/kg/min bij gebruik van isofluraan (aanvangsdosis 0,5 MAC) of propofol (aanvangsdosis 100 microg/kg/min), of 0,4 microg/kg/min bij gebruik van lachgas (66%). Max. 2 microg/kg/min. Pas de snelheid van toediening gedurende de anesthesie zo nodig elke 2–5 min aan, naar boven titreren in stappen van 25% tot 100% en naar beneden titreren in stappen van 25% tot 50%. In reactie op een te lichte anesthesie kan iedere 2–5 min een aanvullende langzame bolusinjectie worden gegeven. Bij volwassen patiënten die kunstmatig worden beademd, kan remifentanil ook worden toegediend door 'Target Controlled Infusion' (TCI).

Kinderen 1–12 jaar:

Bolusinjectie 1 microg/kg gedurende minimaal 30 seconden. Onderhoudsdosering (bij gelijktijdige toediening van lachgas + zuurstof in een verhouding 2:1): aanvangssnelheid 0,25 microg/kg/min; onderhoudsdosering bij gebruik halothaan (aanvangsdosis 0,3 MAC): 0,05–1,3 microg/kg/min, bij gebruik van isofluraan (aanvangsdosis 0,5 MAC) 0,06–0,9 microg/kg/min, bij gebruik van sevofluraan (aanvangsdosis 0,3 MAC) 0,05–0.9 microg/kg/min en bij gebruik van uitsluitend lachgas (70%) 0,4–3 microg/kg/min. Bij gebruik van een continu infuus zonder bolusinjectie de ingreep niet eerder dan 5 min na aanvang van het infuus starten.

Ouderen (> 65 j.):

beginnen met de helft van de dosis zoals bij volwassenen, vervolgens te titreren op geleide van het effect.

Anesthesie bij hartchirurgie:

Volwassenen:

gebruik rondom inductie/intubatie: intraveneus als continue infusie: begindosering 1 microg/kg/min, een bolusinjectie worden ontraden. Onderhoudsdosering: bij gebruik van isofluraan (aanvangsdosis 0,4 MAC) 0,003–4 microg/kg /min en bij gebruik van propofol (aanvangsdosis 50 micro/kg/min) 0,01–4,3 microg/kg/min; bij voortzetting van postoperatieve analgesie vóór extubatie tot 1 microg/kg/min. Indien nodig kunnen gedurende algehele anesthesie langzame bolusdoses worden toegediend. Voor patiënten waarbij de risico's groter zijn, zoals bij slechte hartkleppen, slechte ventriculaire functie of hypotherme cardiopulmonaire 'bypass', geldt een maximale bolusdosis van 0,5 microg/kg/min. Postoperatief de infusiesnelheid op de laatst gebruikte intra-operatieve snelheid houden; vóór het beëindigen van de toediening de infusiesnelheid met tijdsintervallen van ten minste 10 min in stappen van 25% verminderen. Remifentanil kan bij deze indicatie ook worden toegediend door 'Target Controlled Infusion' (TCI).

Anesthesie tijdens spontane ademhaling:

Volwassenen:

0,04 microg/kg/min met titratie op geleide van het effect. Infusiesnelheden in een range van 0,025–0,1 microg/kg/min zijn onderzocht. Bolusinjecties zijn hierbij niet aanbevolen. Bij beëindigen van de toediening de infusiesnelheid verlagen tot 0,1 microg/kg/min en vervolgens elke 5 min verhogen of verlagen met max. 0,025 microg/kg/min op geleide van de mate van analgesie en de ademhalingsfrequentie. Bij een dosering < 0,1 microg/kg/min kan de toediening worden gestaakt.

Analgeticum voor kunstmatig beademde intensivecare-patiënten gedurende max. 3 dagen:

Volwassenen:

begindosering: intraveneus als infusie met 0,1–0,15 microg/kg/min. De infusiesnelheid titreren met stappen van 0,025 microg/kg/min (met > 5 min tussen doseringsaanpassingen) om gewenste diepte van de analgesie te bereiken. Indien een infusiesnelheid van 0,2 microg/kg/min wordt bereikt en sedatie nodig is, wordt aanbevolen met toediening van een geschikt sedativum te starten. Aanbevolen aanvangsdoseringen propofol en midazolam zijn respectievelijk: tot 0,5 mg/kg bolus en 0,5 mg/kg/uur voor propofol en tot 0,03 mg/kg bolus en 0,03 mg/kg/uur voor midazolam. Indien aanvullende analgesie is vereist bij stimulerende of pijnlijke behandelingen minimaal 5 min voor aanvang de infusiesnelheid op ten minste 0,1 microg/kg/min handhaven. Verdere doseringsaanpassingen gedurende continue infusie, waaronder die tijdens stimulerende of pijnlijke behandelingen, kunnen elke 2–5 min in stappen van 25–50% worden gemaakt, met een doseringsrange van 0,006 microg/kg/min tot maximaal 0,74 microg/kg/min. Gemiddeld is 0,25 microg/kg/min nodig om te voorzien in aanvullende analgesie tijdens stimulerende behandelingen. Voorafgaand aan extubatie de infusiesnelheid in stappen verlagen tot 0,1 microg/kg/min over een periode tot 1 uur. Na extubatie de infusiesnelheid in stappen van 25% verminderen in tijdsintervallen van ten minste 10 min. Bij beëindiging van de toediening de intraveneuze canule afsluiten of verwijderen om onbedoelde toediening te voorkomen.

Bij overgewicht doseren op basis van het ideale lichaamsgewicht, zowel bij algehele anesthesie als bij hartchirurgie. Bij toediening door 'Target Controlled Infusion' (TCI) volgens het Minto-model is onderschatting mogelijk van de berekende 'lean body mass' bij vrouwen met een BMI hoger dan 35 kg/m² en bij mannen met een BMI hoger dan 40 kg/m², waardoor onderdosering zou kunnen optreden. Remifentanil niet gebruiken als analgeticum tijdens procedures waarin patiënten bij bewustzijn blijven of die geen beademing krijgen.

Toedieningsinformatie

  • Uitsluitend bedoeld voor i.v.-toepassing.
  • Er is 5–10 min na beëindigen van de toediening van remifentanil geen activiteit van het opioïd meer aanwezig.
  • Alleen toedienen met de aanbevolen infusievloeistoffen. Niet mengen met andere middelen

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Postoperatieve pijn:

Volwassenen:

Begindosering 0,3–0,6 mg parenteraal (i.m. of langzaam i.v.) of 4 microg/kg lichaamsgewicht.

Zo nodig iedere 6–8 uur herhalen óf de behandeling voortzetten met 0,4 mg oromucosaal iedere 6 uur, indien mogelijk verlagen tot 0,2 mg iedere 6 uur.

Ouderen:

Oromucosaal: 0,2 mg 1–4×/dag. Voor i.m. of i.v. toediening is meestal geen dosisaanpassing nodig bij een leeftijd > 65 jaar; wees wel voorzichtiger naarmate de leeftijd stijgt.

Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig. Verlaag de startdosering bij een matige leverfunctiestoornis (bv. oromucosaal: 0,2 mg) en titreer zorgvuldig; buprenorfine (met uitzondering van pleisters) is gecontra-indiceerd bij een ernstige leverfunctiestoornis.

Verminderde nierfunctie: Bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is dosisaanpassing in het algemeen niet nodig; wees voorzichtig bij een ernstige nierfunctiestoornis (GFR < 30 ml/min).

Matige tot ernstige pijn bij kanker:

Volwassenen:

Transdermaal: 3-daagse pleister: bij nog niet met opioïden behandelde patiënten wordt up-titratie met oromucosale tabletten aanbevolen. Voor dosisbepaling geldt dat 0,4–0,8 mg oromucosaal overeenkomt met een 3-daagse pleister 35 microg/uur, 0,8–1,2 mg oromucosaal met 52,5 microg/uur, 1,2–1,6 mg oromucosaal met 70 microg/uur en 1,6–3,2 mg oromucosaal met 2 pleisters van 70 microg/uur. Begindosering 35 microg/uur, vervolgens individueel titreren tot voldoende analgetisch effect; max. 2 pleisters tegelijk aanbrengen. Bij overschakeling van orale of parenterale opioïden kan bij behandeling met een opioïd in een dosering die overeenkomt met 120 mg morfine oraal/dag worden gestart met 52,5 microg/uur. Voorgaande pijnstilling gedurende de eerste 12 uur van het gebruik van de pleister voortzetten. Tijdens titratie moet voldoende aanvullende snelwerkende pijnmedicatie beschikbaar zijn totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister na uiterlijk 72 uur vervangen.

Offlabel: oromucosaal: 0,2–0,4 mg 3–4×/dag.

Matige chronische niet-maligne pijn:

Volwassenen (incl. ouderen):

Transdermaal: 7-daagse pleister: begindosering 5 microg/uur; de eerste 3 dagen de dosering niet verhogen omdat na 3 dagen het maximale effect wordt bereikt. Daarna titreren op basis van analgetische respons en behoefte aan aanvullende pijnmedicatie. De dosis kan worden verhoogd door de pleister te vervangen door een grotere pleister of een combinatie van twee pleisters, tot een maximum van 40 microg/uur (2 pleisters van 20 microg/uur). Tijdens start en titratie zo nodig aanvullende kortwerkende pijnmedicatie gebruiken totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister iedere zevende dag vervangen.

Ernstige chronische pijn:

Volwassenen (incl. ouderen):

Transdermaal: 4-daagse pleister: individueel. Begindosering bij nog niet met opioïden behandelde patiënten: 35 microg/uur, vervolgens individueel titreren tot voldoende analgetisch effect; max. 2 pleisters tegelijk aanbrengen. Bij patiënten die al opioïden ontvingen voor omrekening eerst de analgetische behoefte per 24 uur berekenen. Voor omrekening geldt bv. dat 30–60 mg oraal morfine/24 uur overeenkomt met ongeveer 1 pleister buprenorfine 35 microg/uur; 90 mg morfine met 52,5 microg/uur; 120 mg morfine met 70 microg/uur; en 240 mg morfine met 2 pleisters van 70 microg/uur; uit klinische ervaring blijkt dat bij overschakeling van orale of parenterale opioïden in een dosering die overeenkomt met 120 mg morfine oraal/dag of hoger kan worden gestart met buprenorfine 52,5 microg/uur of hoger. Voorgaande pijnstilling gedurende de eerste 12 uur van het gebruik van de pleister voortzetten. Tijdens titratie moet voldoende aanvullende snelwerkende pijnmedicatie beschikbaar zijn totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister na uiterlijk 96 uur vervangen, bv. 2× per week op een vast tijdstip.

3-daagse pleister: bij nog niet met opioïden behandelde patiënten wordt up-titratie met oromucosale tabletten aanbevolen. Voor dosisbepaling geldt dat 0,4–0,8 mg oromucosaal overeenkomt met een 3-daagse pleister 35 microg/uur, 0,8–1,2 mg oromucosaal met 52,5 microg/uur, 1,2–1,6 mg oromucosaal met 70 microg/uur en 1,6–3,2 mg oromucosaal met 2 pleisters van 70 microg/uur. Begindosering 35 microg/uur, vervolgens individueel titreren tot voldoende analgetisch effect; max. 2 pleisters tegelijk aanbrengen. Bij overschakeling van orale of parenterale opioïden kan bij behandeling met een opioïd in een dosering die overeenkomt met 120 mg morfine oraal/dag worden gestart met 52.5 microg/uur. Voorgaande pijnstilling gedurende de eerste 12 uur van het gebruik van de pleister voortzetten. Tijdens titratie moet voldoende aanvullende snelwerkende pijnmedicatie beschikbaar zijn totdat het analgetisch effect van de pleister is bereikt. De pleister na uiterlijk 72 uur vervangen.

Toedieningsinformatie:

  • Tablet: onder de tong laten oplossen, dit kan 5–10 min duren.
  • Pleister: aanbrengen op droge, niet-behaarde, niet-geïrriteerde en niet-bestraalde huid van het bovenlichaam, elke keer op een andere plek: bij de 3- en 4-daagse pleister de plek minstens een week overslaan; bij de 7-daagse pleister minstens 3–4 weken. Bij herhaalde toediening op dezelfde plek neemt de blootstelling aan buprenorfine aanzienlijk toe. De pleisters niet blootstellen aan overmatige warmte (bv. elektrische deken, verwarmd waterbed, sauna). De pleisters niet doorknippen of splitsen. De pleister direct na openen van de sachet aanbrengen. Als de randen van de pleister voortijdig loskomen, kunnen ze worden vastgezet met voor de huid geschikt tape. De pleister na gebruik dubbelvouwen met het plakgedeelte naar binnen. Bij switchen naar een ander opioïde, na verwijdering van een buprenorfinepleister het nieuwe opioïde pas na 24 uur toedienen.
  • Injectievloeistof: toedienen als i.m injectie of trage i.v.-injectie.

Dosering

Klap alles open Klap alles dicht

Pijn:

Volwassenen:

Begindosering 10–30 mg 2×/dag, bij een lichaamsgewicht > 50 kg doorgaans 30 mg 2×/dag en bij een lichaamsgewicht < 50 kg, als ook bij ouderen, 20 mg 2×/dag; de dosering verhogen op geleide van de pijn en het optreden van tolerantie.

Kinderen:

Begindosering (bij kanker): 0,2–0,4 mg/kg lichaamsgewicht elke 12 uur, zo nodig verhogen op geleide van de pijn. Doseergegevens volgens het Kinderformularium van het NKFK: bij chronische pijn 12–18 j.: 30 mg 2×/dag, 7–11 j.: 20 mg 2×/dag, 2–6 j.: 10 mg 2×/dag, bij onvoldoende effect de dosering stapsgewijs verhogen.

Offlabel: Ernstige dyspneu in de palliatieve fase bij patiënten met COPD:

Volwassenen:

Volgens de LAN-richtlijn ' Palliatieve zorg voor mensen met COPD' (pdf 0,3 MB, p. 4): Startdosering: titreer met morfine 5 mg oraal of 2,5–5 mg s.c., 4–6×/dag. Bij onvoldoende effect: verhoog de dosering met 50%. Onderhoudsdosering: geef de dagdosis in retardvorm. Rescue-medicatie: geef zo nodig 15% van de 24-uursdosering extra (in niet-retardvorm).

Algemeen

De dosering is afhankelijk van de ernst van de pijn en van de reeds gebruikte analgetica. Er bestaat geen maximum wanneer wordt gedoseerd op geleide van de pijn. De dosering kan per 24 uur met 50–100% worden verhoogd.

De behandeling instellen door titratie met een morfinepreparaat met directe afgifte. Bij overschakelen op morfine met gereguleerde afgifte is in totaal dezelfde dagdosis nodig. Bij overschakeling van het ene naar een ander morfinepreparaat met gereguleerde afgifte is opnieuw optitreren noodzakelijk. Bij overschakelen van parenterale toediening op gebruik van orale morfine met gereguleerde afgifte de dagdosis in het algemeen 2–3× verhogen, houd echter rekening met gevoeliger patiënten.

Voor overschakeling van en naar morfine, zie de omrekentabel opioïden in de groepstekst Opioïden, rubriek Toepasbaarheid.

Toedieningsinformatie: de tabletten zonder breken, vermalen of kauwen heel innemen met een interval van 12 uur.

Dosering

Beademingsapparatuur dient beschikbaar te zijn, ook bij kortdurende procedures bij kinderen die uit zichzelf ademen. Om anesthesie in te leiden, combineren met een hypnoticum zoals propofol of thiopental.

De dosering wordt individueel bepaald en is afhankelijk van leeftijd, lichaamsgewicht, fysieke toestand, onderliggende pathologie, gebruik van andere geneesmiddelen, het soort operatieve ingreep en de vorm van anesthesie.

Klap alles open Klap alles dicht

Als analgeticum bij (algehele) anesthesie:

Volwassenen (< 65 jaar) en kinderen vanaf 12 jaar:

Inductie van anesthesie (in combinatie met een standaarddosis van een hypnoticum als propofol of thiopental): de aanbevolen i.v. bolus is bij gezonde volwassenen 10–40 microg/kg lichaamsgewicht.

Onderhoud van anesthesie: Bij een ingreep < 10 minuten: doorgaans volstaat een bolus van 7–30 microg/kg lichaamsgewicht (1,0–4,2 ml bij 70 kg lichaamsgewicht). Als de ingreep toch langer dan 10 minuten duurt, deze dosis aanvullen met doses van 7–15 microg/kg (1,0–2,1 ml bij 70 kg) voor elke 10 tot 15 min of naargelang dit noodzakelijk is. Bij een ingreep van 10–30 minuten: een initiële i.v. bolus van 10–30 microg/kg (1,4–4,2 ml bij 70 kg); bij een ingreep van 30–60 minuten: een bolus van 30–50 microg/kg (4,2–7,0 ml bij 70 kg). Als de ingreep toch langer duurt of pijnlijker blijkt: geef een aanvullende dosis van 10–15 microg/kg (1,4–2,1 ml/70 kg) elke 10–15 minuten (maar, om postoperatieve ademhalingsdepressie te voorkomen, niet tijdens de laatste 10 min van de ingreep), óf als continue infusie met een snelheid van 1 microg/kg lichaamsgewicht/minuut (0,14 ml/70 kg/minuut). Bij een langer durende ingreep: pas de i.v. bolusdosis individueel aan en pas de infusiesnelheid aan op basis van de ernst van de operatieve stimuli en de reacties van de patiënt.

Vóór het einde van de ingreep: Staak de toediening 10 minuten (bij injecties) of 5–10 minuten (bij infusie) voor het einde van de ingreep.

Bij chronisch opioïd-gebruik of een voorgeschiedenis van opioïd-verslaving kan een hogere dosis nodig zijn.

Ouderen > 65 jaar, lever- en nierfunctiestoornis:

Verlaag de dosering bij ouderen en verzwakte patiënten. Bij lever- of nierinsufficiëntie kunnen lagere doses aangewezen zijn. De klaring van alfentanil is onveranderd bij nierfalen; wel is er een grotere vrije fractie, waardoor toch een lagere dosis benodigd kan zijn.

Kinderen < 12 jaar algemeen:

Rapifen en generiek: 'Oudere kinderen' (niet gedefinieerd): voor de inductie van de anesthesie (als aanvulling op propofol of inhalatie-anesthetica) of als analgeticum een i.v. bolusinjectie van 10–20 microg/kg lichaamsgewicht. Geef zonodig aanvullende bolusdoseringen van 5–10 microg/kg lichaamsgewicht. Om analgesie tijdens de ingreep te handhaven een infusiesnelheid van 0,5–2 microg/kg/min toepassen; bij gebruik in combinatie met een i.v. anestheticum ca. 1 microg/kg/min. Voor 'jongere kinderen' (niet gedefinieerd) is vanwege de variabiliteit in respons geen doseeradvies beschikbaar; de dosering titreren op geleide van de respons. Bij neonaten lager doseren; bij baby's, peuters en kinderen tot 12 jaar kan het nodig zijn de infusiesnelheid te verhogen (zie hieronder).

Kinderen van 28 dagen tot en met 11 jaar:

Bij baby's, peuters en kinderen tot 12 jaar kan het nodig zijn de infusiesnelheid te verhogen, in vergelijking met volwassenen en oudere kinderen, vanwege een mogelijk hogere klaring.

Neonaten 0 t/m 27 dagen:

De farmacokinetische eigenschappen zijn erg variabel bij neonaten, vooral bij prematuren. De klaring en eiwitbinding zijn lager; mogelijk moet een lagere dosis alfentanil gegeven worden. Titreer op basis van de respons.

Toedieningsinformatie:

  • Alfetanil wordt toegediend als i.v. bolusinjectie (voor kortdurende ingrepen) óf als bolus aangevuld met stapsgewijs bijkomende doses of als infusie (bij langdurige, pijnlijke operatieve ingrepen).
  • Voor verdunning raadpleeg rubriek 6.6 in de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
  • Draag handschoenen tijdens het openen van de ampul.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Duizeligheid. Asthenie.

Vaak (1-10%): obstipatie, braken. Droge mond, hyperhidrose. Verwardheid, hoofdpijn, slaperigheid, vermoeidheid. Vasodilatatie (door verhoogde serotoninespiegels).

Soms (0,1-1%): druk op de maag en vol gevoel, braakneigingen, diarree. Orthostatische hypotensie of cardiovasculaire collaps (m.n. bij snelle i.v.-toediening of patiënten met stress), cardiovasculaire deregulering (palpitaties, tachycardie). Vermoeidheid. Huiduitslag, jeuk, urticaria, erytheem.

Zelden (0,01-0,1%): dyspneu, allergische reacties (bv. bronchospasme, angio-oedeem), anafylaxie. Bradycardie, hypertensie. Wazig zien, miose, mydriase. Stemmingsveranderingen, hallucinaties, verwardheid, angst, nachtmerries, slaapstoornissen, cognitieve en sensorische stoornissen, tremor, paresthesieën, motorische slapte, coördinatiestoornis, syncope, convulsies. Eetlustveranderingen. Mictiestoornissen (o.a. dysurie, urineretentie). Stijging van leverenzymwaarden.

Zeer zelden (< 0,01%): vertigo, ataxie. Myocardischemie, ECG-afwijkingen. Ademhalingsdepressie kan optreden. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse. Smaakstoornissen, hik.

Verder zijn gemeld: spraakstoornissen, hypoglykemie. Tolerantie en psychische en fysieke afhankelijkheid kunnen optreden. Neonataal abstinentiesyndroom.

Na staken van behandeling met tramadol: ontwenningsverschijnselen als agitatie, angst, nervositeit, slapeloosheid, hyperkinesie, trillen en gastro-intestinale symptomen. Zeer zelden (< 0,01%): paniekaanvallen, ernstige angst, hallucinaties, paresthesieën, tinnitus en ongebruikelijke symptomen van het CZS (verwardheid, wanen, depersonalisatie, derealisatie en paranoia).

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): slaperigheid, duizeligheid, hoofdpijn, maag-darmstoornissen (misselijkheid, braken, obstipatie), asthenie, zweten, jeuk.

Vaak (1-10%): verwardheid, hallucinaties, depressie, angst, abnormale dromen, depersonalisatie, abnormaal denken, bewustzijnsdaling of -verlies, vertigo, hyperacusis, anemie, neutropenie, smaakstoornis, tremor, migraine, anorexie, droge mond, buikpijn, dyspepsie, visusstoornissen, spierpijn, rugpijn, oedeem, vermoeidheid, rillingen, allergische reactie (zwelling, irritatie, erytheem) op de toedieningsplaats.

Soms (0,1-1%): urineretentie, huiduitslag, erytheem, urticaria, dyspneu, hypoventilatie, hypo-esthesie, diarree, flatulentie, ileus, dilatatie galwegen, slaapstoornissen, stemmingsveranderingen, agitatie, nachtmerries, euforie, geheugenverlies, hypo- of hypertensie, brady- of tachycardie, vasodilatatie, myoclonus, loop– en evenwichtsstoornis, coördinatiestoornissen, paresthesie, syncope, coma, convulsies, malaise, trombocytopenie, aandachtstoornis, dysartrie, gezichtsoedeem, alopecia, oculaire hyperemie, tinnitus, slaapapneusyndroom, traagheid, dorst, nervositeit, desoriëntatie, spiertrekkingen, spierzwakte, artralgie, koorts.

Zelden (0,01-0,1%): hik, rinitis, hypocalciëmie, hypoglykemie, hypokaliëmie.

Zeer zelden (< 0,01%): libidoverlies, onthoudingsverschijnselen. (Ernstige) ademhalingsdepressie.

Verder zijn gemeld: androgeen-deficiëntie. Delier.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): spierrigiditeit, hypotensie, misselijkheid, braken.

Vaak (1-10%): bradycardie, post-operatieve hypertensie en rillen, ademhalingsdepressie, apneu, jeuk.

Soms (0,1-1%): hypoxie, obstipatie, eerdere behoefte aan post-operatieve pijnstilling.

Zelden (< 0,1%): sedatie (tijdens herstel na algehele anesthesie), asystolie of hartstilstand (gewoonlijk voorafgegaan door bradycardie) bij combinatie met één of meer anesthetische middelen, allergische reacties (waaronder anafylaxie).

Verder zijn gemeld: afhankelijkheid, convulsies, AV–blok.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

De frequentie en aard van de bijwerkingen kan verschillen per toedieningsvorm.

Zeer vaak (> 10%): met de injectievloeistof treden slaperigheid (bij ca. twee derde) en apathie (waardoor de postoperatieve herstelperiode kan zijn verlengd) het meest frequent op; met de pleisters misselijkheid, erytheem, huiduitslag, oedeem en jeuk (vooral op toedieningsplaats). Met de sublinguale tablet: sedatie, vertigo, misselijkheid.

Vaak (1-10%): dyspneu. Braken, obstipatie, diarree, buikpijn, dyspepsie, anorexie, droge mond. Duizeligheid, hoofdpijn, nervositeit, angst, tremor. Exantheem, hyperhidrose. Vermoeidheid, spierzwakte, asthenie, sufheid.

Soms (0,1-1%): hypo- of hypertensie, syncope, blozen. Hoest, hypoxie. Urineretentie, urine-incontinentie, mictiestoornissen. Libidoverlies. Flatulentie. Verwardheid, depressie, slaapstoornissen, rusteloosheid, eufore stemming, emotionele labiliteit, agressie, geheugenverlies, migraine. Spierpijn, spierspasmen, dysartrie, hypo-esthesie, paresthesie. Tinnitus, vertigo. Koorts, malaise, uitputting. Coma. Tremor. Conjunctivitis. Vertraagde overgevoeligheidsreacties met ontstekingsverschijnselen (bv. contacteczeem). Gewichtsverlies. Ontwenningsverschijnselen. Verhoogde ALAT-waarden.

Zelden (0,01-0,1%): opvliegers, dehydratie, vasodilatatie, orthostatische hypotensie, circulatoire collaps, angina pectoris. Zuurbranden, anorexie, dysgeusie, dysfagie, ileus, diverticulitis. Psychotomimetische effecten (hallucinaties, angst, nachtmerries), concentratiestoornissen, spraakstoornissen, gevoelloosheid, evenwichtsstoornissen. Erectiestoornis. Droge huid, urticaria. Rinitis, hyperventilatie, verergering van astma. Visusstoornissen, droge ogen, ooglid- en gezichtsoedeem. Griepachtige verschijnselen.

Zeer zelden (< 0,01%): tachycardie, palpitaties. Hikken, kokhalzen. Ademhalingsdepressie kan optreden (vooral peri- en onmiddellijk postoperatief). Stemmingsveranderingen, fasciculaties, smaaksstoornissen, miose. Oorpijn. Puisten, blaasjes. Thoracale pijn.

Verder zijn gemeld: anafylactische shock, angio-oedeem. Convulsies. Galkoliek, hepatitis. Bronchospasme. Neonataal abstinentiesyndroom. Depersonalisatie.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): sedering, licht gevoel in het hoofd, onvaste gang. Obstipatie, misselijkheid.

Vaak (1-10%): bradycardie, palpitaties, opvliegers, spasmen. (Orthostatische) hypotensie, duizeligheid. Koliek, buikpijn, braken, droge mond, anorexie. Euforie, stemmingsveranderingen, hallucinaties, verwardheid, slapeloosheid, nachtmerries. Asthenie, vermoeidheid, malaise, hoofdpijn. Hyperhidrose, jeuk, huiduitslag.

Soms (0,1-1%): allergische reactie inclusief anafylactische reactie. Ademhalingsdepressie, bronchospasme, dyspneu, pulmonaal oedeem. Vertigo, syncope. Visusstoornissen (miose, dubbelzien, wazig zien). Blozen, koude rillingen, koorts. Convulsies, hypertonie, paresthesie. Stijging van leverenzymwaarden. Perifeer oedeem. Urineretentie. Urticaria. Dyspepsie, smaakstoornissen, ileus.

Verder kunnen optreden: abnormale gedachten, rusteloosheid, dysforie, gewenning en afhankelijkheid, neonataal abstinentiesyndroom. Hyperalgesie, allodynie. Hartaanval, tachycardie, hypertensie, shock, coma. Apneu, laryngospasme, ademhalingsstilstand, astma-aanval. Spasmen van de galwegen. Amenorroe. Libidoverlies, erectiestoornis. SIADH.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): pijn op de injectieplaats, misselijkheid, braken, slaperigheid.

Vaak (1–10%): spierrigiditeit (ook thoraxrigiditeit) vooral bij neonaten, mogelijk fatale ademhalingsdepressie, apneu, hik, niet-epileptische myoklone bewegingen, dyskinesie. Hypo- of hypertensie, bradycardie, tachycardie. Duizeligheid, vermoeidheid, rillen. Agitatie, euforie.

Soms (0,1-1%): desoriëntatie, postoperatieve verwardheid of agitatie. Hoofdpijn. Wazig of dubbel zien. Aritmie. Bronchospasme, laryngospasmen, hypercapnie, hoesten, neusbloeding. Jeuk, allergische reacties waaronder urticaria en allergische dermatitis, zweten.

Zeer zelden (> 0,01%): ademstilstand.

Verder zijn gemeld: bewustzijnsverlies (postoperatief), hartstilstand, koorts, convulsies, miose.

  • Informatie bijwerkingen Lareb
  • Meldformulier bijwerkingen

Interacties

Gelijktijdig gebruik van alcohol of andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering).

Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk de combinatie tot patiënten bij wie geen andere behandeling mogelijk is en gebruik een zo laag mogelijke dosis en zo kort mogelijk. Volg de patiënt nauwkeurig.

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (tramadol, fentanyl, methadon, oxycodon en pethidine) met MAO-remmers neemt de kans toe op een serotonerg syndroom (symptomen: spontane clonus, induceerbare clonus met agitatie of diaforese, tremor, hyperreflexie, hypertonie, koorts): daarom is gebruik van een morfinomimeticum gecontra-indiceerd tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer. Ook gelijktijdig gebruik van tramadol met SSRI's of SNRI's kan leiden tot het serotoninesyndroom.

Remming van CYP3A4 of CYP2D6 kan van invloed zijn op de plasmaspiegel van tramadol. Carbamazepine kan door enzyminductie de plasmaspiegel van tramadol en O-desmethyltramadol verlagen en het analgetisch effect verminderen.

Er is meer kans op convulsies door gelijktijdig gebruik van SSRI's (fluoxetine, fluvoxamine), serotonine- en noradrenalineheropnameremmers (SNRI's), tricyclische antidepressiva, antipsychotica en andere middelen die de aanvalsdrempel voor insulten kunnen verlagen (bupropion, mirtazapine, tetrahydrocannabinol).

In combinatie met vitamine K-antagonisten is een toegenomen INR met bloeding gemeld.

Pre- of postoperatieve toediening van ondansetron kan de behoefte aan tramadol verhogen.

Ritonavir kan de serumconcentratie van tramadol verhogen.

Interacties

Gelijktijdige toediening van geneesmiddelen die de CYP3A4-activiteit induceren, kan de werkzaamheid van fentanyl verminderen. Het gelijktijdig gebruik van fentanyl met sterke CYP3A4-remmers (zoals ritonavir, ketoconazol, itraconazol, erytromycine, claritromycine) of matig sterke CYP3A4-remmers (zoals aprepitant, diltiazem, fluconazol, fosamprenavir, grapefruitsap en verapamil) kan resulteren in een verhoogde plasmaconcentratie van fentanyl (versterkte of langerdurende werking, meer kans op (fatale) ademhalingsdepressie). Zo mogelijk gelijktijdig gebruik vermijden, tenzij onder zorgvuldige observatie gedurende langere tijd.

Gelijktijdig gebruik met SSRI's of SNRI's kan leiden tot het serotoninesyndroom (symptomen: spontane clonus, induceerbare clonus met agitatie of diaforese, tremor, hyperreflexie, hypertonie, koorts).

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.

Gelijktijdig gebruik van alcohol of andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centraal zenuwstelsel versterken. Combinatie van opioïden met benzodiazepinen kan leiden tot diepe sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. De combinatie alleen voorschrijven als er geen andere behandelmogelijkheid is, en dan in de laagst effectieve dosering en zo kort mogelijk. Monitor de patiënt zorgvuldig op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.

Combinatie met partiële opioïd-agonisten/antagonisten zoals buprenorfine wordt niet aanbevolen, omdat het pijnstillende effect van fentanyl deels geneutraliseerd wordt en onthoudingsverschijnselen kunnen optreden.

Interacties

Gelijktijdig gebruik van andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering). Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.

De cardiovasculaire effecten van remifentanil (hypotensie en bradycardie) kunnen worden versterkt door gelijktijdig gebruik van antihypertensiva als β-blokkers en Ca-antagonisten.

Remifentanil verlaagt de benodigde dosis van intraveneuze anesthetica en benzodiazepine-agonisten voor anesthesie; de doses van isofluraan, thiopental, propofol en temazepam kunnen tot aan 75% worden gereduceerd indien gelijktijdig gebruikt met remifentanil.

Interacties

Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hoestprikkeldempende middelen, hypnotica en sedativa) en cimetidine kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering, verwardheid, duizeligheid). Pas de dosis van beide middelen aan en vermijd alcoholgebruik.

Combinatie van opioïden met benzodiazepinen kan leiden tot diepe sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. De combinatie alleen voorschrijven als er geen andere behandelmogelijkheid is, en dan in de laagst nog effectieve dosering en zo kort mogelijk. Monitor de patiënt zorgvuldig op tekenen van ademhalingsdepressie en sedatie. Vermijd de combinatie als er kans is op misbruik.

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.

Buprenorfine wordt voor ca. 30% gemetaboliseerd door CYP3A4; krachtige remmers van CYP3A4 zoals ketoconazol en HIV-proteaseremmers als indinavir en ritonavir, en ook erytromycine en gestodeen kunnen de plasmaspiegel van buprenorfine verhogen; dosisverlaging kan nodig zijn; titreer voorzichtig. Ook bij inductoren van CYP3A4 (bv. fenobarbital, fenytoïne, carbamazepine, oxcarbazepine, efavirenz, nevirapine, rifampicine, rifabutine, sint-janskruid) is voorzichtigheid geboden; het effect van buprenorfine kan afnemen.

Vermindering van de hepatische doorbloeding, bijvoorbeeld door halothaan, kan de eliminatie van buprenorfine door de lever vertragen. Verlaag de startdosering van buprenorfine en titreer zorgvuldig.

Het effect van opiaatagonisten kan door buprenorfine als partiële agonist worden verminderd. In het algemeen mag een volgend opioïd pas 24 uur na verwijderen van een buprenorfinepleister worden toegediend.

Interacties

Combinatie met morfine-agonisten of -antagonisten is gecontra-indiceerd.

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.

Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.

Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op hypotensie, ademhalingsdepressie, versterkte sedering, coma).

Ten minste 2 uur gescheiden innemen van antacida, deze kunnen de vrijgifte van morfine versnellen.

Cimetidine remt het metabolisme van morfine en versterkt zo het effect ervan.

Ritonavir kan het metabolisme van morfine versnellen.

Rifampicine vermindert de plasmaconcentraties van oraal morfine alsook het analgetisch effect.

Combinatie met β-blokkers kan het effect hiervan doen toenemen, ook kan sterkere remming van het centrale zenuwstelsel optreden.

Het effect van vitamine K-antagonisten kan toenemen.

Bij combinatie met morfine kan de blootstelling aan orale P2Y12-remmers bv. clopidogrel verminderd en vertraagd zijn (mogelijk door de verminderde gastro-intestinale motiliteit). Tijdens de eerste dag van gelijktijdige behandeling is een verminderde werkzaamheid van de P2Y12-remmer waargenomen. Overweeg bij gebruik van morfine bij acuut coronair syndroom, als snelle P2Y12-remming van groot belang is, een parenterale P2Y12-remmer.

Clomipramine en amitriptyline verhogen de biologische beschikbaarheid van morfine en versterken zo het effect ervan.

Interacties

Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering). Verlaag bij combinatie de dosering van beide middelen.

Alfentanil wordt vooral gemetaboliseerd door CYP450 3A4. Het metabolisme van alfentanil wordt geremd door fluconazol, voriconazol, erytromycine, diltiazem, cimetidine en mogelijk ook door andere krachtige CYP3A4-remmers als ketoconazol, itraconazol, ritonavir en andere proteaseremmers (meer kans op verlengde of vertraagde ademhalingsdepressie). Verlaag zo nodig de dosis van alfentanil.

Bij gelijktijdig gebruik van alfentanil en propofol kan een lagere dosis alfentanil vereist zijn.

Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer. Staak de MAO-remmer 2 weken voorafgaand aan de ingreep.

Bij combinatie met een SSRI of SNRI neemt de kans op een serotonerg syndroom toe.

Opioïden kunnen afhankelijkheid teweegbrengen. Bij uitsluitend intra-operatieve toepassing wordt geen verslaving verwacht.

Zwangerschap

Tramadol passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hoge doses schadelijk gebleken.

Farmacologisch effect: Chronisch gebruik kan leiden tot het neonataal abstinentiesyndroom. Toepassing van hoge doseringen (zelfs kortdurend) aan het eind van de zwangerschap kan ademhalingsdepressie bij de pasgeborenen veroorzaken.

Advies: Indien pijnbehandeling met opioïden tijdens de zwangerschap wenselijk is, het gebruik van tramadol beperken tot enkelvoudige doses.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Fentanyl passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.

Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kan onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken. Vooral bij prematuren is er meer kans op ademhalingsdepressie. Door verminderde uterusmobiliteit kan de partusduur worden verlengd. Wanneer fentanyl vlak vóór of tijdens de partus aan de moeder wordt toegediend, kan het de variatie van de foetale hartfrequentie verminderen en depressie van de ademhaling bij de pasgeborene veroorzaken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken en dan zo kort mogelijk. Toediening vlak voor of tijdens de bevalling (incl. keizersnede) wordt ontraden vanwege het risico van neonatale ademhalingsdepressie en sedatie.

Vruchtbaarheid: Bij dieren is in doses toxisch voor het moederdier verminderde vruchtbaarheid en verhoogde mortaliteit bij embryo's aangetoond.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Remifentanil passeert de placenta. De concentratie van remifentanil in het foetale bloed is ca. 50% van die van het maternale bloed. Een deel hiervan wordt door de foetus zelf gemetaboliseerd.

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Gebruik van remifentanil tijdens de eindfase van de zwangerschap en tijdens de baring kan depressie van de ademhaling bij de pasgeborene veroorzaken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Buprenorfine passeert de placenta.

Teratogenese: Er zijn relatief weinig gegevens over gebruik van buprenorfine tijdens de zwangerschap bij de mens; deze laten geen toegenomen kans op congenitale afwijkingen zien. Bij dieren is reproductietoxiciteit aangetoond: foetale groeiachterstand, toegenomen postimplantatieverlies en verminderde postnatale overleving zijn waargenomen.

Farmacologisch effect: Toediening vlak voor de partus aan de moeder kan ademhalingsdepressie bij de pasgeborene veroorzaken. Langdurig gebruik van buprenorfine kan leiden tot het neonataal abstinentiesyndroom.

Advies: Gebruik ontraden, tijdens de zwangerschap en bij vruchtbare vrouwen die geen adequate anticonceptie toepassen.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Morfine passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. In dierproeven is teratogeniteit aangetoond (misvorming van het centrale zenuwstelsel, groeiachterstand, effecten op het skelet, atrofie van de testikels, veranderingen in neurotransmittersystemen en gedragspatronen, afhankelijkheid).

Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kan onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken. Wanneer morfine vlak vóór of tijdens de partus aan de moeder wordt toegediend, kan het de variatie van de foetale hartfrequentie verminderen en depressie van de ademhaling bij de pasgeborene veroorzaken. Vooral bij prematuren is er meer kans op ademhalingsdepressie. Door verminderde uterusmobiliteit kan de partusduur worden verlengd. Morfine kan mogelijk het optreden van chromosomale schade in geslachtscellen bevorderen. Bij dieren zijn schade aan geslachtsorganen of geslachtscellen en door verstoring van de hormoonhuishouding aantasting van de vruchtbaarheid bij mannelijke en vrouwelijke dieren voorgekomen.

Advies: Alleen op strikte indicatie en kortdurend gebruiken; gebruik vlak voor en tijdens de bevalling ontraden. Controleer pasgeborenen van wie de moeder tijdens de zwangerschap morfine retard heeft gebruikt op ademhalingsdepressie of NAS.

Overig: een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Zwangerschap

Alfentanil passeert de placenta.

Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.

Farmacologisch effect: Gebruik van alfentanil tijdens de baring (waaronder sectio caesarea) kan depressie van de ademhaling bij de foetus en pasgeborene veroorzaken.

Advies: Gebruik ontraden. Als toediening tijdens de baring noodzakelijk is, beademingsapparatuur voor moeder en kind en naloxon voor het kind beschikbaar houden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij zwangerschap

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe hoeveelheden (ca. 0,1% van de maternale dosis; bij een maternale dosering tot 400 mg/dag, ontvangt het kind ca. 3% hiervan, op basis van lichaamsgewicht).

Advies: (Chronisch) gebruik ontraden. Bij een enkelvoudige dosis kan de borstvoeding meestal worden gehandhaafd.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: Kan ademhalingsdepressie, sedatie en gewenning veroorzaken bij de zuigeling.

Advies: Tijdens gebruik geen borstvoeding geven. Borstvoeding niet eerder beginnen dan 72 uur na de laatste toediening van de pleister.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Van fentanyl-analogen is bekend dat zij overgaan in de moedermelk.

Advies: Geef binnen 24 uur na toediening geen borstvoeding.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: Kan ademhalingsdepressie veroorzaken en vermindering van gewichtstoename bij de zuigeling.

Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: ademhalingsdepressie en nadelig effect op het centrale zenuwstelsel.

Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Advies: Het geven van borstvoeding < 24 uur na toediening van alfentanil wordt afgeraden, dit geldt ook voor in die periode afgekolfde melk.

  • Informatie van Lareb over dit middel bij lactatie

Contra-indicaties

  • acute ademdepressie;
  • ongecontroleerde epilepsie;
  • acute intoxicatie met alcohol, hypnotica, analgetica, opioïden of andere psychotrope geneesmiddelen;
  • ontwenningsverschijnselen bij verslaafden;
  • volgens het NKFK: bij kinderen als postoperatieve pijnstilling in de thuissituatie na tonsillectomie (primaire bron: sectie kinderanesthesiologie van de NVA);
  • bij doses > 200 mg de bruistablet niet gebruiken bij kinderen en zwangeren met fenylketonurie.

Voor meer contra-indicaties, zie rubriek Interacties.

Contra-indicaties

Pleister:

  • acute ademhalingsdepressie, astma en chronisch obstructieve longziekten;
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • hypovolemie, hypotensie;
  • myasthenia gravis;
  • acute of postoperatieve pijn (omdat gebruik kan leiden tot ernstige of levensbedreigende hypoventilatie en doseringsaanpassing niet mogelijk is).

Contra-indicaties

Overgevoeligheid voor fentanylanalogen. Aangezien de formulering glycine bevat is deze ongeschikt voor epiduraal en intrathecaal gebruik.

Contra-indicaties

  • acute ademhalingsdepressie, ernstige ademhalingsinsufficiëntie;
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • delirium tremens;
  • myasthenia gravis;
  • opioïdverslaving;
  • injectievloeistof en oromucosale tablet bij ernstige respiratoire en leverinsufficiëntie;
  • 3-daagse pleister: overgevoeligheid voor soja of pinda's.

Contra-indicaties

  • ademhalingsdepressie;
  • astma en chronisch obstructieve longziekten, obstructieve luchtweginfecties, cyanose;
  • hersentrauma, schedelletsel, verhoogde intracraniële druk;
  • alcoholisme, delirium tremens;
  • coma, convulsieve aandoeningen;
  • acute buik, vertraagde maaglediging, ileusverschijnselen,
  • acute leverziekte;
  • galkolieken na galwegoperaties;
  • daarnaast niet gebruiken in de 24 uur voor of na operatieve ingrepen.

Contra-indicaties

  • acute ademhalingsdepressie, astma en chronisch obstructieve longziekten;
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • hypovolemie, hypotensie;
  • myasthenia gravis.

Waarschuwingen en voorzorgen

Tramadol kan, vooral bij langdurig gebruik, gewenning, psychische en fysische afhankelijkheid veroorzaken. Daarom dient bij patiënten die neigen tot medicijnmisbruik of -afhankelijkheid, de behandeling met tramadol kort en intermitterend te zijn. Gebruik bij verslavingsgevoelige patiënten is niet aan te bevelen, tenzij een zeer strikte medicatiecontrole wordt uitgevoerd.

Bij gebruik van tramadol in therapeutische doseringen zijn onthoudingsverschijnselen gemeld (1:8000). Na (langdurig) gebruik de dosering langzaam afbouwen.

Wees voorzichtig bij hersentrauma, verhoogde intracraniële druk, shock, voorgeschiedenis van convulsieve aandoeningen, ernstige obstructieve longaandoeningen (astma, COPD), ernstige respiratoire insufficiëntie of verminderde ademreserve (m.n. bij gelijktijdig gebruik van centraal depressieve middelen of indien de aanbevolen dosering wordt overschreden) en bij overmatige slijmvorming in de luchtwegen.

Slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen kunnen optreden, zoals centrale slaapapneu. Overweeg verlaging van de opioiddosering.

Tramadol wordt gemetaboliseerd door CYP2D6. Bij ontbreken van dit enzym wordt onvoldoende analgetisch effect bereikt; bij 'ultrarapid metabolizers' kan opioïde toxiciteit optreden bij normale doses.

Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors of de hypothalamus hypofysaire gonadale as beïnvloeden. De prolactinespiegel kan toenemen en de cortisol- en testosteronspiegels kunnen afnemen.

Vanwege het analgetische effect van opioïden kunnen ernstige intra-abdominale complicaties, zoals darmperforatie, gemaskeerd worden.

Bij toepassing bij acute pijn ermee rekening houden dat het analgetisch effect circa een uur later inzet (i.v. wel sneller).

In therapeutische doseringen zijn convulsies gerapporteerd; bij doseringen hoger dan de aanbevolen maximale dosering (400 mg/dag) neemt de kans op convulsies toe. Epilepsiepatiënten zorgvuldig monitoren.

Bij kinderen < 1 jaar is de veiligheid niet vastgesteld. Bij postoperatieve toediening aan kinderen zijn levensbedreigende bijwerkingen gemeld. Toediening wordt niet aanbevolen bij kinderen met een verminderde ademhalingsfunctie, zoals kinderen met neuromusculaire aandoeningen, ernstige cardiale of respiratoire aandoeningen, infecties van de bovenste luchtwegen of de longen, multipel trauma of uitgebreide operatieve ingrepen.

Bij homozygote patiënten met fenylketonurie moet bij gebruik van de bruistabletten de hoeveelheid aspartaam worden doorberekend in het voedingsvoorschrift.

De hulpstof propyleenglycol kan bij langdurig gebruik en/of gebruik van hoge doses, ernstige bijwerkingen geven, vooral bij een verlaagd metabolisme ervan, zoals bij jonge kinderen. Er gelden doseringslimieten; zie de informatie van de EMA: Questions and answers on propylene glycol (pdf 0,2 MB).

De bruistabletten bevatten natrium.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij lever- en nierfunctiestoornissen, ongecontroleerde hypothyreoïdie, cardiovasculaire aandoeningen zoals bradycardie, longaandoeningen zoals COPD, hypovolemie, alcoholisme en bij ouderen.

Fentanyl niet toepassen bij meer gevoeligheid voor intracraniële effecten van CO2-retentie.

Bij (vermoed) serotoninesyndroom de behandeling staken.

Staak de behandeling bij (vermoeden van) paralytische ileus.

Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid. Bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten is voorzichtigheid geboden.

De incidentie en ernst van de ademhalingsdepressie neemt toe met de dosering fentanyl. Na verwijdering van de pleister kan de onderdrukking van de ademhaling nog enige uren voortduren.

Patiënten bij wie ernstige bijwerkingen zijn geconstateerd, dienen tot 24 uur na verwijdering van de pleister te worden gecontroleerd.

Voortijdige vervanging (bv. door verlies) van de pleister kan leiden tot toename van de fentanylspiegel.

De applicatieplek van de pleister niet blootstellen aan externe warmtebronnen; bij een lichaamstemperatuur > 40°C kan de plasmaconcentratie van fentanyl met een derde toenemen; daarom bij koorts controleren op bijwerkingen en zo nodig de dosering aanpassen.

Accidenteel contact met de pleister kan met name voor kinderen fataal zijn; bij onvoorziene overdracht van een pleister deze onmiddellijk verwijderen van de huid van de persoon die geen pleisters gebruikt.

Bij overschakeling van een andere opioïd op de fentanylpleister kunnen onthoudingsverschijnselen (misselijkheid, braken diarree, angst en rillen) optreden.

Na staken van het gebruik van de pleister moet vervanging door andere opioïden geleidelijk en met lage doses gebeuren in verband met de lange halfwaardetijd.

Het gebruik kan leiden tot een verminderd reactie- en concentratievermogen en wazig of dubbel zien. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig bij cardiovasculaire aandoeningen (niet toedienen bij een LVEF < 35%), hypovolemie, hypotensie en oudere of verzwakte patiënten.

Bij inductie van anesthesie remifentanil altijd combineren met een hypnoticum, zoals propofol, thiopental of isofluraan.

Bij langere toediening, > 3 dagen, zijn onthoudingsverschijnselen, waaronder tachycardie, hypertensie en agitatie gezien bij plotselinge beëindiging van de behandeling. In die gevallen opnieuw starten en dan de infusie geleidelijk verminderen. Bij kunstmatig beademde intensivecare-patiënten is gebruik langer dan 3 dagen niet aanbevolen.

Alleen toepassen indien monitoring en ondersteuning van ademhalings- en cardiovasculaire functies mogelijk is. Het voorkómen van ademhalingsdepressie en spierrigiditeit maakt gebruik van kunstmatige ademhaling en spierrelaxantia noodzakelijk. Bij optreden van ademhalingsdepressie (die ook kan optreden tot 30 min na staken van de toediening): adequaat behandelen met naloxon (0,1–0,2 mg i.v.; zo nodig na 2–3 min herhalen) en zo nodig de infusiesnelheid met 50% verlagen of de toediening tijdelijk staken.

Patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis kunnen gevoeliger zijn voor ademhalingsdepressie.

De incidentie van spierrigiditeit bij inductie kan worden beperkt door de bolusinjectie langzaam in > 30 s toe te dienen. Excessieve spierrigiditeit behandelen met een spierverslapper en/of toevoeging van een hypnoticum. Indien spierrigiditeit optreedt bij toepassing van remifentanil als een analgeticum de toediening staken of de toedieningssnelheid verlagen.

De kans op cardiovasculaire effecten kan worden verminderd door de infusiesnelheid van remifentanil te verminderen of de dosering van gelijktijdig toegediende anesthetica te verlagen.

Bij patiënten met een ASA III/IV-status wordt een lagere aanvangsdosis en verder optitreren op geleide van effect aanbevolen.

Bij operatieve ingrepen waarbij postoperatieve pijn wordt verwacht moeten, i.v.m. de korte werkingsduur van remifentanil, analgetica worden toegediend vóór het stopzetten van de toediening van remifentanil. Er moet voldoende tijd worden gereserveerd om het maximale effect van het langer werkende analgeticum te bereiken. Vóór staken van de behandeling zorgdragen voor voldoende analgesie en sedatie.

Bij gebruik bij kunstmatig beademde intensivecare-patiënten kunnen tolerantie en hyperalgesie voorkomen.

Toediening bij neonaten en kinderen < 1 jaar wordt niet aanbevolen omdat er onvoldoende klinische gegevens zijn voor een dosisaanbeveling. Er zijn onvoldoende gegevens voor een doseringsadvies voor gebruik tijdens hartchirurgie bij kinderen van 1-12 jaar.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. zelfstandige dagelijkse verzorging) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Wees voorzichtig (overweeg dosisverlaging en volg nauwkeurig) bij:

  • verzwakte patiënten;
  • patiënten met cardiovasculaire aandoeningen;
  • hypotensie/shock; omdat de bloeddruk (verder) kan dalen;
  • hoofdletsel, depressie van het centrale zenuwstelsel of coma;
  • convulsieve aandoeningen (buprenorfine kan de drempel voor convulsies verlagen);
  • patiënten met een aangetaste ademhalingsfunctie, zoals bij COPD, astma, cor pulmonale, verminderde ademhalingsreserve, hypoxie, hypercapnie, of bestaande ademhalingsdepressie;
  • verminderde longfunctie en/of overmatige slijmvorming in de luchtwegen;
  • cholelithiase;
  • andere aandoeningen aan de galwegen; de intracholedochale druk kan toenemen;
  • pancreatitis;
  • matig gestoorde leverfunctie (ernstige leverfunctiestoornis is een contra-indicatie voor de toepassing van oromucosale tablet of injectievloeistof);
  • prostaathypertrofie, urethrastrictuur;
  • hypothyroïdie;
  • onbehandeld myxoedeem;
  • bijnierschorsinsufficiëntie;
  • alcoholisme;
  • toxische psychose;
  • kyfoscoliose.

De pleisters en de oromucosale tablet zijn niet geschikt voor bestrijding van acute pijn.

Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid, misbruik (op eigen initiatief innemen) is mogelijk. Vooral bij patiënten die gevoelig zijn voor verslaving is voorzichtigheid geboden; evalueer vooraf de opioïde-afhankelijkheid bij patiënten met een voorgeschiedenis van opioïde-misbruik. Na langdurig gebruik kan het optreden van ontwenningsverschijnselen (agitatie, angst, nervositeit, slapeloosheid, hyperkinesie, tremor en maag-darmstoornissen) niet worden uitgesloten; deze treden op vanaf 2 dagen tot 2 weken na het staken.

Buprenorfine kan ademhalingsdepressie veroorzaken, met name na intraveneuze toediening. Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie naloxon i.v. worden toegediend.

Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, bijvoorbeeld centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg bij CSA een verlaagde opioïddosering.

Buprenorfine kan de cerebrospinale druk verhogen.

Buprenorfine wordt niet aanbevolen onmiddellijk na een operatieve ingreep of in andere situaties waarbij sprake is van smalle therapeutische breedte of een snel variërende behoefte aan analgetica.

Bij verminderde leverfunctie zorgvuldig controleren; buprenorfine wordt via de lever afgebroken. Bij een ernstig verminderde leverfunctie nam in onderzoek de blootstelling in het plasma toe met een factor 3.

Vanwege het analgetische effect van opioïden kunnen ernstige intra-abdominale complicaties, zoals darmperforatie, gemaskeerd worden.

De applicatieplaats van de pleisters niet blootstellen aan externe warmtebronnen. Bij koorts en verhoogde lichaamstemperatuur kan bij gebruik van de pleister de plasmaconcentratie toenemen. De pleisters niet herhaaldelijk op dezelfde plaats aanbrengen (zie ook rubriek Dosering).

De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen tot 18 jaar (voor de oromucosale tablet: 12 jaar) zijn niet vastgesteld.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden; bij de pleisters tot ten minste 24 uur na verwijdering.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Opioïden hebben een risico van misbruik; wees voorzichtig bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten. Bij toepassing bij chronische niet-kankergerelateerde pijn is er meer kans op ontwikkeling van verslavingsgedrag dan bij kankergerelateerde pijn.

Het gebruik kan leiden tot gewenning en fysieke en/of psychische afhankelijkheid; de kans hierop neemt toe bij hogere dosering of langer durend gebruik.

Bij staken geleidelijk afbouwen om ontwenningsverschijnselen (pijn, tremor, rustelozebenen-syndroom, diarree, abdominale koliek, misselijkheid, griepachtige verschijnselen, tachycardie en mydriase) te voorkomen.

Doseer lager bij ernstig gestoorde lever- en nierfunctie, prostaathyperplasie, hypothyroïdie, en bij kinderen en ouderen; overmatig gebruik kan ademhalingsdepressie geven.

Wees terughoudend bij cardiovasculaire aandoeningen en toxische psychose. Wees voorzichtig bij verminderde ademreserve, zoals bij kyfoscoliose en bij overmatige slijmvorming in de luchtwegen.

Wees voorzichtig bij een verhoogde intracraniële druk, bewustzijnsstoornissen, onbehandeld myxoedeem, shock, hypotensie met hypovolemie, ernstige cor pulmonale, galwegaandoeningen, koliek van gal- of urinewegen, pancreatitis, obstructieve en inflammatoire aandoeningen van de dikke darm.

Opioïden kunnen reversibele bijnierinsufficiëntie veroorzaken, waarvoor controle en substitutietherapie nodig is.

Morfine kan de convulsiedrempel verlagen.

Hyperalgesie die niet reageert op verdere dosisverhoging kan optreden met name bij hoge doseringen. Verlaging van de dosering of overschakeling op een ander opioïd kan nodig zijn.

Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors of hypothalamus hypofysaire gonade as beïnvloeden. De prolactinespiegel kan stijgen en de cortisol- en testosteronspiegels kunnen dalen.

Het gebruik dient 24 uur vóór een operatie die de pijnoorzaak wegneemt, te worden gestaakt. Indien nodig kan na de operatie de dosering aan de nieuwe behoefte worden aangepast; toepassing ter bestrijding van postoperatieve pijn is de eerste 24 uur niet aan te bevelen.

Vanwege het analgetische effect van morfine kunnen ernstige intra-abdominale complicaties, zoals darmperforatie, gemaskeerd worden.

Er is mogelijk een verband tussen het optreden van acuut borstsyndroom en morfinegebruik tijdens een vaso-occlusieve crisis, bij patiënten met sikkelcelziekte.

Sommige preparaten bevatten kleurstoffen (bv. zonnegeel, cochenillerood) die allergische reacties kunnen veroorzaken.

Er zijn weinig gegevens over de veiligheid en werkzaamheid van toepassing bij kinderen < 12 jaar.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Waarschuwingen en voorzorgen

Bij lever- en nierfunctiestoornissen, niet gecontroleerde hypothyroïdie, verminderde longfunctie, alcoholisme, obesitas en bij ouderen dient de dosering te worden aangepast.

Ter preventie van bradycardie en hartstilstand wordt aangeraden vlak voor de inductie i.v. (in plaats van i.m.) een parasympathicolyticum te geven als premedicatie.

Opioïden kunnen hypotensie veroorzaken, vooral bij patiënten met hypovolemie of hartfalen.

Spierrigiditeit, o.a. van de thoracale spieren, kan optreden en tot ademhalingsdepressie leiden. De incidentie hiervan kan worden verlaagd door langzame i.v. injectie. Vooraf behandelen met een benzodiazepine kan de reactie voorkomen. Als ademhalingsdepressie en spierrigiditeit optreden, behandelen met kunstmatige ademhaling en indien nodig spierrelaxantia. Omdat spierrelaxantia niet geschikt zijn voor patiënten met myasthenia gravis, alfentanil bij hen niet toepassen. Een significante ademhalingsdepressie zal optreden bij doses boven 1 mg alfentanil. Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie 0,1–0,2 mg naloxon i.v. of i.m. worden toegediend; zo nodig na 2–3 min herhalen tot gewenst effect intreedt. Deze dosering kan na 45–90 min worden herhaald.

Bij kinderen dient altijd ondersteunende beademingsapparatuur beschikbaar te zijn; bij neonaten en jonge baby's een spierrelaxans overwegen, omdat er een grotere kans is op ademhalingscomplicaties en spierrigiditeit. Alle kinderen monitoren tot voldoende lang na de behandeling.

Bij ernstige leverfunctiestoornissen kan de werkingsduur verlengd zijn.

Bij chronisch opioïd-gebruik of een voorgeschiedenis van opioïd-verslaving kunnen hogere doses nodig zijn.

Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden, tot ten minste 24 uur na toediening.

  • Rij Veilig met Medicijnen

Overdosering

Symptomen

Ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van stupor tot coma), hypothermie, brady- of tachycardie, hyper- of hypotensie tot shock, maag-darmstoornissen, duizeligheid, verwardheid, agitatie, apathie tot lethargie. Convulsies ontwikkelen zich voornamelijk bij kinderen. Longoedeem kan voorkomen.

Therapie

i.v.: 0,4 mg naloxon, zo nodig na 2–3 min herhalen; max. 1,2 mg; kinderen: 10 microg/kg lichaamsgewicht. Convulsies bestrijden met diazepam. Naloxon kan de ademhalingsdepressie bestrijden ter overbrugging tot beademing, maar ook de kans op convulsies vermeerderen. Behandeling serotoninesyndroom: zo nodig externe koeling bij hyperthermie, sedatie met benzodiazepinen (bij neuromusculaire stoornissen en agitatie).

Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling toxicologie.org/tramadol en/of vergiftigingen.info (zoek op tramadol).

Overdosering

Symptomen

het meest ernstige symptoom is ademhalingsdepressie, variërend van bradypneu tot apneu.

Therapie

verwijdering van de pleister en fysieke of verbale stimulatie van de patiënt. Naloxon: 0,4 mg i.v., zo nodig na 2–3 min herhalen of eventueel per continu infuus. Zo nodig kunstmatige ademhaling. Ernstige of hardnekkige hypotensie gepaard gaand met hypovolemie behandelen met geschikte parenterale vochtsuppletie.

Voor symptomen en behandeling zie ook toxicologie.org of het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.

Overdosering

Symptomen

ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van stupor tot coma), duidelijk zichtbare miose, misselijkheid en braken, hypothermie, bradycardie, hypotensie, shock en dood.

Therapie

Het specifieke antidotum, de opioïd-antagonist naloxon, is slechts gedeeltelijk werkzaam; start met de gebruikelijke dosering maar een hogere dosering (bv. 2 mg) kan nodig zijn. Herhaal om de 2–3 minuten tot een bevredigende respons optreedt. Het intreden van het effect van naloxon kan met 30 min of meer vertraagd zijn. Overweeg geactiveerde kool alleen als de patiënt goed bij bewustzijn is en als er een goede peristaltiek is.

Voor symptomen en behandeling zie ook: toxicologie.org.

Overdosering

Symptomen

'Pin-point'-pupillen, ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van sufheid tot stupor tot coma), hypothermie, bradycardie, spierzwakte, hypotensie en shock, fatale afloop als gevolg van ademhalingsfalen. Kinderen zijn gevoeliger; intoxicaties kunnen al bij zeer lage doses optreden.

Therapie

i.v. 0,4 mg naloxon, zo nodig na 45–90 min herhalen; kinderen: 10 microg/kg lichaamsgewicht. Houd rekening met afgifte van morfine tot 12 uur na inname.

Voor meer informatie over een vergiftiging met morfine zie de monografie op toxicologie.org/opioïden of zie de stofmonografie morfine via de site van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (zoek op morfine).

Overdosering

Symptomen

ademhalingsdepressie, van bradypneu tot apneu.

Therapie

Eventueel naloxon i.v., zo nodig herhalen. Eventueel een neuromusculaire blokker i.v. Verder symptomatisch.

Voor meer informatie over symptomen en behandeling, zie Nationaal vergiftigingen informatiecentrum of Toxicologie, opioïden.

Eigenschappen

Niet-selectieve μ-, δ- en κ-opiaatreceptoragonist met een matig analgetische werking, en daarnaast een antitussief effect. Remt de neuronale heropname van noradrenaline en versterkt de afgifte van serotonine. Analgetische werking: binnen 1 uur. Werkingsduur: 4–8 uur, afhankelijk van de intensiteit van de pijn.

Kinetische gegevens

Resorptie vrijwel volledig (ca. 90 %).
F ca. 70 %%.
T max oraal 1–2 uur, caps./tabl. mga 5–6½ uur, rectaal 3 uur, i.m. 45 min.
V d 2,9 ± 0,57 l/kg.
Overig passeert bloed-hersenbarrière.
Metabolisering in de lever door CYP2D6 tot o.a. de actieve metaboliet O-desmethyltramadol en door CYP2D6 en CYP3A4 in N-desmethyltramadol. Bij poor metabolizers is er een verhoogde plasmaconcentratie van tramadol en sterk verlaagde concentratie van O-desmethyltramadol.
Eliminatie vrijwel volledig met de urine vnl. als metabolieten.
T 1/2el 6 uur, kan met een factor 1,4 verlengd zijn bij ouderen (> 75 j.), bij ernstige lever- of nierfunctiestoornissen twee- à drievoudig verlengd, na caps./tabl. mga ca. 16 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Opiaatagonist met sterk analgetische werking en sederend effect. Fenylpiperidinederivaat. Interageert vooral met de μ-receptor. Uit de pleister komt gedurende de applicatieduur van 72 uur fentanyl vrij met een relatief constante snelheid die bepaald wordt door de concentratiegradiënt tussen copolymeerafgiftemembraan en de huidlagen. De werking begint na 6–12 uur. Fentanyl valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

F ca. 90%.
Overig Pleister: steady-state na 12–24 uur, plasmaspiegels gedurende de rest van de 72 uur betrekkelijk constant. Indien de behandeling wordt vervolgd met pleisters van dezelfde grootte, blijven deze spiegels gehandhaafd.
V d 6 l/kg (bij steady-state).
Metabolisering snel en uitgebreid in de lever voornamelijk door CYP3A4. De belangrijkste metaboliet norfentanyl is inactief.
Eliminatie ca. 75% met de urine, als metabolieten en ca. 10% onveranderd.
T 1/2el Pleister: ca. 17 uur (13–22 uur) na verwijderen van de pleister, door continue resorptie vanuit de huid. Bij ouderen, bij mensen met lever- en nierfunctiestoornissen of een slechte lichamelijke conditie kan de halfwaardetijd zijn verlengd; bij kinderen kan de klaring hoger zijn dan bij volwassenen.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Opiaatagonist met sterk analgetische werking. De werking treedt snel in en houdt zeer kort aan. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

V d 0,35 l/kg. Remifentanilspiegels zijn evenredig aan de toegediende dosis. Toename van de infusiesnelheid met stappen van 0,1 microg/kg/ml geeft een toename van de remifentanilbloedspiegel van 2,5 nanog/ml per stap.
Metabolisering in bloed en weefsels door niet-specifieke esterasen tot weinig actieve (niet van klinische betekenis) metabolieten.
Eliminatie hoofdzakelijk met de urine.
T 1/2el 3–10 min.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Buprenorfine is een semisynthetische partiële opiaatagonist die zich aan μ- en κ-receptoren in de hersenen bindt, met agonistische werking op de μ-receptor en antagonistische op de κ-receptor. Werkt sterk analgetisch. Uit de pleisters komt buprenorfine gedurende de applicatieduur met een relatief constante snelheid vrij, die bepaald wordt door de polymeergebaseerde matrix en door diffusie van buprenorfine door de huidlagen. Werking: i.v. na 15–30 min, i.m./oromucosaal na 30–60 min. Werkingsduur: 6 uur. Bij transdermale toediening kan de werking pas na 24 uur worden beoordeeld. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

Overig uit de tablet wordt alleen na oromucosale opname een therapeutische bloedspiegel van buprenorfine gevonden en niet na gastro-intestinale opname.
Resorptie i.m. snel voor 40–90%; oromucosaal traag. De resorptie uit de pleisters neemt toe bij herhaald aanbrengen op dezelfde plaats en bij gebruik van externe warmtebronnen direct op de pleister.
F 50–70% (oromucosaal).
T max oromucosaal: 2,5 (1–3) uur; pleister: gem. 30–80 uur.
V d 6 l/kg (na i.v.-toediening).
Eiwitbinding 96%.
Metabolisering in de lever door glucuronidering en ca. 30% door CYP3A4 tot norbuprenorfine, een μ-agonist. Als de oromucosale tablet (per ongeluk of in geval van misbruik) wordt doorgeslikt, vindt snelle metabolisering plaats in de darm en de lever wat de beschikbaarheid van de werkzame stof vermindert.
Eliminatie twee derde onveranderd met de feces en een derde als conjugaat met de urine.
T 1/2el oromucosale tablet 3–4 uur; 7-daagse pleister ca. 12 (10–24) uur, 4-daagse pleister ca. 30 (22–36) uur, 3-daagse pleister ca. 25 (24–27) uur (na verwijderen van de pleister door continue resorptie vanuit de huid). De eliminatie verloopt bi- of tri-exponentieel en buprenorfine heeft een terminale halfwaardetijd in het plasma van 32–35 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Opiumalkaloïd met sterk analgetische werking. Agonist van μ-receptoren (supraspinale analgesie, ademhalingsdepressie, euforie) en κ-receptoren (spinale analgesie, miose, sedatie). Een direct effect op zenuwknopen in de darmwand veroorzaakt obstipatie. Werkingsduur: ca. 12 uur. Deze preparaten vallen onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

F 15–49% door groot (en variabel) 'first pass'-effect.
Metabolisering in de lever tot inactief morfine-3-glucuronide en in geringe mate (tot ca. 5%) in actief morfine-6-glucuronide. Er zijn aanwijzingen voor een enterohepatische kringloop. Morfine-6-glucuronide passeert de bloed-hersenbarrière.
Eliminatie met de urine als metaboliet 90% en via de gal 7–10%.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Eigenschappen

Synthetische opiaatagonist, μ-agonist, met sterk analgetische werking. Chemisch verwant aan fentanyl. In hoge doses (> 120 microg/kg lichaamsgewicht) induceert alfentanil slaap. Werking: max. analgetisch en ademhalingsonderdrukkend effect na 1-2 min. Werkingsduur: 10–20 min. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

V d volwassenen 0,4–1,0 l/kg.
Eiwitbinding 92%, bij neonaten ca. 75%, bij kinderen 85–90%.
Metabolisering in de lever door CYP3A4 tot niet-actieve metabolieten.
Eliminatie 70-80% met de urine, vnl. als metabolieten.
T 1/2el ca. 90 (83–223) min, gemiddeld langer bij neonaten en korter bij kinderen. Verlengd bij cirrose.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd

Groepsinformatie

tramadol hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk

Groepsinformatie

fentanyl (transdermaal) hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Groepsinformatie

remifentanil hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Groepsinformatie

buprenorfine hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Groepsinformatie

morfine (retard) hoort bij de groep Opioïden.

  • alfentanil (N01AH02) Vergelijk
  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Groepsinformatie

alfentanil hoort bij de groep Opioïden.

  • buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
  • fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
  • fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
  • fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
  • hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
  • morfine (N02AA01) Vergelijk
  • morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
  • nalbufine (N02AF02) Vergelijk
  • oxycodon (N02AA05) Vergelijk
  • oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
  • pethidine (N02AB02) Vergelijk
  • piritramide (N02AC03) Vergelijk
  • remifentanil (N01AH06) Vergelijk
  • sufentanil (N01AH03) Vergelijk
  • tapentadol (N02AX06) Vergelijk
  • tramadol (N02AX02) Vergelijk

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Kosten

Kosten laden…

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn
  • artrose
  • neuropathische pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • Kinderformularium (NKFK)

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
  • Geneesmiddelen bij ouderen

Zie ook

Geneesmiddelgroep

  • Opioïden

Indicaties

  • acute en chronische nociceptieve pijn

Externe links

  • Officiële productinformatie CBG/EMA
  • Medicijnkosten.nl
  • GIPdatabank
  • Kinderformularium (NKFK)
???naar.zoeken???
Zorginstituut Nederland
Onafhankelijke geneesmiddelinformatie
voor zorgprofessionals

Service

  • Contact
  • E-learning cursus FK
  • Mobiele apps
  • Help

Over

  • Over deze site
  • Verantwoording
  • Veelgestelde vragen
  • Proclaimer
  • Copyright
  • Cookies
Het Farmacotherapeutisch Kompas gebruikt analytische cookies om het gebruik van de website te analyseren en daarmee de website te kunnen verbeteren.
Lees meer over cookies en hoe u cookies kunt uitschakelen

Web-App

Installeer deze Web-App op je iPhone: Tap het deel-icoon en daarna "Zet op beginscherm".