cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)
urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
Advies
De farmacotherapie van acute urineweginfectie is gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken).
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen, waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Advies
De farmacotherapie van acute urineweginfectie is gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken).
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Advies
De farmacotherapie van acute urineweginfectie is gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken).
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosprine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Advies
De farmacotherapie van acute urineweginfectie is gebaseerd op: de ernst van de aandoening (wel of geen weefselinvasie), lokale resistentiepatronen en specifieke patiëntkenmerken (leeftijd, geslacht, risicokenmerken).
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot de risicogroep kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepalingen. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Behandelplan
Cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw (eenmalig)
-
Overweeg een afwachtend beleid
- Adviseer veel te drinken, goed leegplassen (niet persen) en indien nodig pijnstilling, zie ook Pijn.
- Ga naar stap 2:
- als een antibioticumrecept voor 'uitgesteld gebruik' wordt verstrekt;
- als in overleg met de patiënte niet wordt gekozen voor een afwachtend beleid;
- als de urineweginfectie langer dan 1 week aanhoudt bij behandeling met alleen pijnstilling;
- bij vrouwen die eerder een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie hebben doorgemaakt.
Toelichting
Een cystitis kan vanzelf binnen 1 week genezen. In overleg met de patiënte kan daarom tot een afwachtend beleid besloten worden. Met antibiotica zijn de klachten weliswaar doorgaans eerder verdwenen, maar het gebruik kan gepaard gaan met bijwerkingen en het optreden van antibioticaresistentie. Adviseer de patiënte bij keuze voor een afwachtend beleid om ruim te drinken, de blaas goed leeg te plassen (niet persen) en zo nodig pijnstilling te gebruiken. Er is mogelijk een licht verhoogd risico op een pyelonefritis bij een afwachtend beleid (verschil ca. 1,6%). Het is daarom voornamelijk een optie bij een niet-zwangere, gezonde vrouw die gebruik van antibiotica wil vermijden en niet eerder een pyelonefritis heeft doorgemaakt 1.
Verstrek eventueel een uitgesteld antibioticumrecept, zodat de vrouw op basis van de klachten zelf kan beslissen om te beginnen met het gebruik als de klachten blijven bestaan of toenemen. Ook kan op deze manier het antibioticagebruik worden verminderd.
Factoren die meespelen bij de afweging om antibiotica te vermijden zijn o.a. de klachtenduur, de kans op complicaties of bijwerkingen en de kans op antibioticaresistentie. Deze afweging zal per patiënte anders uitvallen.
-
Geef een oraal antibioticum
-
Eerste keus
- nitrofurantoïne gedurende 5 dagen
Toelichting
Nitrofurantoïne is eerste keus omdat er nog weinig resistentie van E. coli voor nitrofurantoïne is waargenomen in de open populatie (max. 2% 1 2). E. coli is de belangrijkste verwekker van urineweginfecties.
Vanwege het gebruiksgemak gaat de voorkeur uit naar capsules met gereguleerde afgifte.
-
Tweede keus
- fosfomycine (oraal), eenmalige gift
Adviseer inname voor de nacht, voor een langere werking op de blaas.
Toelichting
De resistentie van E. coli voor fosfomycine is, net als voor nitrofurantoïne, gering (< 2% in 2021 2). Steeds meer urineweginfecties in de algemene populatie worden echter veroorzaakt door Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL)-producerende bacteriën. ESBL-producerende bacteriën zijn over het algemeen wel gevoelig voor zowel nitrofurantoïne als fosfomycine en gebruik ervan leidt niet tot toename van ESBL-producerende bacteriën. Echter, resistentie treedt tijdens gebruik wel sneller op tegen fosfomycine dan tegen nitrofurantoïne. Om die reden beveelt het NHG fosfomycine, ondanks het gebruiksgemak, niet aan als middel van eerste keus 1.
Fosfomycine heeft een eenmalige gift als voordeel. Belangrijk is wel de patiënte erop te wijzen dat de klachten niet al na één dag zijn verdwenen.
-
Derde keus
- trimethoprim gedurende 3 dagen
Adviseer inname voor de nacht, voor een langere werking op de blaas.
Recidiverende cystitis (≥ 3 urineweginfecties per jaar) bij gezonde, niet-zwangere vrouw
-
Bespreek niet-medicamenteus beleid
- Veel drinken, goed leegplassen (niet persen), bij aandrang mictie niet uitstellen en spoedig urineren na coïtus.
- Indien relevant: het gebruik van condooms/pessaria met spermadodende glijmiddelen heroverwegen.
Toelichting
Onderzoek geeft enige grond voor de opvatting dat de volgende factoren het optreden van urineweginfecties bevorderen: coïtus, onvoldoende drinken, uitstel van mictie in het algemeen en na de coïtus in het bijzonder, en het gebruik van pessaria en condooms in combinatie met een spermadodend middel. Van voldoende drinken is duidelijk aangetoond dat dit resulteert in vermindering van het aantal urineweginfecties. Onderzoek waaruit blijkt dat een wijziging in de andere gewoontes leidt tot minder urineweginfecties is niet voorhanden, maar omdat de adviezen geen risico’s met zich meebrengen en toch mogelijk effectief zijn, lijkt het zinvol patiënten erop te wijzen dat een verandering gunstig kan werken 1.
-
Geef medicamenteuze profylaxe
Maak met de patiënt een afweging tussen effectiviteit, bijwerkingen en de kans op ontwikkeling van antibioticaresistentie. Bespreek de voor- en nadelen met de patiënt en neem gezamenlijk een besluit.
-
Profylaxe met zelfzorgmiddelen
- cranberryproducten
- D-mannose
Heroverweeg het gebruik na enkele maanden tot een jaar, afhankelijk van het effect.
Toelichting
Er zijn enige aanwijzingen dat cranberryproducten en D-mannose effect hebben op het voorkomen van recidiverende urineweginfecties. Zowel cranberrytabletten als –drank kunnen worden gebruikt. De optimale dosering en toedieningsvorm staan echter niet vast. De drank wordt bovendien meestal matig verdragen. Ook voor D-mannose is de optimale dosering onbekend. Ernstige bijwerkingen van deze producten zijn niet gemeld, maar de veiligheid voor zwangeren, kinderen of patiënten met nierfunctiestoornissen is onbekend 1.
-
Bij postmenopauzale vrouwen
- estradiol (vaginaal) (offlabel)
- estriol (vaginaal) (offlabel)
Evalueer het gebruik ten minste jaarlijks en overweeg in overleg met de patiënte de behandeling te staken.
Toelichting
Oestrogenen lijken effectief in het verminderen van recidiverende urineweginfecties bij postmenopauzale vrouwen. Het gebruik kan wel gepaard gaan met bijwerkingen, en is niet voor alle patiëntgroepen geschikt (zie de rubriek Contra-indicaties in de geneesmiddelteksten). De werkzaamheid berust mogelijk op het tegengaan van slijmvliesatrofie, wat indirect leidt tot een verbetering van de vaginale flora en afname van de kans op kolonisatie door uropathogenen 1. Zowel estradiol als estriol vaginaal zijn niet geregistreerd voor de profylaxe van urineweginfecties bij postmenopauzale vrouwen.
-
Zelfbehandeling bij klachten
Bespreek de mogelijkheid voor een afwachtend beleid, met ruim drinken en evt. pijnstilling, en geef daarnaast een recept mee voor:
- nitrofurantoine gedurende 5 dagen
- fosfomycine (oraal), eenmalige gift
Vrouwen die eerder een vastgestelde urineweginfectie hadden, kunnen de behandeling zelf starten wanneer zich duidelijk herkenbare klachten voordoen.
Instrueer vrouwen om contact op te nemen als verbetering uitblijft, bij een afwijkend beloop of bij frequente recidieven.
Toelichting
Omdat vrouwen met recidiverende urineweginfecties redelijk in staat blijken klachten van een recidief zelf te herkennen, is volgens het NHG zelfbehandeling bij klachten een geschikt alternatief voor postcoïtumprofylaxe of continue profylaxe met antibiotica 1.
-
Postcoïtumprofylaxe (bij seksueel actieve vrouwen de voorkeur)
Kies één van de volgende middelen:
Baseer de keuze mede op de resistentie voor deze middelen in eerdere kweekresultaten (arbitrair tot 1 jaar terug).
Adviseer inname binnen 2 uur na iedere coïtus, maximaal 1 dosis per dag.
Staak de profylaxe na 6–12 maanden.
Let op
Bij langdurig gebruik van nitrofurantoïne kunnen zeldzame potentieel ernstige bijwerkingen optreden, zoals soms irreversibele polyneuropathie (met als eerste verschijnsel paresthesieën) en pulmonaal syndroom (klachten: dyspneu en prikkelhoest), wat kan leiden tot irreversibele fibrose.
Toelichting
Profylaxe met antibiotica is effectief in het verminderen van recidieven. Langdurig gebruik van antibiotica kan echter gepaard gaan met resistentie-ontwikkeling en bijwerkingen. Mogelijk is het risico op resistentie-ontwikkeling bij trimethoprim wat groter dan bij nitrofurantoïne. Met name langdurig gebruik van nitrofurantoïne kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, zoals interstitiële pneumonitis en longfibrose. Als er een indicatie bestaat voor antibioticaprofylaxe heeft, indien aan de orde, postcoïtumprofylaxe de voorkeur boven continue profylaxe, vanwege minder kans op resistentie-ontwikkeling en bijwerkingen, bij een gelijke effectiviteit 1.
De optimale duur van antibioticaprofylaxe is niet bekend. Staak de behandeling na 6–12 maanden vanwege de toenemende kans op resistentie-ontwikkeling en bijwerkingen bij langdurig gebruik. Er zijn aanwijzingen dat door selectie van resistente bacteriën, de resistentie kan oplopen tot > 80% na gebruik van profylaxe gedurende één jaar 1.
-
Continue antibioticaprofylaxe
Kies één van de volgende middelen:
Baseer de keuze mede op de resistentie voor deze middelen in eerdere kweekresultaten (arbitrair tot 1 jaar terug).
Adviseer inname voor de nacht, voor een langere werking op de blaas.
Staak de profylaxe na 6–12 maanden.
Let op
Bij langdurig gebruik van nitrofurantoïne kunnen zeldzame, potentieel ernstige bijwerkingen optreden, zoals soms irreversibele polyneuropathie (eerste verschijnsel paresthesieën) en pulmonaal syndroom (klachten: dyspneu en prikkelhoest), wat kan leiden tot irreversibele fibrose.
Toelichting
Profylaxe met antibiotica is effectief in het verminderen van recidieven. Langdurig gebruik van antibiotica kan echter gepaard gaan met resistentie-ontwikkeling en bijwerkingen. Mogelijk is het risico op resistentie-ontwikkeling bij trimethoprim wat groter dan bij nitrofurantoïne. Met name langdurig gebruik van nitrofurantoïne kan ernstige bijwerkingen veroorzaken, zoals interstitiële pneumonitis en longfibrose. Als er een indicatie bestaat voor antibioticaprofylaxe heeft, indien aan de orde, postcoïtumprofylaxe de voorkeur boven continue profylaxe, vanwege minder kans op resistentie-ontwikkeling en bijwerkingen, bij een gelijke effectiviteit 1.
De optimale duur van antibioticaprofylaxe is niet bekend. Staak de behandeling na 6–12 maanden vanwege meer kans op resistentie-ontwikkeling en bijwerkingen bij langdurig gebruik. Er zijn aanwijzingen dat door selectie van resistente bacteriën de resistentie kan oplopen tot > 80% na gebruik van profylaxe gedurende één jaar 1.
Behandelplan
-
Start in afwachting van de kweekuitslag met een oraal antibioticum
-
Bij vrouwen met diabetes mellitus, een verminderde weerstand of afwijkingen aan de nieren of urinewegen
Eerste keus
- nitrofurantoïne gedurende 7 dagen (offlabel)
Let op! nitrofurantoïne is gecontra-indiceerd bij een creatinineklaring < 30 ml/min, omdat geen bactericide concentratie in de urine wordt verkregen.
Tweede keus
- fosfomycine (oraal) eenmalig (offlabel)
Adviseer inname voor de nacht, voor een langere werking op de blaas.
Derde keus
- trimethoprim gedurende 7 dagen (offlabel)
Adviseer inname voor de nacht, voor een langere werking op de blaas.
-
Bij zwangeren
- nitrofurantoïne gedurende 7 dagen (eerste keus, offlabel)
- amoxicilline/clavulaanzuur gedurende 5 dagen (tweede keus)
Let op
Volgens het NHG is nitrofurantoïne gecontra-indiceerd > 38 weken zwangerschap 1. De NVOG adviseert vanaf 36 weken zwangerschap geen nitrofurantoïne meer te geven 2. Nitrofurantoïne wordt langzaam uitgescheiden via de nieren van de neonaat waardoor er volgens Lareb en het NVOG theoretisch gezien meer kans bestaat op hemolytische anemie bij de neonaat, vooral bij G6PD-deficiëntie 2 3. G6PD-deficiëntie komt vooral voor bij mensen uit het Middellandse Zeegebied, Suriname, de Antillen, Azië en Afrika 3.
Toelichting
Het advies van het NHG 1 voor een 7-daagse kuur nitrofurantoïne is niet conform de richtlijn voor gynaecologen 2, waarin een 5-daagse kuur nitrofurantoïne wordt geadviseerd. Het NHG geeft aan dat er geen nieuw bewijs is dat een aanpassing van het advies voor een 7-daagse kuur rechtvaardigt en heeft daarom gekozen om het advies voor deze behandelduur te handhaven in de NHG-Standaard van 2020 1. In de richtlijn van de NVOG (van 2011) zijn nitrofurantoïne en amoxicilline/clavulaanzuur gelijkwaardige behandelopties. In de NVOG-richtlijn wordt aangegeven om nitrofurantoïne bij voorkeur na 36 weken zwangerschap, of bij dreigende preterme geboorte, niet meer toe te passen 2.
-
Bij mannen
- nitrofurantoine gedurende 7 dagen (eerste keus, offlabel)
- trimethoprim gedurende 7 dagen (tweede keus, offlabel)
Adviseer inname voor de nacht, voor een langere werking op de blaas
Let op
Houd bij persisterende of toenemende klachten ondanks behandeling met nitrofurantoïne, rekening met mogelijk therapiefalen, ook als de kweekuitslag een voor nitrofurantoïne gevoelig micro-organisme toont 1.
-
Pas beleid aan
Zet op geleide van de uitslag van de kweek en het resistentiepatroon de initiële 'empirische' behandeling voort of pas deze aan, zo mogelijk naar een antibioticum met een smaller werkingsspectrum.
Toelichting
Een kweekuitslag kan een reden zijn om te wisselen van antibioticum. Adviseer de patiënt contact op te nemen over de kweekuitslag. Bij zwangeren is dit extra belangrijk, vanwege de mogelijke consequenties van de uitslag voor de bevalling. Als er groep B-streptokokken in de urine zijn gevonden, dient de (huis)arts de verloskundig zorgverlener hierover te informeren. Adviseer de patiënte dit ook zelf actief te melden, omdat behandeling met intraveneuze antibiotische profylaxe tijdens de partus is geïndiceerd 1.
Behandelplan
Eerstelijnszorg
-
Geef een oraal antibioticum
Start in afwachting van kweekuitslag en resistentiebepaling met een oraal antibioticum
Eerste keus
bij niet-zwangere vrouwen gedurende 7 dagen, bij mannen gedurende 14 dagen;
Tweede keus (eerste keus bij borstvoeding)
bij niet-zwangere vrouwen gedurende 10 dagen, bij mannen gedurende 14 dagen;
Derde keus (tweede keus bij penicillineallergie)
bij niet-zwangere vrouwen gedurende 10 dagen, bij mannen gedurende 14 dagen.
Heroverweeg bij patiënten met een verblijfskatheter, de indicatie hiervoor. Vervang bij een nog bestaande indicatie de katheter liefst voor de start, maar in elk geval vóór het einde van de kuur 1.
Overweeg patiënten (zowel mannen als vrouwen) met een verblijfskatheter die een goede respons hebben op de therapie, 7 dagen te behandelen, in plaats van 10 of 14 dagen. De behandelduur bij vrouwen met een verblijfskatheter die ciprofloxacine krijgen, blijft 7 dagen 1.
Instrueer een patiënt contact op te nemen indien binnen 48 uur geen verbetering optreedt, of evt. eerder bij verergering van de klachten of de ontwikkeling van verwardheid 1.
Toelichting
Bij urineweginfecties met tekenen van weefselinvasie zijn de behandelopties beperkt, met name door het bestaan van resistentie. Daarnaast is het van belang een antibioticum te geven dat voldoende weefselpenetratie geeft, en bij blinde behandeling een grote trefkans heeft gezien het ernstige karakter van de infectie.
Ciprofloxacine is volgens het NHG eerste keus bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie in de eerstelijnszorg, ondanks de kans op bijwerkingen, omdat dit het enige middel is met voldoende weefselpenetratie én een resistentiecijfer van < 20%. Voor amoxicilline/clavulaanzuur en trimethoprim is dit ca. 20-26% 1 2. In de eerstelijnszorg wordt een resistentiepercentage van < 20% geaccepteerd voor de inzet van een middel als empirische therapie, in de tweedelijnszorg wordt een middel geschikt bevonden bij een resistentiepercentage < 10% 3. Nitrofurantoïne, oraal fosfomycine en norfloxacine komen niet in aanmerking vanwege onvoldoende weefselpenetratie 1.
Om de toepassing van ciprofloxacine en andere breedspectrum-antibiotica zoveel mogelijk te beperken en de kans op bijwerkingen en resistentieontwikkeling te verminderen, is het advies om bij gebleken gevoeligheid te switchen naar een antibioticum met een minder breed spectrum of minder kans op ernstige bijwerkingen 1.
Cotrimoxazol penetreert beter in de prostaat dan amoxicilline (al dan niet in combinatie met clavulaanzuur) en is om die reden bij mannen (met prostatitis) een alternatief voor ciprofloxacine bij bewezen gevoeligheid voor cotrimoxazol 1.
Als een urinemonster wordt verkregen uit een oude katheter (van enkele dagen oud of langer) kan de kweekuitslag een weergave van de bacteriën van de biofilm zijn. Bij patiënten met een katheter is het mogelijk om een urinemonster te nemen dat een betere weergave geeft van de daadwerkelijke uropathogenen, door de katheter vóór aanvang van de behandeling te vervangen of te verwijderen. Bovendien leidt het verwijderen of vervangen van de blaaskatheter vóór de start van de behandeling tot betere klinische uitkomsten, het versnelt het verminderen van symptomen zoals koorts, en vermindert de kans op een latere kathetergerelateerde urineweginfectie 1.
Indicaties voor verwijzing naar de tweedelijnszorg zijn:
- urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij zwangeren;
- pyelonefritis bij (vermoeden van, of reeds bekende) nierstenen bij volwassenen;
- urineweginfectie met koorts of andere tekenen van weefselinvasie, die niet binnen 48 uur verbetert op antimicrobiële behandeling bij volwassenen;
- vermoedelijke sepsis (hypotensie, tachycardie, tachypneu, koude rillingen).
-
Pas beleid aan
Zet op geleide van de uitslag van de kweek en het resistentiepatroon de initiële 'empirische' behandeling voort of pas deze aan, zo mogelijk naar een antibioticum met een smaller werkingsspectrum.
-
Bij niet-zwangere vrouwen
Overweeg als uit de kweek blijkt dat de verwekker gevoelig is voor amoxicilline, amoxicilline/clavulaanzuur of cotrimoxazol het eerder (empirisch) gestarte antibioticum te staken, en bij gebleken gevoeligheid te starten met:
- amoxicilline (eerste keus)
- amoxicilline/clavulaanzuur (tweede keus) óf
- cotrimoxazol (tweede keus, offlabel)
De totale behandelduur van het eerder empirisch gestarte antibioticum plus het nieuw gestarte antibioticum is 10 dagen. Bij vrouwen met een verblijfskatheter en een goede respons op de therapie is de behandelduur 7 dagen. Dit beleid vermindert het risico op bijwerkingen en resistentie-ontwikkeling 1.
-
Bij mannen
Overweeg als uit de kweek blijkt dat de verwekker gevoelig is voor cotrimoxazol, het eerder (empirisch) gestarte antibioticum te staken, en bij gebleken gevoeligheid te starten met:
- cotrimoxazol (offlabel)
De totale behandelduur van het eerder empirisch gestarte antibioticum plus het nieuw gestarte antibioticum is 14 dagen. Bij mannen met een verblijfskatheter en een goede respons op de therapie is de behandelduur 7 dagen. Dit beleid vermindert het risico op bijwerkingen en resistentie-ontwikkeling 1.
Tweedelijnszorg
-
Geef een i.v. of oraal antibioticum
Start bij de eerste presentatie van een urineweginfectie met systemische symptomen.
Algemeen
Kies één van de volgende opties:
- i.v. amoxicilline + i.v. aminoglycoside (bv. gentamicine) (niet bij een penicilline-allergie);
- i.v. tweede generatie cefalosporine (bv. cefuroxim) + i.v. aminoglycoside (bv. gentamicine);
- i.v. derde generatie cefalosporine (bv. ceftriaxon, cefotaxim) als monotherapie;
- oraal ciprofloxacine (alleen als er anafylaxie voor β-lactamantibiotica bestaat of als de gehele therapie oraal wordt gegeven, zie voor nadere voorwaarden de Toelichting).
Behandel vrouwen gedurende 10–14 dagen, behalve bij oraal ciprofloxacine, behandel dan gedurende 7 dagen. Behandel mannen gedurende 14 dagen.
Bij zwangeren
- i.v. derde generatie cefalosporine (ceftriaxon of cefotaxim) gedurende 10–14 dagen.
Bij patiënten die in het afgelopen jaar geïnfecteerd of gekoloniseerd zijn geweest met een ESBL-producerende bacterie
- empirische therapie op geleide van het resistentiepatroon van de eerder gekweekte ESBL-stam. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de aanbevelingen in de SWAB-richtlijn Sepsis (2020).
Let op
Langdurige behandeling met gentamicine wordt ontraden door SWAB 3.
Toelichting
Een patiënt waarbij een urineweginfectie met weefselinvasie vermoed wordt, ontvangt in het ziekenhuis aanvankelijk intraveneuze antibiotica, en gaat daarna op een orale behandeling over op basis van klinische omstandigheden.
Bij een patiënt met een urineweginfectie met systemische symptomen waarbij ziekenhuisopname nodig is, kiest men op basis van de lokale resistentiepatronen voor intraveneus gebruik van een tweede generatie cefalosporine (cefuroxim 4) mét een aminoglycoside óf een derde generatie cefalosporine (ceftriaxon of cefotaxim als monotherapie 4) óf als alternatief amoxicilline in combinatie mét een aminoglycoside 3 4.
Amoxicilline, amoxicilline/clavulaanzuur en cotrimoxazol zijn volgens SWAB (en dus in de tweedelijnszorg) niet geschikt als empirische behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen, vanwege de hogere resistentiecijfers van E. Coli voor deze middelen (hoger dan 10%) 2 3. Dit geldt ook voor ciprofloxacine en andere fluorchinolonen bij patiënten die onder behandeling zijn van een uroloog. Dit is overigens niet van toepassing voor patiënten die worden behandeld door de huisarts, omdat bij een lagere urineweginfectie voor een middel hogere resistentiepercentages worden geaccepteerd (< 20% i.p.v. < 10%) voor de empirische behandeling 3. Zie ook het Behandelplan Eerstelijnszorg.
Empirisch gebruik van oraal ciprofloxacine wordt alleen aanbevolen als de behandeling ook oraal gestart wordt, wanneer de patiënt niet in het ziekenhuis opgenomen hoeft te worden of als de patiënt eerder een anafylactische reactie heeft doorgemaakt op β-lactamantibiotica, en onder voorwaarde dat het lokale resistentiepercentage < 10% is. Deze optie geldt niet voor patiënten die onder behandeling zijn van een uroloog, of als de patiënt in de afgelopen 6 maanden behandeld is met een fluorchinolon (incl. ciprofloxacine), omdat dit risicofactoren zijn voor fluorchinolonenresistentie 3 4.
Bij zwangeren gaat de voorkeur uit naar monotherapie met een derde generatie cefalosporine (cefotaxim of ceftriaxon), omdat hierbij geen bijwerkingen op de foetus zijn beschreven 3 5.
-
Pas beleid aan
Zet op geleide van de uitslag van de kweek en het resistentiepatroon de initiële 'empirische' behandeling voort of pas deze aan, zo mogelijk naar een antibioticum met een smaller werkingsspectrum. Als de patiënt klinisch stabiel is, in staat is orale medicatie te verdragen, en het mogelijk is een adequaat oraal antibioticum toe te passen, dan is het wenselijk dat de patiënt wordt overgezet op orale therapie 3.
Behandelplan
Cystitis bij kinderen jonger dan 12 jaar
-
Niet-medicamenteuze adviezen
- Bij aanwijzingen voor een afwijkend plaspatroon bij zindelijke kinderen adviseer o.a.: ontspannen zithouding op toilet, goed leeg plassen, niet persen tijdens het plassen, de plas niet te lang ophouden (minstens 6–7 keer per dag plassen), van voor naar achter afvegen.
- Behandel bij de patiënt eventueel aanwezige obstipatie, zie hiervoor de tekst Obstipatie.
Combineer niet-medicamenteuze adviezen met medicamenteuze behandeling, zie stap 2.
Toelichting
Bij zindelijke kinderen neemt de kans op een urineweginfectie mogelijk toe bij een verkeerd plaspatroon, door residuvorming. Geef, als er aanwijzingen zijn voor een afwijkend plaspatroon, adviezen om het plaspatroon te normaliseren 1.
Behandeling van obstipatie kan bij kinderen mogelijk leiden tot minder kans op een urineweginfectie 1.
-
Start in afwachting van de kweekuitslag een oraal antibioticum
-
Eerste keus
- nitrofurantoïne gedurende 5 dagen
Adviseer contact op te nemen als de klachten niet binnen 48 uur verbeteren.
Toelichting
Een urineweginfectie bij een kind < 12 jaar is een aandoening die antibiotische behandeling behoeft, vanwege een grotere kans op een ascenderende infectie met nierschade tot gevolg 1. Nitrofurantoïne is eerste keus omdat er nog weinig resistentie van E. coli voor nitrofurantoïne is waargenomen (0% bij kinderen < 12 jaar in 2021 2). E. coli is de belangrijkste verwekker van urineweginfecties. De NHG-Standaard (2020) vermeldt voor nitrofurantoïne een behandelduur van 5 dagen, overeenkomstig het advies voor volwassenen, omdat volgens het NHG een kortere behandelduur met nitrofurantoïne bij kinderen niet is onderzocht 1. De NVK-richtlijn uit 2019 3 vermeldt een behandelduur van 2–4 dagen, in navolging van de NICE-richtlijn Urinary tract infection in children. Die behandelduur is vooral gebaseerd op onderzoeken verricht met amoxicilline/clavulaanzuur en cotrimoxazol 1.
-
Tweede keus
- amoxicilline/clavulaanzuur gedurende 3 dagen
Adviseer contact op te nemen, als de klachten niet binnen 48 uur verbeteren.
Toelichting
Er is een redelijke mate van (in vitro) resistentie van E. coli voor amoxicilline/clavulaanzuur waargenomen (ca. 24% bij kinderen < 12 jaar in 2021 2). De vermelde resistentiegetallen zijn waarschijnlijk hoger dan in werkelijkheid, dit komt omdat lang niet altijd een kweek wordt verricht bij de eerste episode van een urineweginfectie, en doorgaans pas bij falen van de behandeling. De praktijk laat zien dat amoxicilline/clavulaanzuur nog steeds een bruikbaar middel is, mede omdat het renaal geklaard wordt en daardoor hoge spiegels bereikt in de urine 3. De behandelduur met amoxicilline/clavulaanzuur is volgens de NHG-Standaard 3 dagen 1. De NVK-richtlijn vermeldt (voor in de tweedelijnszorg) een behandelduur van 2–4 dagen voor een cystitis 3. Deze behandelduur is gebaseerd op onderzoeken verricht met amoxicilline/clavulaanzuur (en met cotrimoxazol) 1.
-
Pas beleid aan
Zet op geleide van de uitslag van de kweek en het resistentiepatroon de initiële 'empirische' behandeling voort of pas deze aan, zo mogelijk naar een antibioticum met een smaller werkingsspectrum 1.
Urineweginfectie met weefselinvasie bij kinderen jonger dan 12 jaar
-
Niet-medicamenteuze adviezen
- Bij aanwijzingen voor een afwijkend plaspatroon bij zindelijke kinderen adviseer o.a.: ontspannen zithouding op toilet, niet persen tijdens het plassen, de plas niet te lang ophouden (min. 6–7 keer per dag plassen).
- Adviseer ruime vochtinname.
- Behandel bij de patiënt eventueel aanwezige obstipatie, zie hiervoor de tekst Obstipatie.
- Verricht echografie van de urinewegen bij kinderen > 1 maand en < 2 jaar met tekenen van weefselinvasie, om een onderliggende oorzaak uit te sluiten 1.
Combineer niet-medicamenteuze adviezen met orale medicamenteuze behandeling, zie stap 2.
Als orale behandeling niet mogelijk is, ga dan direct naar stap 3.
-
Start in afwachting van de kweekuitslag een oraal antibioticum
-
Eerste keus
- amoxicilline/clavulaanzuur gedurende 10–14 dagen
Adviseer contact op te nemen als de klachten niet binnen 48 uur verbeteren, of evt. eerder bij verergering van het ziektebeeld.
Ga naar stap 3 als orale behandeling niet mogelijk is.
Toelichting
Met oraal amoxicilline/clavulaanzuur kunnen voldoende effectieve weefselspiegels worden bereikt. Wel wordt er een redelijke mate van (in vitro) resistentie van E. coli voor amoxicilline/clavulaanzuur vermeld (ca. 24% bij kinderen < 12 jaar in 2021 2). De vermelde resistentiegetallen zijn waarschijnlijk hoger dan in werkelijkheid. Dit komt omdat lang niet altijd een kweek wordt verricht bij de eerste episode van een urineweginfectie, en doorgaans pas bij falen van de behandeling. De praktijk laat zien dat amoxicilline/clavulaanzuur nog steeds bruikbaar is voor de behandeling van een pyelonefritis bij kinderen, mede vanwege de renale klaring en de daardoor hoge spiegels in de urine 3.
De behandelduur met oraal amoxicilline/clavulaanzuur is volgens de NHG-Standaard 10 dagen 1. De NVK-richtlijn vermeldt voor amoxicilline/clavulaanzuur een behandelduur van 10–14 dagen voor bij een pyelonefritis bij kinderen 3 4.
-
Tweede keus of bij overgevoeligheid voor penicillinen
- cotrimoxazol gedurende 10 dagen (offlabel)
Adviseer direct contact op te nemen als de klachten niet binnen 48 uur verbeteren, of evt. eerder bij verergering van het ziektebeeld.
Toelichting
Met oraal cotrimoxazol kunnen voldoende effectieve weefselspiegels worden bereikt. Op basis van de resistentiecijfers is het middel tweede keus in de eerstelijnszorg en bij overgevoeligheid voor penicillinen een goed alternatief 1.
-
Start in afwachting van de kweekuitslag een intraveneus antibioticum (in de tweedelijnszorg)
Als orale behandeling niet mogelijk is, geef intraveneus een tweede- of derdegeneratie cefalosporine gedurende 2–4 dagen:
- cefuroxim (systemisch) óf;
- ceftriaxon óf;
- cefotaxim.
Vervolg daarna de behandeling met orale antibiotica op geleide van het resistentiepatroon, zie stap 4.
-
Pas beleid aan
Zet op geleide van de uitslag van de kweek en het resistentiepatroon de initiële 'empirische' behandeling voort of pas deze aan, zo mogelijk naar een antibioticum met een smaller werkingsspectrum 1 3.
Achtergrond
Definitie
Bij een urineweginfectie is er sprake van bacteriurie met klinische verschijnselen passend bij een urineweginfectie. Een cystitis (blaasontsteking) is een urineweginfectie die zich beperkt tot het oppervlak van de blaasmucosa. Een urineweginfectie wordt met name veroorzaakt door bacteriën afkomstig uit de fecale microbiota die via de urinebuis de blaas koloniseren. De belangrijkste veroorzaker van een urineweginfectie in alle patiëntengroepen is Escherichia coli (E. coli 1).
Symptomen
Klachten van een cystitis bestaan vooral uit een pijnlijk of branderig gevoel bij het plassen en verder een loze aandrang en frequent plassen. Andere symptomen zijn pijn in de buik en onderrug, hematurie en bij vrouwen ook veranderde vaginale afscheiding.
Behandeldoel
Doel van de behandeling is het verminderen van de klachten.
Doel van de profylactische behandeling is het verkleinen van de kans op een recidief.
Uitgangspunten
Een cystitis bij een gezonde niet-zwangere vrouw kan vanzelf overgaan. Zonder behandeling met antibiotica heeft meer dan de helft van de vrouwen na 1 week geen klachten meer. Het onbehandeld laten van een cystitis leidt zelden tot weefselinvasie. Overweeg daarom, in overleg met patiënte, om het gebruik van antibiotica af te wachten (met of zonder gebruik van pijnstilling). Verricht bij gezonde niet-zwangere vrouwen met een eerste keer klachten van een urineweginfectie diagnostiek en behandel niet alleen op geleide van klachten, zie voor meer informatie de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020).
In het Zinnige Zorg Verbetersignalement 'Urineweginfecties' is geconstateerd dat artsen aanbevelingen voor het informeren van patiënten over het afwachtende beleid bij een gezonde niet-zwangere vrouw met cystitis niet altijd volgen. Overleg indien mogelijk met de patiënte over het wel/niet voorschrijven van een antibioticum. Dit vermindert de kans op bijwerkingen en op antibioticaresistentie. Zie voor meer informatie het Zinnige Zorg Verbetersignalement Urineweginfecties. 3
De behandeling met antibiotica geschiedt vaak ‘blind’, dat wil zeggen zonder dat de verwekker en diens resistentiepatroon bekend zijn. De voorkeursbehandeling is gebaseerd op de combinatie van de resistentiecijfers van alle uropathogenen, met als belangrijkste die van E. coli. Het advies is om bij de keuze voor een antibioticum ook eventuele eerdere kweekuitslagen mee te nemen in de overweging (arbitrair: die van het afgelopen jaar). Andere factoren bepalend voor de keuze zijn o.a. het risico op complicaties en bijwerkingen en mogelijke interacties van comedicatie 1. Verricht (opnieuw) urineonderzoek en verstrek een ander antibioticum, wanneer de klachten 24 tot 48 uur na afloop van de kuur niet duidelijk zijn afgenomen. Laat een kweek en resistentiebepaling uitvoeren als de klachten na een tweede kuur aanhouden. Hierna vindt behandeling plaats op grond van de kweekuitslag.
Op een primaire cystitis volgen nogal eens recidieven, de kans op weefselinvasie is hierbij gering. Een recidief kan een terugval zijn, maar de meest voorkomende oorzaak is herinfectie. Overweeg profylaxe met zelfzorgmiddelen, vaginaal estriol of estradiol (bij postmenopauzale vrouwen) of antibiotica bij 3 of meer urineweginfecties binnen één jaar. Treedt tijdens profylaxe met antibiotica opnieuw een cystitis op, kies dan voor de behandeling tijdens die episode een ander antibioticum dan gebruikt werd als profylaxe. Stuur alvorens de behandeling te starten, verse urine of een dipslide naar een laboratorium voor kweek en resistentiebepaling. Overweeg, als de profylaxe bestaat uit het gebruik van een antibioticum, na afloop van de cystitis een ander antibioticum als profylaxe, afhankelijk van het resistentiepatroon, of staak de antibiotische profylaxe in het geheel. Staak de profylaxe na 6 maanden tot maximaal 1 jaar in verband met de toename van het risico op bijwerkingen (hepatotoxiciteit en longfibrose) en resistentieontwikkeling bij langdurig gebruik 1. In het Zinnige Zorg Verbetersignalement 'Urineweginfecties' is geconstateerd dat artsen aanbevelingen voor het staken van continue antibiotica profylaxe niet altijd volgen. Staak het antibioticum na maximaal 12 maanden, met uitzondering van specifieke gevallen waarbij geen alternatief mogelijk is, Dit vermindert de kans op bijwerkingen en op antibioticaresistentie. Zie voor meer informatie het Zinnige Zorg Verbetersignalement Urineweginfecties. 3
Achtergrond
Definitie
Een urineweginfectie wordt met name veroorzaakt door bacteriën afkomstig uit de fecale microbiota, die via de urinebuis de blaas koloniseren. De belangrijkste veroorzaker van een urineweginfectie bij elke patiëntengroep is Escherichia coli (E. coli). Bij risicogroepen bestaat de kans op een gecompliceerd beloop met weefselinvasie.
Risicogroepen bij cystitis zijn:
- mannen;
- zwangeren;
- vrouwen met:
- afwijkingen aan nieren of urinewegen;
- neurologische blaasstoornissen;
- een verblijfskatheter;
- een verminderde weerstand of diabetes mellitus;
- kinderen < 12 jaar, zie ook Behandelplan Urineweginfecties bij kinderen < 12 jaar.
Symptomen
Klachten van een cystitis bestaan vooral uit een pijnlijk of branderig gevoel bij het plassen en verder een loze aandrang en frequent plassen. Andere symptomen zijn pijn in de buik en onderrug, hematurie en bij vrouwen ook veranderde vaginale afscheiding.
Behandeldoel
Doel van de behandeling is het verminderen van de klachten en het voorkómen van complicaties door een ascenderende infectie.
Uitgangspunten
Personen met een cystitis die behoren tot een risicogroep, lopen een groter risico op het ontwikkelen van complicaties; behandeling met een antibioticum is daarom altijd geïndiceerd.
De behandeling met antibiotica geschiedt doorgaans blind, dat wil zeggen zonder dat de verwekker en het resistentiepatroon bekend zijn. Bij iemand uit een risicogroep wordt altijd een kweek uitgevoerd. Zo kan bij eventueel falen van de therapie worden overgeschakeld naar een ander antibioticum op basis van de kweekuitslag. De ‘blinde’ voorkeursbehandeling (ook wel ‘empirische behandeling’) is gebaseerd op een combinatie van de resistentiecijfers van alle uropathogenen, waaronder die van E. coli, de meest voorkomende verwekker van urineweginfecties. Het advies is om bij de keuze voor een antibioticum ook eventuele eerdere kweekuitslagen mee te nemen in de overweging (arbitrair: van het afgelopen jaar). Andere factoren die bepalend zijn voor de keuze zijn o.a. de kans op complicaties en bijwerkingen en mogelijke interacties van comedicatie. Behandel een zwangere altijd conform de risicogroep zwangeren, onafhankelijk van eventuele andere risicofactoren bij haar 1.
In het Zinnige Zorg Verbetersignalement 'Urineweginfecties' is geconstateerd dat aanbevelingen voor het afnemen van een urinekweek bij patiënten met een urineweginfectie en een verhoogd risico op een gecompliceerd beloop of tekenen van weefselinvasie niet altijd gevolgd worden. Neem bij deze risicogroepen tegelijkertijd met het blind starten van een antibioticum een urinekweek af, zodat eventueel van antibioticum gewisseld kan worden. Dit zorgt voor een sneller herstel en voorkomt een ernstiger beloop van de infectie. Zie voor meer informatie het Zinnige Zorg Verbetersignalement Urineweginfecties. 4
Achtergrond
Definitie
Pyelonefritis en acute prostatitis zijn urineweginfecties met tekenen van weefselinvasie; bij een pyelonefritis is de infectie gelokaliseerd in het nierbekken en nierweefsel; bij een acute prostatitis in de prostaat. Urosepsis is sepsis als gevolg van een urineweginfectie. SWAB definieert deze infecties als urineweginfecties met systemische symptomen 3.
Symptomen
Tekenen van een weefselinvasie zijn: koorts, rillingen, algemeen ziek zijn, flank- of perineumpijn en acute (toename van) verwardheid/delier. Koorts is een gebruikelijk symptoom, maar kan vroeg in het ziekteverloop of bij ouderen ontbreken.
Behandeldoel
Doel van de behandeling is het verminderen van klachten en het voorkomen van complicaties.
Uitgangspunten
Een pyelonefritis, acute prostatitis of urosepsis kan ernstig verlopen, behandeling met antibiotica is daarom altijd noodzakelijk. Bij iemand met dit type urineweginfectie wordt altijd een kweek met resistentiebepaling uitgevoerd. Zo kan bij eventueel falen van de therapie worden overgeschakeld naar een ander antibioticum op basis van de kweekuitslag. De antibiotische behandeling wordt daarna wel al ‘blind’ gestart met een antibioticum uit het stappenplan, dat wil zeggen voordat de uitslag van de ingezette kweek en de resistentiebepaling bekend zijn.
In het Zinnige Zorg Verbetersignalement 'Urineweginfecties' is geconstateerd dat aanbevelingen voor het afnemen van een urinekweek bij patiënten met een urineweginfectie en een verhoogd risico op een gecompliceerd beloop of tekenen van weefselinvasie niet altijd gevolgd worden. Neem bij deze risicogroepen tegelijkertijd met het blind starten van een antibioticum een urinekweek af, zodat eventueel van antibioticum gewisseld kan worden. Dit zorgt voor een sneller herstel en voortkomt een ernstiger beloop van de infectie. Zie voor meer informatie het Zinnige Zorg Verbetersignalement Urineweginfecties. 6
Bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is het van belang een antibioticum te geven dat voldoende in de weefsels penetreert en dat bij blinde behandeling (‘empirische behandeling’) een grote trefkans heeft, gezien het ernstigere karakter van de infectie. Ook het resistentiecijfer (van zowel E. coli als alle uropathogenen tezamen) speelt een belangrijke rol bij de keuze voor een middel. Volgens SWAB is het niet altijd mogelijk een onderscheid te maken tussen acute prostatitis, pyelonefritis en urosepsis 3. Daarnaast heeft het onderscheid geen gevolgen voor de keuze van de empirische (‘blinde’) antimicrobiële behandeling.
De behandelopties bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie zijn beperkt, met name door het bestaan van antibiotica-resistentie 1 3.
Bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie wordt onderscheid gemaakt tussen vrouwen en mannen. De keuze voor het antibioticum is gelijk, maar bij mannen is de behandelduur over het algemeen langer. Deze tekst bespreekt de behandeling van urineweginfecties met tekenen van weefselinvasie of met systemische symptomen in de eerste- en tweedelijnszorg. Het behandelplan Eerstelijnszorg bespreekt de behandelopties bij patiënten onder behandeling van de huisarts, op basis van de NHG-Standaard Urineweginfecties 1. Het behandelplan Tweedelijnszorg bespreekt de behandelopties voor patiënten die onder behandeling zijn van de uroloog in het ziekenhuis en is gebaseerd op de SWAB-richtlijn Urineweginfecties met systemische symptomen bij volwassenen 3.
Zet op geleide van de uitslag van de kweek en het resistentiepatroon de initiële 'empirische' behandeling voort of pas deze aan, zo mogelijk naar een antibioticum met een smaller werkingsspectrum.
Achtergrond
Definitie
Bij een jong kind met een urineweginfectie is er een groter risico op een complicatie, of op falende behandeling; dit geldt ook voor een cystitis die zich beperkt tot het oppervlak van de blaasmucosa, zonder tekenen van weefselinvasie. Pyelonefritis en acute prostatitis zijn urineweginfecties met tekenen van weefselinvasie; bij een pyelonefritis is de infectie gelokaliseerd in het nierbekken en nierweefsel; bij een acute prostatitis in de prostaat.
Bij jonge kinderen kan de oorzaak een anatomische afwijking zijn, zoals vesico-ureterale reflux (VUR), verdubbelingsanomalieën van de urinewegen, hydronefrose, mega-ureter en urethrale obstructies. Ongeveer een derde van de kinderen met een cystitis heeft VUR. Bij de meeste kinderen verdwijnt deze VUR spontaan. VUR blijkt familiair voor te komen; het komt bij 43% van de kinderen voor als de moeder bekend is met VUR. Bij broertjes of zusjes van patiënten met VUR blijkt 32% ook VUR te hebben 1.
Symptomen
Bij niet-zindelijke kinderen uit een urineweginfectie zich vooral in algehele malaise, koorts en buikpijn; bij zindelijke kinderen vaker in buikpijn, een pijnlijke of branderige mictie en/of een toegenomen mictiefrequentie. Daarnaast kunnen kinderen met een urineweginfectie last van obstipatie hebben. Tekenen van weefselinvasie bij kinderen zijn daarnaast 1:
- braken;
- sufheid;
- verminderde urinestraal;
- verminderde groei/stagnatie van de gewichtstoename (vooral bij kinderen < 3 maanden).
Behandeldoel
Doel van de behandeling is het verminderen van de klachten en het voorkomen van weefselinvasie of complicaties daarvan.
Uitgangspunten
Bij jonge kinderen is voor de diagnose een positieve kweek vereist. Hiervoor is een niet-gecontamineerd urinemonster nodig. Bij niet-zindelijke kinderen is dit lastig te verkrijgen; de urine wordt bij hen daarom bij voorkeur verzameld door middel van ‘clean catch’, een methode waarbij de middenstroomurine direct wordt opgevangen zonder gebruik te maken van een plaszakje. Een niet-herkende of niet-behandelde urineweginfectie bij jonge kinderen (< 4-5 jaar) kan leiden tot een acute klinische verslechtering en op de lange termijn tot hypertensie en nierschade, al is dit risico klein 1. Belangrijk is om direct met een antibiotische behandeling te beginnen, wanneer een infectie is aangetoond. De meeste kinderen herstellen met de juiste behandeling snel en zonder restverschijnselen. Stem de keuze van de behandeling af op de verschijnselen, zet bij tekenen van weefselinvasie een andere behandeling in dan bij symptomen die wijzen op een cystitis 1 3 4.
De behandeling met antibiotica geschiedt vaak blind (‘empirisch’), dat wil zeggen zonder dat de verwekker en het resistentiepatroon bekend zijn. De voorkeursbehandeling is gebaseerd op een combinatie van de resistentiecijfers van alle uropathogenen, waaronder die van E. coli, verreweg de meest voorkomende verwekker. Het advies is om bij de keuze voor een antibioticum ook eventuele eerdere kweekuitslagen (arbitrair: van het afgelopen jaar) mee te nemen in de overweging. Andere factoren die bepalend zijn voor de keuze zijn o.a. het risico op complicaties en bijwerkingen. Bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is het tevens van belang een antibioticum te geven dat voldoende in de weefsels penetreert 1.
Geneesmiddelen
antibacteriële middelen, overige
fluorochinolonen
oestrogenen
penicillinen
sulfonamiden en trimethoprim
Geneesmiddelen
aminoglycosiden
antibacteriële middelen, overige
carbapenems
cefalosporinen
- cefalexine
- cefazoline (off-label)
- ceftazidim
- ceftolozaan/tazobactam
- ceftriaxon
- cefuroxim (systemisch)
fluorochinolonen
glycopeptiden
penicillinen
sulfonamiden en trimethoprim
Geneesmiddelen
aminoglycosiden
antibacteriële middelen, overige
carbapenems
cefalosporinen
- cefazoline (off-label)
- cefepim
- cefiderocol
- cefotaxim
- ceftazidim
- ceftazidim/avibactam
- ceftolozaan/tazobactam
- ceftriaxon
- cefuroxim (systemisch)