Samenstelling
Tetanusvaccin Bilthoven Biologicals
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,5 ml
Bevat per dosis: (0,5 ml) ≥ 40 IE tetanustoxoïd.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Fendrix
Bijlage 2
GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml
Bevat per dosis (0,5 ml): 20 microg viraal oppervlakteantigeen van hepatitis B, geadjuveerd met 50 microg AS04C. Bevat tevens: aluminiumfosfaat.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Engerix-B
Bijlage 2
GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 microg HBsAg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml, wegwerpspuit 1 ml + toebehoren
Bevat aluminiumoxide.
Engerix-B Junior
Bijlage 2
GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 microg HBsAg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, wegwerpspuit 1 ml + toebehoren
Bevat aluminiumoxide.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Rabiësvaccin Mérieux
Bijlage 2
Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (gelyofiliseerd)
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per dosis à 1,0 ml (intramusculair) ten minste 2,5 IE geïnactiveerd rabiësvirus (stam PM/WI 38–1503–3M), verkregen door cultuur op humane diploïde cellen (HDCV). Bevat tevens: albumine en neomycine < 200 microg.
Rabipur XGVS Bavarian Nordic A/S
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per dosis à 1,0 ml (intramusculair) ten minste 2,5 IE geïnactiveerd rabiësvirus (stam Flury LEP), verkregen door cultuur op embryocellen van kuikens (PCEV). Bevat tevens: kippeneiwitten en sporen van neomycine, chloortetracycline en amfotericine B.
Verorab XGVS Sanofi Pasteur
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml
Bevat per dosis à 0,5 ml (intramusculair) 3,25 IE en per dosis à 0,1 ml (intradermaal) 0,65 IE geïnactiveerd rabiësvirus (stam PM/WI381503–3M), geproduceerd in Vero-cellen (PVCV). Bevat tevens: polymyxine B, streptomycine en neomycine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor tetanus post-expositieprofylaxe bij wonden zie de bijlage Stroomschema Tetanus-PEP bij wonden op lci.rivm.nl. Kijk hier ook voor de bepaling van de vaccinatiegraad en een aanbeveling over de toediening van tetanusvaccin en tetanusimmunoglobuline (TIG). Verder staat in deze LCI-richtlijn Tetanus meer informatie over indicaties en de keuze van het vaccin.
Tetanusvaccinatie bij kinderen is in het Rijksvaccinatieprogramma opgenomen in combinatie met andere vaccinaties op de leeftijd van 6–9 weken, en op 3, 4 en 11 maanden (DKTP-Hib-HepB vaccin). Op de leeftijd van 4 en 9 jaar zijn er revaccinaties (resp. DaKTP- en DTP-vaccin). Voor kinderen die achterlopen op het basisschema geeft de Beslisboom inhaalprogramma's alternatieve schema's binnen het Rijksvaccinatieprogramma.
Advies
Actieve immunisatie van risicogroepen tegen hepatitis B, met een hepatitis B-vaccin gebeurt in Nederland via preventieprogramma’s en naar aanleiding van risicocontacten. Soms, bv. wanneer een directe bescherming is gewenst, is passieve immunisatie met hepatitis B-immunoglobuline geïndiceerd, meestal gecombineerd met of gevolgd door actieve immunisatie. De behandeling van chronische hepatitis B bestaat uit entecavir of tenofovirdisoproxil of –alafenamide of, in selecte gevallen, peginterferon alfa.
Aan de vergoeding van hepatitis B-vaccin zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Actieve immunisatie van risicogroepen tegen hepatitis B, met een hepatitis B-vaccin gebeurt in Nederland via preventieprogramma’s en naar aanleiding van risicocontacten. Soms, bv. wanneer een directe bescherming is gewenst, is passieve immunisatie met hepatitis B-immunoglobuline geïndiceerd, meestal gecombineerd met of gevolgd door actieve immunisatie. De behandeling van chronische hepatitis B bestaat uit entecavir of tenofovirdisoproxil of –alafenamide of, in selecte gevallen, peginterferon α.
Het hepatitis B vaccin Engerix (junior) wordt (bij kinderen t/m 15 jaar) gebruikt in het kader van het Rijksvaccinatieprogramma.
Aan de vergoeding van hepatitis B-vaccin zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Pre-expositievaccinatie met rabiësvaccin wordt geadviseerd aan personen die gedurende langere tijd verblijven in landen waar rabiës endemisch is en waar tevens adequate medische hulp slecht toegankelijk is. Ook aan personen die beroepshalve meer kans lopen (bv. dierenartsen in bepaalde gebieden) kan vaccinatie met rabiësvaccin worden aangeraden. Postexpositiebehandeling bestaat uit wondreiniging en -desinfectie, actieve vaccinaties en eventueel toedienen van anti–rabiësimmunoglobuline (MARIG). Het postexpositievaccinatieschema dat gegeven wordt is afhankelijk van vaccinatiestatus, het type blootstelling en verschilt voor gezonde en immuungecompromitteerde personen.
Overleg met de arts infectiebestrijding van de GGD in de regio over indicatiestelling van postexpositieprofylaxe.
Zie de richtlijn Rabiës van LCI/RIVM.
Aan de vergoeding van rabiësvaccin zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Actieve immunisatie tegen tetanus:
- primaire vaccinatie;
- boostervaccinatie.
Tetanus profylaxe bij verwondingen (postexpositieprofylaxe):
- bij personen waarbij risico bestaat op infectie met Clostridium tetani (open wond met (mogelijk) contact met straatvuil, aarde of mest, dierenbeet of diepe tweede- of derdegraads brandwonden) en geen of onvoldoende bescherming door eerdere vaccinaties of immuungecompromitteerd.
Indicaties
- Actieve immunisatie tegen hepatitis B-virus (alle bekende subtypen) bij personen vanaf 15 jaar met onvoldoende werking van de nieren (incl. de pre-hemodialyse en hemodialyse patiënten).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Actieve immunisatie tegen hepatitis B-virus (alle subtypen).
Gerelateerde informatie
Indicaties
Actieve immunisatie tegen hondsdolheid
- Pre-expositievaccinatie: in aanmerking komen:
- personen die beroepsmatig of als vrijwilliger besmet kunnen worden;
- personen die reizen of verblijven in endemische gebieden, afhankelijk van bestemming, verblijfsomstandigheden en verblijfsduur (zie voor informatie LCR).
- Postexpositievaccinatie: na knabbelen aan intacte huid, met als gevolg kleine krassen of ontvellingen zonder bloeden (type II blootstellingen) of na één of meer transdermale beten of krassen, na lik op beschadigde huid of na verontreiniging slijmvliesmembraan met speeksel en blootstelling aan vleermuizen (type III blootstellingen) (zie LCI-richtlijn Rabiës en daar de bijlage 2: Postexpositievaccinatieschema bij mogelijke blootstelling).
Doseringen
Actieve immunisatie tegen tetanus
Volwassenen en kinderen
Indien niet eerder tegen tetanus gevaccineerd (basisimmunisatie): driemaal één dosis van 0,5 ml volgens het schema 0, 1 en 7: de eerste injectie is op tijdstip 0, vervolgens op 1 en 7 maanden na de eerste toediening. Kinderen dienen na de 3 primaire doses op babyleeftijd nog 2 boosters te krijgen op de leeftijd van 4 en 9 jaar.
NB: Kinderen ontvangen hun basisimmunisatie door middel van een tetanustoxoïd-bevattend combinatievaccin volgens het Rijksvaccinatieprogramma.
Tetanus profylaxe bij verwondingen (postexpositieprofylaxe)
Volwassenen
Zie ook: Stroomschema tetanus-PEP bij wonden van de LCI-richtlijn Tetanus. De incubatieperiode van tetanus is 24 uur tot 3 weken. Tetanusvaccinatie en eventueel tetanusimmunoglobuline (TIG) daarom zo snel mogelijk na de verwonding toedienen. Bij latere presentatie is het nog zinvol om dit tot 21 dagen na de verwonding te doen.
Personen die volledig zijn gevaccineerd (documentatie) en waarbij de laatste vaccinatie langer dan 10 jaar geleden is: één dosis à 0,5 ml.
Personen met een gestoorde immuunstatus en volledig zijn gevaccineerd: tetanusimmunoglobuline en één dosis à 0,5 ml.
Vrouwen geboren in/na 1950 én ouder dan 20 jaar en mannen geboren in/na 1936 én ouder dan 20 jaar, die vermoedelijk volledig zijn gevaccineerd (zonder documentatie): één dosis à 0,5 ml.
Vrouwen geboren vóór 1950 en mannen geboren vóór 1936 die vermoedelijk volledig zijn gevaccineerd (zonder documentatie): tetanusimmunoglobuline en één dosis à 0,5 ml.
Personen die nooit of onvolledig zijn gevaccineerd: tetanusimmunoglobuline én een volledig tetanusvaccinatieschema/aanvullen ontbrekende vaccinaties.
Vóór gebruik het vaccin zwenken. Tetanusvaccin i.m. toedienen, bij voorkeur in de deltaspier. Bij gelijktijdige toepassing van tetanusimmunoglobuline (TIG), deze in verschillende ledematen toedienen.
Doseringen
Actieve immunisatie tegen hepatitis B-virus
Volwassenen en kinderen > 15 jaar
Primaire vaccinatie bestaat uit 4 doses toegediend op maand 0, 1, 2 en 6.
Boosterdosering: overweeg na het primaire vaccinatieprogramma een boosterdosis toe te dienen aan prehemodialyse- en hemodialysepatiënten, omdat zij meer kans lopen om chronisch geïnfecteerd te raken, om zeker te stellen dat het beschermende niveau van antilichamen wordt bereikt. De booster geven op geleide van de anti-HBs-titer.
Bij blootstelling aan HBV: er zijn onvoldoende gegevens over gelijktijdige toediening van Fendrix met specifiek hepatitis B-immunoglobuline. Wanneer echter blootstelling aan HBV recent heeft plaatsgevonden en waar gelijktijdige toediening van Fendrix met een standaarddosering hepatitis B-immunoglobuline noodzakelijk is, deze op een andere injectieplaats toedienen.
Het vaccin i.m. in de deltaspier toedienen. Het vaccin nooit i.v. of s.c. toedienen.
Doseringen
Actieve immunisatie tegen hepatitis B-virus
Volwassenen en kinderen ≥ 16 jaar
Volg het drie-doseringen-schema (0, 1 en 6 mnd.) met een optimale bescherming in maand 7 of eventueel het versnelde schema (0, 1, 2, 12 mnd.) met 20 microg per dosis. Voor nog snellere inductie in uitzonderlijke gevallen (bv. vaccinatie binnen 1 maand vóór vertrek naar een risicogebied) bij volwassenen ouder dan 18 jaar: één dosis van 20 microg per dosis op dag 0, dag 7 en dag 21 toedienen, gevolgd door een vierde dosis 12 maanden na de eerste dosis.
Kinderen van 11–16 jaar
20 microg per dosis toepassen in een 2 doses-schema (0 en 6 mnd.), mits er (1) tijdens de vaccinatieperiode weinig kans is op een hepatitis B-infectie en (2) het volledige vaccinatieschema wordt gevolgd. Indien niet kan worden voldaan aan beide voorwaarden het drie-doseringen-schema (0, 1 en 6 mnd.) of het versnelde schema (0, 1, 2, 12 mnd.) met 10 microg per dosis volgen.
Kinderen < 16 jaar
Volg het drie-doseringen-schema (0, 1 en 6 mnd.) of het versnelde schema (0, 1, 2, 12 mnd.) met 10 microg per dosis.
Bescherming pasgeborenen van HBsAg-positieve moeders
Pasgeborenen
10 microg per dosis toepassen: direct na de geboorte starten met het vaccinatieschema 0, 1, 2 en 12 maanden óf het 0, 1 en 6 maanden-schema. Dien tegelijkertijd (op een andere injectieplaats) een dosis hepatitis B-immunoglobuline toe, om het beschermend effect te vergroten.
Nierinsufficiëntie
Volwassenen en kinderen ≥ 16 jaar
Bij nierinsufficiëntie (incl. hemodialyse) 40 microg 4×, de eerste keer op een zelf gekozen datum, vervolgens na 1, 2 en 6 maanden; op geleide van de anti-HBs-titer (streefwaarde ≥ 10 IE/l) het immunisatieschema eventueel aanpassen.
Indien bij immuunincompetente gevaccineerden (bv. dialysepatiënten) de anti-HBs-titer < 10 IE/l is, een herhalingsdosis (booster) overwegen en iedere 6–12 maanden een serologische test overwegen.
Kinderen < 16 jaar
10 microg per dosis toepassen met het drie-doseringen-schema (0, 1 en 6 mnd.) of het versnelde schema (0, 1, 2, 12 mnd.) . Vanwege de verminderde immuunrespons op hepatitis B-vaccins door nierinsufficiëntie kunnen extra doseringen vaccin nodig zijn om de anti-HBs-titer (streefwaarde ≥ 10 IE/l) te bereiken; overweeg daarom een serologische test na de vaccinatie.
Blootstelling aan hepatitis B-virus
Volwassenen en kinderen ≥ 16 jaar
Bij bekende of veronderstelde blootstelling aan hepatitis B-virus (bv. prikincident met besmette naald): de eerste dosis vaccin gelijktijdig met hepatitis B-immunoglobuline geven, maar wel op een andere injectieplaats. Het snelle immunisatieschema (0, 1, 2 en 12 mnd.) verdient de voorkeur ( 20 microg per dosis).
Kinderen < 16 jaar
Bij bekende of veronderstelde blootstelling aan hepatitis B-virus (bv. prikincident met besmette naald): de eerste dosis vaccin gelijktijdig met hepatitis B-immunoglobuline geven, maar wel op een andere injectieplaats. Het snelle immunisatieschema (0, 1, 2 en 12 mnd.) verdient de voorkeur (10 microg per dosis).
Rijksvaccinatieprogramma
Zuigelingen
Standaardschema op de leeftijd van 3, 5 en 11 maanden in de vorm van een DaKTP-Hib-HepB-combinatievaccin (Vaxelis). Kinderen van HBsAg-positieve moeders ontvangen een extra DKTP-Hib-HepB-vaccinatie op de leeftijd van 6-9 weken, en tevens binnen 48 uur na de geboorte (maximale uitloop tot 7 dagen na de geboorte) een dosis hepatitis-B-vaccin (Engerix-B of HB-Vax-Pro), in combinatie met hepatitis-B-immunoglobuline binnen 2 uur na de geboorte (maximale uitloop tot 48 uur na de geboorte).
Het vaccin i.m. in de deltaspier toedienen. Bij jonge kinderen (< 3 j.) i.m. toedienen in de anterolaterale dij. Omdat s.c.-toediening kan leiden tot een niet-optimale immuunrespons dient dit beperkt te blijven tot personen die kans op een bloeding lopen na i.m.-injecties (bv. hemofiliepatiënten).
Doseringen
In het algemeen is postexpositieprofylaxe (PEP) geïndiceerd na type II en type III blootstellingen aan een potentieel rabide dier. Bij type I blootstelling en een onbetrouwbare anamnese wordt altijd tot behandeling overgegaan. Bij kinderen < 15 j. wordt de anamnese altijd als onbetrouwbaar beschouwd, tenzij er een betrouwbare heteroanamnese is. PEP bestaat uit wondverzorging en -desinfectie, actieve vaccinaties en eventueel toedienen van rabiësimmunoglobuline. Het postexpositie-vaccinatieschema dat gegeven wordt is afhankelijk van vaccinatiestatus, het type blootstelling en verschilt voor gezonde en immuungecompromitteerde personen. Altijd de wond zorgvuldig en grondig reinigen en overvloedig spoelen met lauwwarm water en zeep gedurende 15 minuten, en vervolgens, indien mogelijk, desinfectie met alcohol 70%. Wond niet direct hechten. Overweeg profylaxe tegen tetanus.
Zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 1: Besluitvorming behandeling na blootstelling mogelijk rabide dier, en bijlage 2: Postexpositievaccinatieschema bij mogelijke blootstelling. Overleg met arts infectiebestrijding van de GGD in de regio.
Pre-expositievaccinatie (Rabiësvaccin Mérieux, Rabipur)
Volwassenen en kinderen
Volgens LCI richtlijn: intramusculair 1 ml op dag 0 en 7 (WHO-schema 2018). Voor kinderen < 1 jaar, personen met een immuunstoornis of personen die zeer frequent en veelal onbemerkt blootgesteld worden aan het klassiek rabiësvirus, 3 doses: i.m. 1 ml op dag 0, 7 en 21–28 en daarna elke 6 maanden een titerbepaling uitvoeren. Voor personen die continu of zeer frequent potentieel worden blootgesteld aan het EBLV-1/2 virus (vleermuizen) wordt een apart schema gebruikt, zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 7: Stroomschema PrEP voor vleermuiswerkers.
Revaccinatie: voor personen met een immuunstoornis of personen die zeer frequent en veelal onbemerkt blootgesteld worden aan het klassiek rabiësvirus, revaccineren indien de titer < 0,5 IU/ml is gedaald (titerbepaling iedere 6 maanden na basisvaccinatie). Voor personen die continu of zeer frequent potentieel worden blootgesteld aan het EBLV-1/2 virus (vleermuisverzorgers) geldt een specifiek stroomschema; zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 7: Stroomschema PrEP voor vleermuiswerkers. Voor reizigers is revaccinatie doorgaans niet nodig.
Postexpositievaccinatie (Rabiësvaccin Mérieux, Rabipur)
Volwassenen en kinderen
Behandeling gevaccineerden: intramusculair 1 ml op dag 0 en dag 3 (2 vaccinaties).
Behandeling niet (volledig) gevaccineerd: i.m. 1 ml op dag 0, 3, 7, 14–28 (4 vaccinaties, WHO-Essenschema) óf 2×1 ml op dag 0, 1×1 ml op dag 7 en 1×1 ml op dag 21 (4 vaccinaties, WHO-Zagrebschema), waar nodig gecombineerd met passieve immunisatie (anti-rabiës-immunoglobuline; MARIG) op dag 0. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven. Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 3: MARIG en rabiësvaccinatie.
Behandeling immuungecompromitteerde personen: bij volledige vaccinatie in immuuncompetente periode 1 ml op dag 0 en 3 (2 vaccinaties) én MARIG op dag 0. Als de vroegere vaccinaties niet tijdens immuuncompetente periode zijn geweest of niet volledig zijn: 1 ml op dag 0, 3, 7, 14 en 28 (5 vaccinaties, Essenschema immuungecompromitteerden) én MARIG op dag 0. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven. Overweeg titerbepaling van virusneutraliserende antistoffen als er een eerdere volledige vaccinatie is geweest. Indien reeds gestart is met het Zagrebschema is het advies om dit om te zetten naar het Essenschema voor immuungecompromitteerden (dag 0, 3, 7, 14 en 28). Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 2.
Pre-expositieprofylaxe (Verorab)
Volwassenen en kinderen
intramusculair 0,5 ml/dosis 1 dosis op dag 0, dag 7 en dag 28. De dosis gepland op dag 28 kan indien nodig op dag 21 worden gegeven. Overweeg een revaccinatie met 1 dosis op basis van het risico op blootstelling en van serologietesten om de aanwezigheid te detecteren van rabiësvirus-neutraliserende antilichamen (≥ 0,5 IE/ml). Bij immuungecompromitteerde personen 2 tot 4 weken na vaccinatie een bloedtest uitvoeren om vast te stellen of een extra dosis nodig is.
Voor personen die continu of zeer frequent potentieel worden blootgesteld aan het EBLV-1/2 virus (vleermuisverzorgers) geldt een specifiek stroomschema; zie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 7: Stroomschema PrEP voor vleermuiswerkers. Voor reizigers is revaccinatie doorgaans niet nodig.
Postexpositie profylaxe (Verorab)
Volwassenen en kinderen
Intramusculair 0,5 ml/dosis Behandeling gevaccineerden: 1 dosis op dag 0 en dag 3 (2 vaccinaties). Als alternatief kunnen 4 doses à 0,1 ml intradermaal worden gegeven op 4 afzonderlijke plaatsen op dag 0. Het geven van immunoglobulinen tegen rabiës is niet geïndiceerd.
Behandeling niet (volledig) gevaccineerde en immuungecompromitteerde personen: 1 dosis op dag 0, 3, 7, 14 en 28 (5 vaccinaties Essenschema) óf 2 doses op dag 0, 1 dosis op dag 7 en 1 dosis op dag 21 (4 vaccinaties Zagrebscema). Bij niet-gevaccineerde personen MARIG toedienen op dag 0 bij type III blootstelling; bij immuungecompromitteerde personen bij type II en III blootstelling. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven.
Intradermaal 0,1 ml/dosis: Behandeling gevaccineerden: 1 dosis op dag 0 en 3 (2 vaccinaties). Als alternatief kunnen 4 doses à 0,1 ml intradermaal worden gegeven op 4 afzonderlijke plaatsen op dag 0. Het geven van immunoglobulinen tegen rabiës is niet geïndiceerd.
Behandeling niet (volledig) gevaccineerde en immuungecompromitteerde personen: 2 doses op dag 0, 3, 7 en dag 28 (8 vaccinaties schema Rode Kruis Thailand TRC); óf 2 doses op dag 0, 3 en 7 ( 6 vaccinaties schema Instituut Pasteur Cambodja) óf 4 doses op dag 0, 3 en 7 (12 vaccinaties schema 4 plaatsen 1-wekelijks). Bij niet-gevaccineerde personen MARIG toedienen op dag 0 bij type III blootstelling; bij immuungecompromitteerde personen bij type II en III blootstelling. Indien MARIG niet op dezelfde dag als de eerste vaccinatie (dag 0) is gegeven, dit dan alsnog binnen 7 dagen (tot en met dag 7) na de eerste vaccinatie geven. Zie voor meer informatie de LCI-richtlijn Rabiës en daar bijlage 3: MARIG en rabiësvaccinatie.
Het wordt aangeraden om bij basisvaccinatie zo mogelijk gebruik te maken van één type celcultuurvaccin.
Toediening
- Rabiësvaccin Merieux, Rabipur: intramusculair; Verorab: intramusculair (pre- of postexpositieprofylaxe) of intradermaal (alleen postexpositieprofylaxe).
- Intramusculair: toedienen in de deltaspier, of bij kleine kinderen in het anterolaterale deel van het bovenbeen. Bij 2 doses op 1 dag: contralateraal geven.
- Intradermaal: toedienen in bovenarm of onderarm. Bij 2 doses op 1 dag: zo mogelijk contralateraal geven.
- MARIG niet intraveneus toedienen; het kan anafylactische reacties of shock geven bij mensen met een (onbekende) IgA- deficiëntie en/of anti-IgA-antilichamen in de circulatie. Het immunoglobuline afzonderlijk toedienen; zoveel mogelijk van de aanbevolen dosis zo diep mogelijk in én rondom de wond aanbrengen. Enig resterend immunoglobuline op een andere plek toedienen, bij voorkeur intragluteaal (en ver van het vaccin vandaan). Bij vragen of bestellen van MARIG contact opnemen met de afdeling infectiebestrijding van de plaatselijke GGD in de regio.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): uitslag of zwelling op de injectieplaats. Malaise.
Zelden (0,01-0,1%): koorts.
Zeer zelden (< 0,01%): neuropathie.
Verder is gemeld: verharding, warmte en pijn op de injectieplaats, apneu bij zeer premature kinderen (geboren ≤ 28 weken zwangerschap), misselijkheid.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn, vermoeidheid.
Vaak (1-10%): roodheid, zwelling op de injectieplaats. Maag-darmklachten. Koorts.
Soms (0,1-1%): andere reacties op de plaats van injectie.
Zelden (0,1-0,01%): maculopapuleuze huiduitslag, allergische reactie. Virale infecties. Dorst. Nervositeit. Vertigo. Rugpijn, tendinitis. Asthenie. Opvliegers.
Bij andere hepatitis B-vaccins zijn incidenteel gemeld: anafylactische reactie. Syncope. Paralyse, neuropathie, neuritis (incl. Guillain-Barrésyndroom, optische neuritis en multipele sclerose). Encefalitis, encefalopathie, meningitis. Convulsies.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats. Moeheid. Irritatie.
Vaak (1-10%): sufheid, hoofdpijn. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Koorts, malaise. Eetlustverlies.
Soms (0,1-1%): duizeligheid. Spierpijn.
Zelden (0,01-0,1%): lymfadenopathie. Paresthesie. Urticaria, jeuk, huiduitslag. Artralgie. Griepachtige verschijnselen.
Verder zijn gemeld: trombocytopenie. Encefalitis, encefalopathie, convulsies, paralyse, neuritis, neuropathie, hypo-esthesie. Apneu bij zeer premature kinderen (≤ 28 weken zwangerschap). Erythema multiforme, angio-oedeem, lichen planus. Artritis, spierzwakte. Meningitis. Vasculitis, hypotensie. Anafylaxie, allergische reacties.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): injectieplaatsreacties (zoals pijn, verharding, hematoom), malaise, vermoeidheid, asthenie, koorts. Hoofdpijn, duizeligheid. Huiduitslag. Lymfadenopathie. Misselijkheid. Myalgie. Bij kleine kinderen slaperigheid, prikkelbaarheid en ontroostbaar huilen.
Vaak (1-10%): Verminderde eetlust. Allergische reacties zoals urticaria, jeuk, dyspneu, piepende ademhaling. Rillingen. Braken, diarree, buikpijn. Artralgie.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid. Paresthesie. Hyperhidrose.
Zeer zelden (< 0,01%): anafylaxie (waaronder anafylactische shock), angio-oedeem. Encefalitis, Guillain-Barrésyndroom, (pre)syncope. Vertigo.
Gemeld zijn: vasculitis. Convulsies, neuritis, onrust, concentratiestoornissen, emotionele labiliteit, oedeem, op serumziekte lijkende reacties, plots gehoorverlies
Interacties
Bij gelijktijdige behandeling met immunosuppressiva kunnen mogelijk onvoldoende hoge antistoftiters worden bereikt.
Interacties
Bij combinatie met andere vaccins ten minste een interval van 2–3 weken aanhouden.
Bij behandeling met immunosuppressiva kunnen hogere doses van het vaccin nodig zijn om adequate concentraties van circulerende antistoffen te ontwikkelen.
Interacties
Corticosteroïden en immunosuppressieve middelen kunnen het effect van de vaccinatie nadelig beïnvloeden; controleer zo nodig de serologische respons.
Indien gelijktijdige vaccinatie van één of meerdere andere vaccins noodzakelijk is, deze in twee verschillende delen van het lichaam toedienen, bij voorkeur in contralaterale ledematen. Bij eventuele toediening van rabiësimmunoglobuline als aanvulling op vaccin, deze ver van de vaccinatieplaats toedienen.
Zwangerschap
Teratogenese: Er is ruime ervaring met dit vaccin tijdens de zwangerschap. Er zijn geen nadelige effecten bekend van vaccins met ontgifte toxinen. Volgens Lareb TIS zijn er geen aanwijzingen dat de kleine hoeveelheid thiomersal (conserveermiddel in dit vaccin) nadelige effecten heeft op het ongeboren kind en is er dus geen reden om zwangeren niet te vaccineren.
Advies: Kan worden gebruikt.
Overig: Volgens het LCI en het NHG is echter terughoudendheid geboden bij gebruik tijdens de zwangerschap; de voorkeur gaat uit naar het DTP-combinatievaccin.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Zoals voor alle geïnactiveerde virusvaccins geldt, zijn er naar verwachting geen schadelijke gevolgen voor de foetus.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens. Zoals voor alle geïnactiveerde virusvaccins geldt, zijn er naar verwachting geen schadelijke gevolgen voor de foetus.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gezien de ernst van de ziekte vormt zwangerschap geen contra-indicatie bij post-expositie–gebruik. Bij pre–expositie–gebruik alleen op strikte indicatie toepassen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. De door de moeder gemaakte antistoffen kunnen mogelijk de zuigeling beschermen. Het is onwaarschijnlijk dat de kleine hoeveelheid thiomersal via de borstvoeding een nadelig effect op de zuigeling heeft.
Advies: Kan (voor zover bekend zonder gevaar) volgens voorschrift worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Bij dieren zijn geen effecten op de ontwikkeling van de jongen gezien. Bij mensen geen negatieve effecten van geïnactiveerde virusvaccins bekend.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Er zijn geen negatieve effecten bekend van het gebruik van geïnactiveerde virusvaccins.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor thiomersal.
Contra-indicaties
- met hoge koorts gepaard gaande aandoeningen.
Contra-indicaties
- met hoge koorts gepaard gaande ziekte.
Contra-indicaties
Pre-expositie
- vaccinatie uitstellen bij acute infectieziekte met koorts.
Postexpositie
- vanwege een mogelijk fataal beloop van klinische rabiës is er géén contra-indicatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
De immunologische respons kan verminderd zijn bij gelijktijdige immunosuppressieve behandeling en bij immuungecompromitteerden. Aangeraden wordt de vaccinatie uit te stellen of de respons op de vaccinatie te controleren.
Bij zeer premature kinderen (geboren ≤ 28 weken zwangerschap), met name met een niet volledig ontwikkeld ademhalingsstelsel, het risico van apneu beoordelen en de noodzaak om de ademhalingsfunctie gedurende 48–72 uur te monitoren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Zoals bij elk vaccin kan het zijn dat een beschermende immuunrespons niet gehaald wordt bij alle gevaccineerden. Hogere leeftijd, mannelijk geslacht, obesitas, roken, immunodeficiëntie en bepaalde chronische ziekten zijn factoren die de respons op het hepatitis B-vaccin verminderen. Aanvullende doses kunnen nodig zijn bij die patiënten die niet reageren of een suboptimale respons geven op de vaccinatiekuur; overweeg hierbij een serologische test.
Comorbiditeit: Bij chronische leverziekte, HIV-infectie of hepatitis C wordt de vaccinatie aanbevolen omdat een hepatitis B-infectie bij deze patiënten ernstig kan verlopen.
Het is mogelijk dat een niet-herkende infectie aanwezig is ten tijde van de toediening, vanwege de lange incubatietijd van hepatitis B. Het vaccin biedt dan mogelijk geen bescherming tegen hepatitis B.
De veiligheid en werkzaamheid van Fendrix zijn niet vastgesteld bij kinderen < 15 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hogere leeftijd, mannelijk geslacht, obesitas, roken en chronische ziekten zijn factoren die de respons op hepatitis B-vaccin verminderen; overweeg hierbij een serologische test.
Bij HIV-geïnfecteerden, mensen met nierinsufficiëntie (incl. hemodialyse) en immunodeficiëntie kunnen hogere doses van het vaccin nodig zijn om adequate concentraties van circulerende antistoffen te ontwikkelen.
Overweeg ademhalingscontrole gedurende 48–72 uur bij zeer premature kinderen, in verband met de kans op apneu.
Het is mogelijk dat een niet-herkende infectie aanwezig is ten tijde van de toediening, vanwege de lange incubatietijd van hepatitis B. Het vaccin biedt dan mogelijk geen bescherming tegen hepatitis B.
Waarschuwingen en voorzorgen
De behandeling bij post-expositie is afhankelijk van de wond, de immuunstatus van de patiënt, het land waar het accident heeft plaatsgevonden en de toestand van het dier. Bij al dan niet verdachte omstandigheden meteen met adequate wondverzorging en vaccinatie beginnen. Als het dier niet beschikbaar is, de volledige behandeling uitvoeren. Bij een dood of levend dier de behandeling stoppen als het dier op dag 14 na het accident niet besmet blijkt, anders volledige behandeling uitvoeren (in ziekenhuis). Bij kleine schrammen of schaafwonden zonder bloeden, likken van beschadigde huid of krabbelen aan onbedekte huid onmiddellijk wondverzorging toepassen en het vaccin toedienen.
Bij aanraken, voeren, likken op intacte huid (type I blootstelling) is er geen behandeling nodig bij een betrouwbare anamnese. Bij een onbetrouwbare anamnese altijd behandelen. Bij kinderen < 15 jaar wordt de anamnese altijd als onbetrouwbaar beschouwd, tenzij er een betrouwbare heteroanamnese is.
Bij één of meerdere transdermale beten of schrammen naast het vaccin ook onmiddellijk anti-rabiës-immunoglobulinen toedienen. Het immunoglobuline afzonderlijk toedienen; zoveel mogelijk van de aanbevolen dosis zo diep mogelijk in én rondom de wond aanbrengen. Enig resterend immunoglobuline op een andere plek toedienen, bij voorkeur intragluteaal, (ver van het vaccin vandaan).
Voor immuungecompromitteerde of onvolledig gevaccineerde personen kunnen de vaccinatieschema's afwijken, zie de Bijlage 2: Postexpositievaccinatieschema bij mogelijke blootstelling van de LCI-richtlijn Rabiës.
Hulpstof: Fenylalanine, in Verorab, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
Eigenschappen
Vaccinatie leidt tot de vorming van antistoffen tegen het toxine gevormd door Clostridium tetani. Stimuleert het immunologische geheugen. Een antistofniveau van 0,01 IE/ml wordt beschouwd als beschermend. Na de derde dosis van de basisimmunisatie of de laatste geldige revaccinatie duurt de bescherming ten minste 10 jaar.
Eigenschappen
Niet-infectieus (geïnactiveerd) subunit-virusvaccin, afkomstig van het oppervlakte-antigeen van het hepatitis B-virus (HBsAg). Het antigeen wordt verkregen uit kweken van een recombinante stam van de gist Saccharomyces cerevisiae. Het eiwit is geadsorbeerd op gehydrateerd aluminiumfosfaat. Tevens is het vaccin ondersteund door het AS04C-adjuvanssysteem. Dit systeem bevat 3-O-desacyl-4'-monofosforyllipide (MPL) dat ook is geadsorbeerd op gehydrateerd aluminiumfosfaat. De toevoeging van AS04C geeft een versterkte humorale immunorespons ten opzichte van de toevoeging van aluminiumfosfaat alleen.
In klinisch onderzoek kon na het voltooien van het primaire vaccinatieschema bij 91% serumprotectieve antilichaamtiters tegen het hepatitis B-virus worden aangetoond. Aangenomen wordt dat een antilichaamtiter ≥ 10 IU/l afdoende bescherming biedt. Bij (pre-)hemodialysepatiënten is aangetoond dat de protectie ten minste 36 maanden aanhoudt.
Eigenschappen
Niet-infectieus (geïnactiveerd) subunit-virusvaccin, afkomstig van het oppervlakte-antigeen (HBsAg- of 'Australië'-antigeen) van het hepatitis B-virus (HBV). Het antigeen wordt verkregen uit kweken van een recombinante stam van de gist Saccharomyces cerevisiae. Bij de productie wordt geen gebruik gemaakt van menselijk materiaal.
Induceert de ontwikkeling van specifieke humorale antilichamen tegen HBsAg. Bij vrijwel alle gezonde personen (> 95%) kunnen na vaccinatie serumprotectieve antilichaamtiters tegen het hepatitis B-virus worden aangetoond. Aangenomen wordt dat een anti-HBs-titer ≥ 10 IE/l afdoende bescherming tegen HBV-infectie biedt.
Eigenschappen
Specifiek immuniserende werking tegen rabiës. Induceert stimulatie van lymfocyten en antilichaam-uitscheidende plasmocyten, resulterend in de productie van rabiësvirus-neutraliserende antilichamen (RVNA's). Bij bijna alle personen met een normaal immuunsysteem treedt seroconversie op. Een serumantistoftiter > 0,5 IE/ml wordt als beschermend beschouwd en wordt bij bijna 100% van de personen na 14 dagen bereikt.
Groepsinformatie
tetanusvaccin hoort bij de groep vaccins.
- BCG-vaccin (als vaccin) (J07AN01) Vergelijk
- bof-/mazelen-/rubellavaccin (J07BD52) Vergelijk
- choleravaccin, geïnactiveerd, hele cel (J07AE01) Vergelijk
- choleravaccin, levend verzwakt (J07AE02) Vergelijk
- COVID-19 mRNA vaccin (Comirnaty) (J07BN01) Vergelijk
- COVID-19 subunitvaccin (Nuvaxovid) (J07BN04) Vergelijk
- denguevaccin (J07BX04) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/polio-/haemophilus influenzae B-/hepatitis B-vaccin (J07CA09) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/poliovaccin (J07CA02) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanusvaccin (J07AJ52) Vergelijk
- difterie-/tetanus-/poliovaccin (J07CA01) Vergelijk
- gelekoortsvaccin (J07BL01) Vergelijk
- haemophilus influenzae B-vaccin (J07AG01) Vergelijk
- hepatitis A+B-vaccin (J07BC20) Vergelijk
- hepatitis A-vaccin (J07BC02) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Engerix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Fendrix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (HBVAX) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (PreHevbri) (J07BC01) Vergelijk
- influenzavaccin (J07BB02) Vergelijk
- japanse-encefalitisvaccin (J07BA02) Vergelijk
- leptospirosevaccin (J07AX01) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type A, C, W135, Y (J07AH08) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type B (J07AH09) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type C (J07AH07) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (2-valent) (J07BM02) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (4-valent) (J07BM01) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (9-valent) (J07BM03) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (10-valent) (J07AL52) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (13-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (15-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (20-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (23-valent) (J07AL01) Vergelijk
- pokkenvaccin (J07BX01) Vergelijk
- poliomyelitisvaccin (J07BF03) Vergelijk
- rabiësvaccin (J07BG01) Vergelijk
- rotavirusvaccin (J07BH01) Vergelijk
- RS-virusvaccin (J07BX05) Vergelijk
- tekenencefalitisvaccin (J07BA01) Vergelijk
- tyfusvaccin (parenteraal) (J07AP03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Provarivax) (J07BK01) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Shingrix) (J07BK03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Zostavax) (J07BK02) Vergelijk
Groepsinformatie
hepatitis B-vaccin (Fendrix) hoort bij de groep vaccins.
- BCG-vaccin (als vaccin) (J07AN01) Vergelijk
- bof-/mazelen-/rubellavaccin (J07BD52) Vergelijk
- choleravaccin, geïnactiveerd, hele cel (J07AE01) Vergelijk
- choleravaccin, levend verzwakt (J07AE02) Vergelijk
- COVID-19 mRNA vaccin (Comirnaty) (J07BN01) Vergelijk
- COVID-19 subunitvaccin (Nuvaxovid) (J07BN04) Vergelijk
- denguevaccin (J07BX04) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/polio-/haemophilus influenzae B-/hepatitis B-vaccin (J07CA09) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/poliovaccin (J07CA02) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanusvaccin (J07AJ52) Vergelijk
- difterie-/tetanus-/poliovaccin (J07CA01) Vergelijk
- gelekoortsvaccin (J07BL01) Vergelijk
- haemophilus influenzae B-vaccin (J07AG01) Vergelijk
- hepatitis A+B-vaccin (J07BC20) Vergelijk
- hepatitis A-vaccin (J07BC02) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Engerix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (HBVAX) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (PreHevbri) (J07BC01) Vergelijk
- influenzavaccin (J07BB02) Vergelijk
- japanse-encefalitisvaccin (J07BA02) Vergelijk
- leptospirosevaccin (J07AX01) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type A, C, W135, Y (J07AH08) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type B (J07AH09) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type C (J07AH07) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (2-valent) (J07BM02) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (4-valent) (J07BM01) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (9-valent) (J07BM03) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (10-valent) (J07AL52) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (13-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (15-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (20-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (23-valent) (J07AL01) Vergelijk
- pokkenvaccin (J07BX01) Vergelijk
- poliomyelitisvaccin (J07BF03) Vergelijk
- rabiësvaccin (J07BG01) Vergelijk
- rotavirusvaccin (J07BH01) Vergelijk
- RS-virusvaccin (J07BX05) Vergelijk
- tekenencefalitisvaccin (J07BA01) Vergelijk
- tetanusvaccin (J07AM01) Vergelijk
- tyfusvaccin (parenteraal) (J07AP03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Provarivax) (J07BK01) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Shingrix) (J07BK03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Zostavax) (J07BK02) Vergelijk
Groepsinformatie
hepatitis B-vaccin (Engerix) hoort bij de groep vaccins.
- BCG-vaccin (als vaccin) (J07AN01) Vergelijk
- bof-/mazelen-/rubellavaccin (J07BD52) Vergelijk
- choleravaccin, geïnactiveerd, hele cel (J07AE01) Vergelijk
- choleravaccin, levend verzwakt (J07AE02) Vergelijk
- COVID-19 mRNA vaccin (Comirnaty) (J07BN01) Vergelijk
- COVID-19 subunitvaccin (Nuvaxovid) (J07BN04) Vergelijk
- denguevaccin (J07BX04) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/polio-/haemophilus influenzae B-/hepatitis B-vaccin (J07CA09) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/poliovaccin (J07CA02) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanusvaccin (J07AJ52) Vergelijk
- difterie-/tetanus-/poliovaccin (J07CA01) Vergelijk
- gelekoortsvaccin (J07BL01) Vergelijk
- haemophilus influenzae B-vaccin (J07AG01) Vergelijk
- hepatitis A+B-vaccin (J07BC20) Vergelijk
- hepatitis A-vaccin (J07BC02) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Fendrix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (HBVAX) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (PreHevbri) (J07BC01) Vergelijk
- influenzavaccin (J07BB02) Vergelijk
- japanse-encefalitisvaccin (J07BA02) Vergelijk
- leptospirosevaccin (J07AX01) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type A, C, W135, Y (J07AH08) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type B (J07AH09) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type C (J07AH07) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (2-valent) (J07BM02) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (4-valent) (J07BM01) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (9-valent) (J07BM03) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (10-valent) (J07AL52) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (13-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (15-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (20-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (23-valent) (J07AL01) Vergelijk
- pokkenvaccin (J07BX01) Vergelijk
- poliomyelitisvaccin (J07BF03) Vergelijk
- rabiësvaccin (J07BG01) Vergelijk
- rotavirusvaccin (J07BH01) Vergelijk
- RS-virusvaccin (J07BX05) Vergelijk
- tekenencefalitisvaccin (J07BA01) Vergelijk
- tetanusvaccin (J07AM01) Vergelijk
- tyfusvaccin (parenteraal) (J07AP03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Provarivax) (J07BK01) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Shingrix) (J07BK03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Zostavax) (J07BK02) Vergelijk
Groepsinformatie
rabiësvaccin hoort bij de groep vaccins.
- BCG-vaccin (als vaccin) (J07AN01) Vergelijk
- bof-/mazelen-/rubellavaccin (J07BD52) Vergelijk
- choleravaccin, geïnactiveerd, hele cel (J07AE01) Vergelijk
- choleravaccin, levend verzwakt (J07AE02) Vergelijk
- COVID-19 mRNA vaccin (Comirnaty) (J07BN01) Vergelijk
- COVID-19 subunitvaccin (Nuvaxovid) (J07BN04) Vergelijk
- denguevaccin (J07BX04) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/polio-/haemophilus influenzae B-/hepatitis B-vaccin (J07CA09) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanus-/poliovaccin (J07CA02) Vergelijk
- difterie-/acellulair kinkhoest-/tetanusvaccin (J07AJ52) Vergelijk
- difterie-/tetanus-/poliovaccin (J07CA01) Vergelijk
- gelekoortsvaccin (J07BL01) Vergelijk
- haemophilus influenzae B-vaccin (J07AG01) Vergelijk
- hepatitis A+B-vaccin (J07BC20) Vergelijk
- hepatitis A-vaccin (J07BC02) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Engerix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (Fendrix) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (HBVAX) (J07BC01) Vergelijk
- hepatitis B-vaccin (PreHevbri) (J07BC01) Vergelijk
- influenzavaccin (J07BB02) Vergelijk
- japanse-encefalitisvaccin (J07BA02) Vergelijk
- leptospirosevaccin (J07AX01) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type A, C, W135, Y (J07AH08) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type B (J07AH09) Vergelijk
- meningokokkenvaccin type C (J07AH07) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (2-valent) (J07BM02) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (4-valent) (J07BM01) Vergelijk
- papillomavirusvaccin (9-valent) (J07BM03) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (10-valent) (J07AL52) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (13-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (15-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (20-valent) (J07AL02) Vergelijk
- pneumokokkenvaccin (23-valent) (J07AL01) Vergelijk
- pokkenvaccin (J07BX01) Vergelijk
- poliomyelitisvaccin (J07BF03) Vergelijk
- rotavirusvaccin (J07BH01) Vergelijk
- RS-virusvaccin (J07BX05) Vergelijk
- tekenencefalitisvaccin (J07BA01) Vergelijk
- tetanusvaccin (J07AM01) Vergelijk
- tyfusvaccin (parenteraal) (J07AP03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Provarivax) (J07BK01) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Shingrix) (J07BK03) Vergelijk
- varicella-zostervaccin (Zostavax) (J07BK02) Vergelijk